Wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek
Summary
Samenvatting reader Wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek
28 views 1 purchase
Course
Wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek
Institution
Universiteit Gent (UGent)
Book
Inleiding in de pedagogiek
Dit is een samenvatting van de reader 'Inleiding in de pedagogiek', het boek dat je moet kennen voor het vak 'wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek'.
Wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek
All documents for this subject (13)
Seller
Follow
femkeff
Reviews received
Content preview
Grondslagen van de
wetenschappelijke pedagogiek
• Over het verband tussen wetenschap en opvoeding: bij wijze van inleiding
• Het empirisch-analytisch denken ongeschonden uit de methodestrijd
Dominantie van de empirisch-analytische benadering, vooral in Nederland, in pedagogisch en
onderwijskundig onderzoek: men trekt zich van kritiek niks aan. Geen discussie meer over de
relevantie van wetenschappelijk onderzoek. Met de val van de Muur en de overwinning van het
liberaal-kapitalisme geen maatschappijkritische vragen meer.
Pedagogiek niet langer praktische wetenschap
Rond de eeuwwisseling werd pedagogiek een zuivere kenniswetenschap: denkt op technologische
wijze over de verhouding met de vragen van de praxis. De positivistische of technologische
pedagogiek kent een voorloper in de descriptieve pedagogiek van Fischer.
Deze pedagogiek poogt de opvoedingswetenschap van de praktijkopdrachten te scheiden en houdt
vast aan de autonomie-aanspraak: theorievrije beschrijving van de opvoedingswerkelijkheid. Er
wordt vertrokken vanuit de opvatting over de practicus als iemand die handelt, maar niet weet wat
hij doet. De blinde praxis moet object worden van de pedagogische theorie. De descriptieve
pedagogiek is dus theorievrij/voraussetzungsloss en wil een basis voor de theorieopbouw bieden. Bij
de aanvang van de wetenschap moet men beschrijven en zo lang mogelijk door blijven vragen dat
verder vragen zinloos wordt, want elke theoretische of praktische aanpak normeert het object.
Technologische wetenschapsopvatting
In de praxis kunnen de resultaten van de zuivere beschrijving van de werkelijkheid gebruikt worden
met het oog op wat men belangrijk vindt. De praxis gebruikt de resultaten van de wetenschap, de
wetenschap levert wat technologisch bruikbaar is.
Descriptief-empirische pedagogiek
Lochner zegt dat de aanspraak op het statuut ‘wetenschappelijk’ slechts geldt voor de descriptief-
empirische pedagogiek en niet voor de opvoedingsleer. Het doel van de opvoedingswetenschap ligt
immers niet in de beïnvloeding van het pedagogisch handelen, maar in de kennis van wat gegeven is.
Het doeldenken is hier dus uitgeschakeld.
Positivistische wetenschapsopvatting
Brezinka neemt aan dat de descriptieve pedagogiek haar doel niet kon bereiken. Aan de ene kant
bleek het postulaat van de theorievrije beschrijving onhoudbaar, aan de andere kant was er de
onverzoenbaarheid van de descriptief-empirische en normatieve pedagogiek als zogenaamd
gelijkberechtigde disciplines van de opvoedingswetenschap. De positivistische wetenschapsopvatting
,erkent dat het wetenschappelijk vatten van het object of objectbereik door descriptie niet verhelderd
kan worden en gaat er van uit dat uit een empirische vaststelling van wat is, nooit aangegeven kan
worden wat moet zijn.
Er wordt een oplossing gezocht op metatheoretisch niveau: er is een criterium nodig om kennis te
onderscheiden en dat kan niet in de feiten zelf worden gevonden omdat de opvatting over ‘kennis’
zelf een normatief begrip is. Naar gelang het doel van de kennis, kan men onderscheid maken. Voor
Brezinka voldoet enkel de wetenschappelijke omdat enkel daar kennisoordelen intersubjectief
getoetst kunnen worden en men tot overeenstemming kan komen. Hij tolereert de praktische
pedagogiek enkel omwille van haar aandacht voor eventueel individuele willekeur, maar dit wordt
niet als wetenschappelijk gezien. Het is een opvatting over opvoeding in de context van een
statistisch-causale relatie. Dit wordt ook de realistische wending in de pedagogiek genoemd. Het
centrale probleem voor de pedagogische wetenschap is dan ook het nagaan van de voorwaarden om
bepaalde doelen te bereiken. Het is een teleologisch-causaalanalytisch georiënteerde wetenschap.
