100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting college 4a Externe Verslaggeving $8.27   Add to cart

Summary

Samenvatting college 4a Externe Verslaggeving

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Betreft een samenvatting van het vak Externe Verslaggeving van de Master Accountancy aan de Nyenrode Business Universiteit. Geschreven op basis van het handboek externe verslaggeving van EY 2023. Betreft een samenvatting van college 4a: On of off balance (met uitzondering van valuta- en rente-instr...

[Show more]

Preview 3 out of 17  pages

  • September 7, 2023
  • 17
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
RJ 228 – Overige vlottende activa

Activa zijn vlottend indien:
 De verwachting is dat het actief zal worden gerealiseerd, of wordt gehouden voor de verkoop
of het gebruik binnen de normale productiecyclus van de activiteiten van de rechtspersoon; of
 Het actief primair wordt gehouden voor de verkoop of voor de korte termijn en de verwachting
is dat realisatie van het actief zal plaatsvinden binnen 12 maanden na de balansdatum; of
 Sprake is van liquide middelen of van een equivalent van liquide middelen dat niet beperkt is
in zijn aanwendbaarheid. Onder een equivalent van liquide middelen wordt in dit verband
verstaan een zeer courant actief dat zonder beperkingen en eenvoudig is om te zetten in
liquide middelen en waarvoor geen belangrijke risico’s voor het optreden van
waardeveranderingen bestaan.


IAS 1 behandelt het looptijdcriterium als een zelfstandig criterium: als het actief naar verwachting
binnen 12 maanden na balansdatum zal worden gerealiseerd, is sprake van een vlottend actief. De
Richtlijnen koppelen het looptijdcriterium aan het criterium van aanhouden voor de verkoop.

Splitsing naar categorie
RJ en IFRS kennen een zekere vorm van ‘indeling’ van groepen van gelijksoortige financiële activa in
het kader van de bepaling van de toe te passen voorschriften voor waardering en resultaatbepaling
(welke indeling niet noodza-kelijkerwijze als balanspresentatie behoeft te worden toegepast). Het
onderscheid in groepen (categorieën) is voor RJ en IFRS niet gelijk.

Voor een jaarrekening op basis van de Nederlandse voorschriften is de indeling in de balans
voorgeschreven op basis van het Besluit modellen jaarrekening. Daarmee is een balanspresentatie op
basis van (enkel) de waarderingscategorieën meestal niet mogelijk.

Onder de vlottende activa dienen afzonderlijk te worden opgenomen:
 Voorraden;
 Vorderingen;
 Effecten;
 Liquide middelen; en
 Overlopende activa.

Onder IFRS zijn er beperktere voorschriften voor indeling in de balanspresentatie, zodat het kan
voorkomen dat de in balanspresentie opgenomen indeling meer (of zelfs exact) aansluiting vertoont
met de indeling voor de waarderingscategorieën. Overigens schrijft IFRS 7 een nadere toelichting op
de aansluiting tussen de balanspresentatie en indeling in waarderingscategorieën ook expliciet voor.

IFRS kent geen voorschriften voor indeling van de balans en winst-en-verliesrekening anders dan het
voorschrift dat de balans ten minste de posten ‘inventories’, ‘trade and other receivables’, ‘cash and
cash equivalents’, afzonderlijk dient weer te geven.

IFRS 7 geeft wel nadere aanwijzingen voor presentatie van financiële activa en financiële
verplichtingen in ‘categories’ en ‘classes’: indeling op basis van de aard van de onderneming of
andere relevante kenmerken.

Verschillen Dutch GAAP – IFRS
Een verschil tussen de Nederlandse wet- en regelgeving en IFRS is dat IFRS een minder
verstrekkende opsomming kent voor de balanspresentatie. Daarnaast kent IFRS een andere
classificatie van activa voor het onderkennen van de grondslag voor de vervolgwaardering van de
desbetreffende (financiële) activa.

