Samenvatting Zelfgemaakte vragen + antwoorden die alle hoorcolleges, werkcolleges en casussen van FABA304 samenvatten
36 views 2 purchases
Course
FA BA304 Oncologie (FABA304)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Zelfgemaakte vragen die alle hoorcolleges, werkcolleges en casussen van FABA303 samenvatten. Als je deze vragen kan beantwoorden, ken je de hoorcolleges, werkcolleges en casussen en ben je goed voorbereid op het tentamen. Antwoorden staan onderaan het document.
1. Welke 3 aminozuren kunnen gefosforyleerd worden?
2. Op welke manier is DNA opgerold zodat het heel klein is?
3. Hoe noem je DNA dat rijk aan histonen (en dus compact DNA)?
4. Hoe noem je DNA arm aan histonen (en dus minder compact DNA, makkelijker af te lezen)?
5. Wat doet een kinase met een eiwit?
6. Zijn fosfatases vaak tumorsuppressors of oncogenen?
7. Wat zijn de 4 basen van DNA?
8. Waaruit is een nucleotide opgebouwd?
9. Hoe zijn nucleotides aan elkaar verbonden?
10. Replicatie gaat altijd van ….
11. Uit welke 2 delen bestaat telomerase?
12. Wat is een telomeer?
13. Aan welk eind bindt telomerase?
14. Hoe gaat dit vervolgens in z’n werk?
15.
Dit is het telomere uiteinde van een chromosoom. De template van het telomerase-enzym
ziet er als volgt uit:
16. In welke soort cellen is telomerase aanwezig/actief?
17. Wat doet HAT? En HDAC?
18. Waar staat DNMT voor en wat doet het?
19. Waar wordt DNA gemethyleerd?
20. Methylering kan voor gen silencing zorgen via 3 mechanismen:
21. Welke veranderingen in epigenetica kunnen zorgen voor carcinogenese?
22. Zonder DNA methyltransferase wordt methylatie doorgegeven naar …% van de dochtercellen.
OW1:
1. Noem risicofactoren voor het ontwikkelen van dikke darmkanker.
2. Noem mogelijke oorzaken van dikke darmkanker.
3. Hoeveel stadia zijn er bij dikke darmkanker? Beschrijf wat er in elk stadium gebeurt.
4. Noem symptomen van dikke darmkanker.
5. Wat wordt er in Nederland gedaan qua preventie tegen dikke darmkanker?
6. Van dikke darmkanker kunnen vier verschillende moleculaire subtypes onderscheiden
worden. De subtypes verschillen onder andere in hun genomische en epigenomische
eigenschappen. Welke 4 subtypes zijn dit?
7. Wat wordt verstaan onder CIMP (CpG island methylator phenotype)?
8. Wat wordt verstaan onder SCNA (somatic copy number alterations)?
9. Wat wordt verstaan onder MSI (microsatellite instability)?
10. Wat wordt verstaan onder CIN (chromosomal instability)?
, 11. Wat heeft het “Vogel-gram” (naar de onderzoeker Bert Vogelstein) voor inzicht opgeleverd in
de ontwikkeling van dikke darmkanker?
12. Van dikke darmkanker kunnen vier verschillende moleculaire subtypes onderscheiden
worden. Welke zijn dat?
13. Welke karakteristieken van de tumor worden in het algemeen beschreven in deze
verschillende subtypes?
14. Wat zijn de 4 subtypes in het kort?
15. Wat is de samenhang van MSI, CIMP en hypermutatie bij CMS1?
16. Welk type mutatie vind je vooral bij CMS1?
17. Welk type mutatie vind je vooral bij CMS3?
18. Ontwikkelen alle subtypes (CMS1 tm 4) zich volgens het traditionele Vogelstein-model?
19. Wat is het werkingsmechanisme van cetuximab?
20. Wanneer werkt cetuximab niet?
21. Wat is het werkingsmechanisme van encorafenib?
22. Waarop berust de combinatietherapie cetuximab-encorafenib?
23. Stel dat een patiënt de combinatietherapie cetuximab en encorafenib krijgt en een KRAS
mutatie ontwikkelt, werken beide geneesmiddelen dan nog?
24. Als een geneesmiddel eindigt op tinib, wat is het dan voor soort geneesmiddel?
25. Als een geneesmiddel eindigt op rafenib, wat is het dan voor soort geneesmiddel?
26. Als een geneesmiddel eindigt op metinib, wat is het dan voor soort geneesmiddel?
27. Wat voor soort antilichaam is het als het omab is?
28. Wat voor soort antilichaam is het als het ximab is?
29. Wat voor soort antilichaam is het als het zumab is?
30. Wat voor soort antilichaam is het als het mumab is?
31. Noem 5 bijwerkingen van cetuximab en verklaar.
Hoofdstuk 4 boek:
1. Hoe noem je de EGF receptor (epidermale groei factor receptor) ook wel?
2. Hoe is die receptor opgebouwd?
3. In welke algemene stappen gaat deze signaaltransductie als een groeifactor bindt?
4. Diep de ‘Recruteren van eiwitten met SRC homologie 2 (SH2) domeinen naar nieuwe
gefosforyleerde tyrosine aminozuren’ stap meer uit.
