Ethologie
Ethologie: gedragsleer van dieren in het wild
4 why’s van Tinbergen
1. - Oorzaak, als antwoord op waardoor het gedrag vertoond wordt (stimulus)
- Mechanisme, als antwoord op hoe gedrag tot stand komt (hersenen, spieren)
2. Ontwikkeling en leren, als antwoord op hoe het gedrag gedurende levensjaren tot stand komt
→ proximate verklaringen
3. Functie, als antwoord waarom het gedrag vertoont wordt (nut in de overlevingswaarde) -> evolutie
4. Evolutionaire oorsprong, als antwoord hoe het gedrag zich ooit ontwikkeld heeft
→ ultimate verklaringen
Voorbeeld hond
Oorzaak: urineergedrag, motorisch centrum stuurt prikkels naar de spieren van de poot en heup
Ontwikkeling, leren: als adult leren schrappen
Functie: begraven van de ontlasting (kat)/markeren (hond)
-> begraven: niet opgemerkt worden door prooidier of soortgenoten, hygiëne (hypothesen)
-> markeren: territorium
Evolutionaire oorsprong: afstamming van de wolf en dus…
Functie (heden) en Evolutie (verleden)
Functie: Overlevingswaarde = biologische betekenis = adaptieve waarde
• Een dier vertoont gedrag waardoor meer overlevingskansen én meer nakomelingen
• Nakomelingen zullen het gedrag van hun ouder geërfd hebben -> vertonen ook dat gedrag
• Nakomelingen produceren ook meer nakomelingen met dat gedrag -> gedrag verspreidt zich in
populatie
Evolutie
Gedrag is geëvolueerd via natuurlijke selectie, Darwin’s evolutietheorie met als elementen:
1. Gedragsverschillen tussen individuen van eenzelfde soort (door mutatie)
2. De verschillen zijn genetisch
3. Individu met gedrag dat het beste is aangepast aan de omgeving produceert meer nakomelingen
die overleven tot adulten
Gedrag vaak ook negatieve gevolgen
-> evolutionair een kosten-basten analyse:
• Baten, meer nakomelingen door gedrag
• Kosten, minder nakomelingen door het gedrag
Gedrag zal zich handhaven als er meer zijn = hogere fitness
-> Baten zijn groter dan de kosten → gedrag is altijd een compromis
Zintuigen
Stimulus opgevangen door zintuigen, 3 soorten:
• Proprioreceptoren: stand van spieren en pezen
• Interoreceptoren: info lichaam
• Exteroreceptoren: info omgeving
-> soort stimulus: licht, mechanisch, chemisch, elektrisch, magnetisch
Horen bepaalde zintuigen bij
,Dieren hebben verschillende of verschillend gevoelige zintuigen. Te achterhalen via:
• ethologische conditioneringstechnieken (leerproces)
• fMRI: plaatselijke veranderingen in het zuurstofniveau van het bloed meten als gevolg van
hersenactiviteit
• electrofysiologische methode (actiepotentialen): elektrodes implanteren in de afferente
zenuwen en de van de zintuigen afkomstige actiepotentialen afleiden
Electrofysiologische methode
Rustpotentiaal -70 mV -> binnenkant negatief
* voltage gated ionkanalen waarbij de verandering van de membraanpotentiaal de trigger is voor het
opengaan van de ionkanalen
→ die verandering kan je meten
,Zintuig/Sensorisch mechanisme: energie van een stimulus wordt omgezet in elektrische
signalen (actiepotentialen)
Receptie (waarnemen) -> transductie (omzetten) -> transmissie (doorgeven actiepotentialen) ->
perceptie (verwerken van informatie)
Sensorische cel (gespecialiseerde afferente neuron) die rechtstreeks actiepotentialen genereert
Sensorische cel (oorsprong epitheelcel) die via neurotransmitters de afferente neuronen reguleert
Sensorische mechanismen
• Sensaties: actie-potentialen die het brein bereiken met informatie over omgeving
• Perceptie: gewaarworden van de sensaties
kwabbenlied
Waarom zie je bij een klap op je oog sterretjes? Zintuigencellen van netvlies wordt toch geprikkeld ->
actiepotentialen -> visuele cortex -> zorgt voor beeld (sterretjes)
Synesthesie: zien van kleuren bij het lezen van letters of cijfers -> gebieden van waarnemen van
kleur en letters/cijfers liggen dicht bij elkaar
, Gehoor
Evolutie van oog
• Simpel enkelvoudige oog: planaria -> voor oriëntatie (vinden van
schaduwplekken, weg van het licht)
• Enkel-lens oog (slak, inktvis)
• Facetogen (samengestelde ogen) bij insecten -> facetogen bestaand uit
vele ommatidia: effectief in detectie van beweging
Bijen en vogels hebben een ander kleurenspectrum dan de mens
UV -> extra patroontjes → leidt bij naar waar honing zit
Chemo-receptoren: smaak
Smaakreceptoren bij de vlieg: 4 specifieke chemoreceptoren: zuur, zout, zoet, bitter
Mens: zoet, zuur, zout, bitter, umami
Chemoreceptor: vomeronasaal orgaan
Feromonen: geurstoffen die een signaalfunctie hebben naar soortgenoten
Naast gewone reukorgaan, dus een vomerosnasaal orgaan die feromonen kan waarnemen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurheling. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.