,IFRS
Er wordt een onderscheidt gemaakt in schuldinstrumenten en eigen-vermogensinstrumenten.
Schuldinstrument heeft betrekking op handelsvorderingen, overige vorderingen, verstrekte
vorderingen en gekochte obligaties. Eigen-vermogensinstrument heet betrekking op aandelen en
participaties.

IFRS 9 bevat een model met betrekking tot het classificeren van financiële activa.




Activering
Voor een financieel instrument geldt als definitie ‘een overeenkomst die leidt tot een financieel
actief bij een partij en een financiële verplichting of een eigen-vermogensinstrument bij een
andere partij’.

Een financieel actief is elk actief dat:
 Een liquide middel is;
 Een eigen-vermogensinstrument van een andere partij is;
 Een contractueel recht is om:
o Liquide middelen of een ander financieel actief te ontvangen van een andere partij; of
o Financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met een andere partij onder
voorwaarden die potentieel voordelig zijn.
 Een contract is dat de eigen-vermogensinstrumenten van de onderneming zal of kan worden
afgewikkeld en dat:
o Een niet-derivaat is waarbij de onderneming verplicht is, of kan worden, om een
variabel aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de onderneming te
vervangen; of
o Een derivaat is at zal of kan worden afgewikkeld op een andere wijze dan door ruil
van een vast bedrag aan liquide middelen of een ander financieel actief voor een vast
aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de onderneming.

, Opnemen en niet langer verwerken in de balans
Bepaald is dat een rechtspersoon een financieel actief in de balans moet opnemen zodra hij partij
wordt bij de contractuele bepalingen van het instrument. In de regel behoeven rechten voortvloeiend
uit een overeenkomst niet in de balans te worden opgenomen zolang niet een van beide partijen in de
overeenkomst op balansdatum heeft gepresenteerd.

Op grond van Richtlijn 290 dient een financieel instrument niet langer in de balans te worden
opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische
voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot de positie aan een derde zijn
overgedragen.

Vorderingen
De meeste tot de overige vlottende activa behorende vorderingen vallen over het algemeen binnen de
categorie ‘verstrekte leningen en overige vorderingen’ (RJ) respectievelijk ‘schuldinstrumenten tegen
geamortiseerde kostprijs’ (IFRS). Bekende posten in deze groep zijn handelsdebiteuren, rekening-
courantvorderingen op deelneming of op groepsmaatschappij, nog te factureren bedragen en
dergelijke.
Het IFRS 9-model veronderstelt dat door de meeste ondernemingen niet zijnde financiële instellingen
de reguliere handels- en overige vorderingen tegen geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd,
omdat:
 De reguliere, meer ‘rechttoe rechtaan’ voorwaarden en contractuele condities van het
financieel actief zorgen dat de ‘SPPI’-test (‘solely payment of principal and interest’) wordt
doorstaan vanwege het niet aanwezig zijn van bijzondere, afwijkende voorwaarden en
condities ten aanzien van de kasstromen van rente en aflossingen;
 Het bedrijfsmodel (‘business model’) met zich meebrengt dat de handels- en overige
vorderingen uitsluitend worden aangehouden voor het incasseren van de contractuele
kasstromen.

Eerste waardering
Zowel onder de RJ als onder IFRS worden vorderingen in de categorie ‘verstrekte leningen en overige
vorderingen’ respectievelijk ‘schuldinstrumenten tegen geamortiseerde kostprijs’ bij eerste waardering
gewaardeerd tegen de reële waarde, inclusief de transactiekosten.

In een zakelijke transactie zal de reële waarde op het moment van de transactie gelijk zijn aan de
kostprijs en tevens (tenzij sprake is van agio/disagio en transactiekosten) gelijk zijn aan de nominale
waarde van de vordering. Specifiek voor handelsdebiteuren bepaalt IFRS 9 dat de eerste waardering
gelijk is aan de transactieprijs (als vastgesteld aan de hand van de voorschriften van IFRS 15). Daarbij
is wel de veronderstelling dat in de transactieprijs geen significante financieringscomponent is
opgenomen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amber170501. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83637 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.27
  • (0)
  Add to cart