5. Wat voor soort molecuul is RAS?
6. Diep de ‘activatie van RAS’ stap meer uit.
7. Hoe kan RAS geïnactiveerd worden?
8. Diep de ‘Activatie van een serine/threonine kinase cascade (RAF MEK MAPK)’ stap
meer uit.
9. PI3K (lipide kinase, enzym dat lipiden fosforyleert) is een ander effector eiwit van RAF. Leg
gedetailleerd uit hoe die signaaltransductieroute gaat.
10. Hoe kan PIP3 weer omgezet worden in PIP2?
11. Wat is een oncogen?
12. Wat is een tumor suppressor gen?
13. Noem een uitzondering waarbij mutatie in 1 gen al kan zorgen voor kanker.
14. Noem voorbeelden van oncogenen.
15. Noem voorbeelden van tumor suppressor genen.
16. Hoe noem je normale genen die door een mutatie oncogenen worden?
Hoofdstuk 6 boek:
,1. Leg Knudson’s two-hit hypothesis uit.
2. De meeste fosfatases zijn ….
3. Wat zijn upstream activatoren van p53?
4. Noem 4 downstream effecten van p53.
5. Door welk eiwit wordt p53 onder andere gereguleerd en hoe?
6. Wanneer er sprake is van DNA schade, door welke moleculen wordt p53 dan geactiveerd?
7. Wat is een belangrijk downstream effect van p53 dat gegenereerd wordt wanneer de
celcyclus tot stilstand gebracht moet worden?
OW2:
1. Noem risicofactoren voor het ontwikkelen van borstkanker.
2. Wat zijn de bekendste genen die betrokken zijn bij de erfelijke aanleg voor borstkanker?
3. Noem symptomen van borstkanker.
4. Wat zijn de histologische subtypen van borstkanker?
5. Wat zijn de 4 moleculaire subtypes van borstkanker?
6. Leg triple negatief meer uit.
7. Hoe wordt dit normaal behandeld?
8. Leg HER2+ meer uit.
9. Hoe wordt dit normaal behandeld?
10. Leg luminaal B meer uit.
11. Hoe wordt dit normaal behandeld?
12. Leg luminaal A meer uit.
13. Hoe wordt dit normaal behandeld?
14. Wat is het werkingsmechanisme van doxorubicine?
15. Wat is het werkingsmechanisme van cyclofosfamide?
16. Welke bijwerkingen vanuit het werkingsmechanisme van doxorubicine en cyclofosfamide zijn
te verklaren?
17. Bij 5 tot 10 % van de borstkankerpatiënten is er sprake van erfelijke aanleg. BRCA1 en BRCA2
zijn de twee voornaamste genen die hierbij betrokken zijn. Beschrijf welke rol deze genen
spelen bij het herstel van DNA-schade.
18. Wat is het werkingsmechanisme van olaparib?
19. Geef een mechanistische verklaring waarom patiënten met BRCA mutaties goed reageren op
olaparib.
20. Hoe noem je dit fenomeen?
21. Olaparib is minder toxisch voor gezonde cellen dan tumorcellen. Hoe is dit te verklaren?
22. Wat is sanctuary site problematiek en relateer dit aan het gebruik van olaparib.
23. Wat is depurinatie?
24. Wat is deaminering?
25. Hoe zorgt UV-straling voor DNA verandering?
26. Beschrijf hoe base excisie reparatie werkt.
27. Beschrijf hoe nucleotide excisie reparatie werkt.
28. Beschrijf hoe mismatch reparatie werkt.
29. Welke mechanismes zijn er voor dubbelstrengs breuken?
30. Beschrijf hoe nonhomologous end-joining werkt.
31. Beschrijf hoe homologe recombinatie werkt.
32. Vul in:
, 33. Vul in:
34. Noem 5 typen mutaties.
35. Overexpressie van een niet-gemuteerd eiwit kan het gevolg zijn van: (noem 3 dingen)
36. Wat is een driver mutatie?
37. Wat is een passenger mutatie?
38. Hoe kan ioniserende radiatie zorgen voor mutaties?
39. Hoe kan UVA DNA beschadigen?
40. Waarom hebben obese vrouwen grotere kans op het ontwikkelen van borstkanker?
41. Er zijn 2 modellen voor de mechanismes waardoor oestrogenen kanker kunnen veroorzaken.
Beschrijf beiden.
42. Wat doet PARP?
43. Noem 7 resistentie mechanismes tegen kankergeneesmiddelen.
44. Wat is het werkingsmechanisme van trastuzumab?
45. Trastuzumab behoort net als olaparib tot de groep nieuwe oncolytica. Nieuwe oncolytica
hebben vaak een ander bijwerkingenprofiel in vergelijking met klassieke oncolytica (bijv
cyclofosfamide), doordat ze specifieker aangrijpen. Toch zou olaparib nog specifieker zijn dan
trastuzumab voor wat betreft aangrijpen en daardoor bijbehorende bijwerkingen. Leg dit uit.
OW3:
1. Wat is een melanoom?
2. Noem een aantal risicofactoren voor het krijgen van een melanoom.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller renskeveltmaat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.31. You're not tied to anything after your purchase.