De positivistische wetenschapsopvatting maakt een verschil tussen vermeende en niet vermeende
kennis, maar miskent het verschil tussen beslissing en onderscheid. Ze kan ook niks zeggen over de
relatie tussen causaliteit en werkelijkheid. Gezien er geen beslissing over de juistheid van een
beslissing over wat als wetenschap kan gelden bestaat, kan er ook geen criterium zijn van wat de
werkelijkheid op zich is. Brezinka spreekt hier over een onoverbrugbare breuk tussen sein en sollen.
Het gaat hier over een technologisch-positivistische oriëntatie. Door deze oriëntatie wordt de
pedagogische werkelijkheid beperkt tot causaal-analytische structuren en worden de mogelijkheden
van het pedagogisch handelen tot een technologische manipulatie begrensd.
De positivistische opvoedingswetenschap is zogenaamd waardevrij, maar wordt dogmatisch. Er is
een scheiding van de opvoedingswetenschap en de ideologische normering van de praxis.
• De empirisch-analytische opvatting is dus niet wezenlijk veranderd. In de wetenschap geldt in
de empirisch-analytische opvatting alleen theoretische relevantie. De pedagogiek heeft in die
visie geen eigen object en geen eigen methode. De voor opvoeding en onderwijs zo
essentiële waarde- en normenvragen worden naar domeinen buiten de wetenschap
verbannen.
• Wetenschapstheorie en opvoeding: terug naar Kant
Relatie wetenschapstheorie – opvoedingsmodel als los verband
Behavioristisch opvoeden is praktisch onmogelijk omdat in de alledaagse interactie voortdurend
referenties naar het innerlijke zijn verondersteld. Als men het toch zou proberen, loopt men tegen
ethische grenzen aan. Wetenschapstheorie en opvoedingsmodel staan in de praktijk in een los
verband.
Kants kennistheorie samengevat
In de kennistheorie van Kant werd de strijd tussen empiristen (kennis enkel via ervaring) en
rationalisten (geen ervaring nodig voor kennis) in een soort combinatie van beide opgeheven. Hij
ging echter wel verder dan de middenweg tussen a posteriori en a priori. In zijn visie bestaan naast
synthetische oordelen a posteriori (ervaringsuitspraken die die extra informatie verschaffen over de
werkelijkheid) en analytische oordelen a priori (oordelen die aan de ervaring vooraf gaan en alleen
iets over zichzelf zeggen) ook synthetische oordelen a priori. Zijn uitgangspunt is dat het Ding an sich
,principieel onkenbaar is. Tussen werkelijkheid en kennis zit de filter van het universele bewustzijn.
Synthetische oordelen a priori zijn dus uitspraken die immuun zijn voor de ervaringstoets, maar wel
extra informatie over de werkelijkheid bevatten.
Kants filosofie is een soort radicale doortrekking van de richting die Aristoteles in had geslagen. Zijn
wijsbegeerte was op zijn beurt een reactie op Plato. Hij stelde dat de ware werkelijkheid, verschillend
van de waarneembare werkelijkheid, alleen door ascese (= boetedoening) en liefde voor het goede
bereikt kon worden. Hierdoor werd men geacht het transcendente (= bovennatuurlijke) te kunnen
beschouwen. Iedereen is daartoe in staat omdat in ieder de kennis aanwezig is, afkomstig uit een
vroeger leven. Opvoeding is hiervoor noodzakelijk: wekken van een bepaald verlangen. Plato ziet het
ware, het goede en het schone fundamenteel als eenheid en voor hem is de mens een microkosmos.
