In deze samenvatting vind je alles wat te kennen moet zijn voor het vak Anatomie op de Thomas More Hogeschool in Turnhout. Deze samenvatting werd in het studiejaar van geschreven. Het vak werd gegeven door Jurre Geentjes.
1. De student hanteert zowel de wetenschappelijke nomenclatuur als de populaire benamingen
correct.
2. De student situeert bewegingen van het menselijk lichaam in
de anatomische vlakken en assen.
3. De student kan op elk botstuk alle relevante punten
aanduiden. (schematische tekening)
4. De student kan elke spier herkennen op een tekening of
schets.
5. De student kan de oorsprong, aanhechting, het correcte
verloop van een spier van het menselijk lichaam (schematisch)
weergeven op een tekeningen.
6. De student is in staat om spierwerk te analyseren tijdens zowel
geïsoleerde als functionele bewegingen.
7. De student kan volgende algemene eigenschappen van zowel botten, gewrichten, spieren
geven: de functie - de soorten - de opbouw
Voorbeeldvraag bij afbeelding van bewegende persoon: Welke spieren zijn hier aan het werk?
1. Inleiding
DOELSTELLINGEN
• De betrokken structeren kunnen beschreven worden in de conventionele terminologie.
• Deze kunnen worden aangeduid op een schematische tekening.
• Het verband wordt gelegd tussen vorm, ligging en functie.
2. Nomenclatuur
Elke persoon heeft 206 beenderen en evenveel spieren ongeacht geslacht of somatotype.
Wanneer iemand ‘gespierder’ is, wil dit gewoon zeggen dat deze spieren beter ontwikkeld zijn.
Systematische anatomie = Beschrijft het lichaam volgens stelsels en systemen.
• Gastro-intestinaal stelsel
• Neurologisch stelsel
• Locomotorisch systeem
• Osteologie (= studie van de beenderen)
• Artrologie of syndesmologie (= leer van de verbindingen)
• Myologie (= leer van de gestreepte spieren)
Gestreepte spieren = Spieren waarover je zelf de controle hebt en kan aansturen via
het zenuwstelsel.
Gladde spieren = Spieren die niet bewust gecontroleerd kunnen worden. Hierover
moet niet worden nagedacht. Vaak op organen.
Topografische anatomie = Verdeelt het lichaam in regio’s, wat ruimtelijke ordening en
onderlinge relaties verduidelijkt.
ORIËNTATIETERMEN
Anatomische houding
• Persoon staat rechtop
• Persoon houdt hoofd rechtop, aangezicht naar voor
• Persoon houdt armen gestrekt naast het lichaam
• Handpalmen zijn naar voren gekeerd
• Voeten zijn iets gespreid, voeten naar voren
3 vlakken
Bewegingen van bepaalde vlakken zijn altijd gekoppeld aan bepaalde assen.
1. Transversaal vlak (= horizontaal vlak)
• Plaat boven en onder, bij beweging raak je geen plaat.
• As loopt door het hoofd naar beneden.
• Bewegingen in het transversale vlak doorlopen de transversale as
(= verticale as) (= longitudinale as)
• Rotatie en torsie
• Exorotatie = Naar buiten draaien
• Endorotatie = Naar binnen draaien
2
, 2. Frontaal vlak
• Een muur voor en achter, bij beweging geen muur raken.
• As loopt van voor naar achter
• Bewegingen in het frontale vlak doorlopen de sagittale as.
• Abductie = naar buiten toe (verder van het lichaam weg)
• Adductie = naar binnen toe (dichter bij het lichaam)
3. Sagittaal vlak
• Zijaanzicht
• Een muur links en rechts, bewegingen doen zonder de muur te raken.
• Bewegingen in het sagittale vlak gaan door de frontale as.
• Flexie = plooien en voorwaarts
• Extensie = strekken en achterwaarts
Superior = boven
Craniaal = in de richting van het cranium
(= schedel)
Inferior = onder
Caudaal = in de richting van de cauda
(= staart)
Anterior = vooraan
Ventraal = in de richting van de venter
(= buik)
Posterior = achteraan
Dorsaal = in de richting van de dorsum
(= rug)
Mediaal = naar het midden toe
Mediale lijn = middenlijn van het lichaam
Lateraal = naar buiten toe
Superficiaal = oppervlakkig
de huid is superficiaal gelegen
van het hart
Profundus = in de diepte
de darmen zijn profunder gelegen van
het haar
Specifiek voor extremiteiten
Proximaal = naar de romp toe
Distaal = op een afstand van de romp, verder weg naar het uiteinde
Palmair = naar de handpalm gericht
Plantair = nar de voetzool gericht
Dorsaal = naar de handrug gericht
Dorsaal = naar de voetrug gericht
Radiaal = aan de kant van de duim (= duimzijde)
Ulnair = aan de kant van de pink(= pinkzijde)
Tibiaal = aan de kant van de grote teen (= scheenbeen)
Fibulair = aan de kant van de kleine teen (= kuitbeen)
Algemene basisbewegingen
Flexie = buigen
Bewegingen rond een frontale as in het sagittale vlak.
Extensie = strekken
Retroflexie = arm naar achter trekken
Anteflexie = arm naar voor steken Bewegingen rond een sagittale as in het frontale vlak.
Abductie = afvoeren (naar buiten toe)
Adductie = aanvoeren (naar het lichaam toe)
Exorotatie = naar buiten draaien
Endorotatie = naar binnen draaien. Bewegingen rond een verticale as in het transversale vlak.
4
,Specifiek voor voorarm en voet (elleboog en enkel)
Supinatie = beweging van de voorarm waarbij de handpalm naar voor komt
(= soepkommetje maken)
= beweging van de voorvoet zodat zool mediaal wijst
Pronatie = bewegingen van de voorarm waarbij de handpalm naar achter komt
= beweging van de voorvoet zodat zool lateraal wijst.
Specifiek voor voet
Plantairflexie = de voetrug beweegt weg van de voorzijde van het been
(= tippen staan – tenen strekken)
Dorsiflexie = de voetrug beweegt naar de voorzijde van het been
(= tenen naar lichaam toe trekken)
Inversie = beweging van de gehele voet zodat de voetzool mediaal wijst.
Gaat gepaard met supinatie en adductie van de voorvoet en een
plantairflexie in de enkel.
Eversie = beweging van de gehele vet zodat de voetzool lateraal wijst.
Gaat gepaard met pronatie en abductie van de voorvoet en een
dorsiflexie in de enkel.
Voorbeeldvraag examen: Beschrijf de uitgevoerde beweging.
Lichaamsdeel tek. A => tek. B tek. B => tek. C
Enkel Dorsiflexie Plantairflexie
Knie Flexie Extensie
Heup Flexie Extensie
Elleboog / Extensie
Schouder / Extensie
• De functie van de beenderen
• De bouw van lange beenderen
• Beenmechanica
Functie van de beenderen
Menselijk lichaam bestaat uit 206 botstukken => vormen samen het skelet
• Truncus: 80 beenderen
Ø Os cranium (= schedel)
Ø Os columna vertebralis (= wervelkolom)
Ø Os costa (= ribben)
Ø Os sternum (= borstbeen)
Ø Os hyoideum (= tongbeen)
• Bovenste lidmaat: 2 x 32 beenderen (L & R)
• Onderste lidmaat:2 x 31 beenderen (L & R)
Beenderen:
ð Harde geelachtig-glanzende, elastische en levendige organen.
ð Rijk beïnvloed, gemineraliseerd en voortdurend in ombouw door inwerkende krachten.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mayenneleermakers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.55. You're not tied to anything after your purchase.