Bewegingsapparaat, Geneeskunde, Leerjaar 3, Maastricht University (GEN3002)
Summary
Samenvatting Themaweek pijn - Gehele uitwerking
7 views 0 purchase
Course
Bewegingsapparaat, Geneeskunde, Leerjaar 3, Maastricht University (GEN3002)
Institution
Maastricht University (UM)
Het document betreft een samenvatting van alle leerdoelen behorende bij de themaweek 'pijn'. De leerdoelen heb ik zelfstandig uitgewerkt middels de aanbevolen literatuur. Op het eindexamen 'Bewegingsapparaat' heb ik een 'uitstekend' behaald.
Bewegingsapparaat, Geneeskunde, Leerjaar 3, Maastricht University (GEN3002)
All documents for this subject (15)
Seller
Follow
marjoleinreintjes
Reviews received
Content preview
Gehele uitwerking leerdoelen pijn
Leerdoel 1: ISAP-definitie van pijn
Pijn is lastig de definiëren. Het woord ervaring is heel erg van belang. Pijn is niet alleen een
waarneming, maar het is een resultaat van een complex samenspel van verschillende signalerende
systemen. Alle signalen die jij ervaart (uiteindelijk ervaar je het met je brein), worden gemoduleerd
op hogere en lagere centra en worden dan teruggegeven naar beneden om het enerzijds te
beïnvloeden en anderzijd s te interpreteren. Ook je culturele achtergrond, de context, je sociale
omgeving en je eigen ervaringen (pijngeheugen/neurotags) spelen een rol in de pijnbeleving.
Neurotags= stel je draait 2x je knie om, dan krijgt je bij de tweede keer een sterkere waarschuwing
naar je hersenen gestuurd (heftigere pijn, dan de eerste keer). Het responsprofiel van de neuronen in
het centrale zenuwstelsel is dan verandert. Dit gebeurd om jou te beschermen van de mogelijke pijn.
Pijn is een persoonlijke ervaring, en hoeft niet noodzakelijkerwijs met weefselbeschadiging samen
te hangen. De traditionele visie op pijn: pijn wordt veroorzaakt door weefselschade/letsel.
Onderzoeken laten zien dat deze relatie niet sterk is. 80% van de 40-50 jarige heeft degeneratieve
afwijkingen op een foto, maar ervaren geen pijn. Er is dus sprake van bedreigend letsel, maar geen
pijn. Andersom komt dit ook voor! Op het moment dat er sprake is van bewustwording en
betekenisgeving, ontstaat er heftige pijn. Op het moment dat iemand zijn arm verliest, maar zich in
een nog onveilige situatie bevindt, ervaart deze patiënt mogelijk geen pijn!
Leerdoel 2: Bio-psycho-sociaal model van pijn
Het model, dat beschrijft dat meerdere factoren invloed hebben op het ontstaan, voortbestaan en
herstel van een ziekte. Hierbij hebben de verschillende factoren invloed op elkaar:
Biologische factor: staat in contact met ons lichaam (weefselschade, ziekten)
Psychische factor: bestaat uit onze persoonlijkheid, gedachtes, gevoelens etc.
Sociale factor: bestaat uit onze contacten met de mensen om ons heen (omgevingsfactoren)
Het biopsychosociale model richt zich op het ziekzijn als een resultaat van een complexe interactie
tussen biologische, psychologische en sociale variabelen. Het is dus een model om aan te geven dat
al deze factoren een uitlokkende, onderhoudende of versterkende rol spelen bij lichamelijke
problematiek en herstel hiervan.
De biologische factoren initiëren, onderhouden en moduleren fysieke ongemakken. De
psychologische factoren beïnvloeden de waarderingen en perceptie van de interne fysiologische
,signalen of symptomen. De sociale factoren shapen dan tenslotte het gedrag van de patiënt op de
bovenstaande percepties van het fysieke ongemak.
Het onderlinge gewicht van de bio psychosociale factoren kan gedurende het verloop van de ziekte
gaan veranderen. Zo ziet men in de acute fase dat de biologische factoren meer overheersen terwijl
in de chronische fase juist de psychosociale factoren van belang zijn.
Het is dus belangrijk om bij chronische pijn deze psychosociale factoren mee te nemen in de
behandeling.
Waddell’s biopsychosociaal model voor pijn (Glasgow Illness Model):
Dit model was opgesteld zodat artsen patiënten met chronische lage rugpijn beter kunnen begrijpen.
Dit model beschrijft vier belangrijke domeinen: het fysieke probleem, psychologische stress,
ziektegedrag en de sociale omgeving. Het model verplicht de arts om niet alleen de symptomen en
tekenen van ziektegedrag te differentiëren, maar ook naar de verhouding tussen de hoeveelheid
aantoonbare “ziekte” als oorzaak van pijn en de mate van beperking veroorzaakt door de pijn. Hoe
deze beslissing gemaakt moet worden, wordt aan de arts zelf overgelaten.
Het Glasgow model geeft geen verklaring voor de
verbinding tussen de verschillende domeinen,
waardoor het een model blijft met vier losse domeinen.
Door chronische pijn op een biopsychosociale manier
te bekijken, kan de arts focussen op de individuele
omgeving, die de grootste impact heeft op de
symptomen van de patiënt.
Fear-avoidance model:
Angst is een emotionele reactie op specifieke, herkenbare en
onmiddellijke dreigingen. Vrees kan een persoon
beschermen tegen naderend gevaar, omdat het
verdedigingsgedrag activeert; de fight-or-flight respons.
Het vrees-vermijdingsmodel is bedacht om te verklaren
waarom chronische pijn kan ontstaan.
Wanneer pijn ontstaat kunnen mensen twee verschillende
paden inslaan:
1. Mensen kunnen hun onafhankelijkheid voortzetten,
zonder negatieve gedachten aan de pijn, waardoor
ze de pijn uiteindelijk accepteren en ermee leren omgaan. Dit leidt tot een sneller herstel.
2. Wanneer er op een katastroferende manier met de pijn wordt omgegaan, kunnen deze
gedachten leiden tot pijn-gerelateerde angst, wat geassocieerd is met veiligheid-zoekend
gedrag, zoals vermijding. Dit kan er echter toe leiden dat de pijn erger wordt en in een
chronische fase terecht komt door het niet gebruiken en de beperking. Dit kan er weer voor
zorgen dat de pijn-treshold verlaagd wordt; de patiënt komt terecht in een visieuze cirkel.
o Patiënten stemmen hun gedrag af op angst. Hierdoor worden bijvoorbeeld spieren
niet geprikkeld, en spieren worden lui. Als je ze dan wel gaat stimuleren, reageren ze
hier heel heftig op en dit is niet bevorderlijk voor je pijn. Daarnaast is het beperken
van jezelf ook niet goed voor je algemene stemming. Daarnaast als de pijn als jouw
, aandacht opeist, dan heb je ook een meer intenste pijnervaring. Patiënten komen in
een vicieuze cirkel terecht.
Leerdoel 3: Neurofysiologie van pijn
Pijn kan worden opgewekt door verschillende pijn stimuli. Deze woorden geclassificeerd als:
mechanische, thermische en chemische pijnstimuli. Over het algemeen wordt snelle pijn veroorzaakt
door mechanische en thermische stimuli, terwijl langzame pijn door alle drie de soorten stimuli kan
worden opgewekt. Voorbeelden van chemische pijnstimuli: bradykinine, serotonine, histamine, K+,
H+, acetylcholine en proteolytische enzymen. Prostaglandine en substantie P versterken de
gevoeligheid van de zenuwuiteinden, maar wekken de pijn niet rechtstreeks op. Deze chemische
stimuli zijn vooral belangrijk bij het stimuleren van de langzame, lijdende pijn die optreedt na
weefselschade. De nociceptoren passen zich i.t.t tot de meeste andere sensorische receptoren van
het lichaam, niet of heel weinig aan. Onder sommige omstandigheden wordt de excitatie van
pijnvezels zelfs steeds groter, naarmate de pijnstimulus blijft bestaan. Deze toename in gevoeligheid
van de nociceptoren wordt hyperalgesie genoemd. Pijnreceptoren adapteren niet, dit is eigenlijk ook
wel logisch. Want dit staat de pijn toe om de patiënt op de hoogte te houden van het feit dat er een
stimulus aanwezig is die kan leiden tot weefselschade (mits deze stimulus aanhoudt).
Chemische pijnstimuli hebben een speciaal belang bij weefselbeschadiging. Bradykinine is het meest
verantwoordelijk voor het veroorzaken van pijn na weefselbeschadiging. De intensiteit van de pijn
correleert ook met de lokale toename van K+-ionen of de toename van proteolytische enzymen die
de zenuwuiteinde direct aanvallen en zij leiden ook tot pijn doordat zij de zenuwmembranen meer
permeabel maken voor ionen. Ook ischemie kan leiden tot pijn: accumulatie van lactaat in de
weefsels kan hiervoor een oorzaak zijn. Ook kunnen andere chemische stimuli zoals bradykinine en
proteolytische enzymen gevormd worden in het weefsel door cel schade. Daarnaast zijn
spierspasmen een veelvoorkomende oorzaak van pijn, en het is de basis van veel klinische
pijnsyndromen. Deze pijn komt waarschijnlijk gedeeltelijk voort door het directe effect van
spierspasmen op het stimuleren van mechanische pijnreceptoren, maar het kan ook een indirect
effect zijn van ischemie (dichtdrukken bloedvaten + verhogen metabolisme).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marjoleinreintjes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.65. You're not tied to anything after your purchase.