Aristoteles brengt een eerste scheiding aan, namelijk tussen theoretische en praktische kennis.
Ethische kennis behoort tot de 2e categorie. Het belang van het juiste verlangen komt hier naar voor
omdat kennis over at gedaan moet worden niet genoeg is: de waarheid van het praktische weten
moet in overeenstemming zijn met het juiste verlangen. Het gaat om richtlijnen die een
approximatief (= benaderend) karakter hebben. Het praktische ideaal is de deugdzame activiteit
onder leiding van de rede. Door het doen worden ethische en dianoëtische of verstandsdeugden
ontwikkeld.
Subject – objectscheiding bij Kant
Kant behoudt deze scheiding tussen theoretisch en praktisch weten en voegt daarbij een radicale
scheiding tussen object en subject in. Zijn ethiek is een plichtenethiek.
Correspondentietheorie bij Thomas van Aquino
Het goddelijk intellect is maatgevend. Het menselijk intellect is maatontvangend met betrekking tot
de natuurlijke dingen en maatgevend met betrekking tot artificiële (= kunstmatig) dingen. Menselijke
kennis heeft betrekking op de werkelijkheid waarbij de waarheid wordt gevonden in het oordeel.
Thomas van Aquino maakt ook een onderscheid tussen de theoretische en praktische rede: het
tweede steunt op het eerste. Kennis is hier met ontologie, antropologie en ethiek verbonden.
Kants kritische filosofie en de voorwaarden van het denken
Kants filosofie is een kritische wijsbegeerte: het denken heeft zichzelf tot voorwerp. De filosofie is
transcendentaal omdat het gaat over de mogelijkheidsvoorwaarden van ons denken, om wat er a
priori aan is. Het kritisch onderzoek van het menselijk verstand omvat 3 hoofdproblemen: wat kan ik
weten, wat moet ik doen en wat mag ik hopen. Kant maakt onderscheid tussen speculatieve of
theoretische rede en de praktische rede. Het antwoord op de vraag ‘wat kan ik weten’ wordt herleid
tot de vraag naar de mogelijkheidsvoorwaarden van synthetische oordelen a priori.
Kennis moet zo opgevat worden dat de algemeenheid en noodzakelijkheid mogelijk zijn. Ze moeten
behoren tot de structuur van het subject zelf. Kennis moet hiervoor voortdurend gevoed worden
door zintuiglijke ervaringsgegevens. Deze bieden echter nog geen kennis. Die ontstaat pas als de
zintuiglijke materie verwerkt wordt door de a priori-structuren van het subject. De eerste verwerking
gebeurt door de a priori-vormen van tijd en ruimte. Vervolgens worden de zintuiglijke gegevens
gestructureerd door de a priori-vormen van het verstand. Kant geeft daarnaast nog een diepere
mogelijkheidsvoorwaarde aan: eenheid van het zuiver bewustzijn. Onvoorwaardelijke principes van
, de oordelen kunnen enkel gevonden worden in het niet-verschijnende. Daarom worden ze
noumenale ideeën genoemd: het ik, de wereld, God. Ze maken het denken mogelijk.
Ding an sich is onkenbaar
De werkelijkheid zoals ze in zichzelf is (Ding an sich), is voor het speculatieve denken ontoegankelijk.
De speculatieve rede bezit alleen geldigheid daar waar zintuiglijk ervaringsmateriaal aanwezig is. Die
kennis steunt exclusief op de zogenaamde natuur. Daarom is ook de bovenzinnelijke of noumenale
wereld voor de speculatieve kennis ontoegankelijk. De opvatting over waarheid zelf verandert
hierdoor ook fundamenteel: het gaat niet langer over een overeenkomst tussen het subject en de
werkelijkheid, maar om een coherent gebruik van de denkwetten en een toepassen van de a priori-
vormen van het denken op een empirische inhoud. Kant noemt dit de Copernicaanse revolutie: de
blik wordt op het subject gericht, en niet meer op de werkelijkheid.
Ethiek veronderstelt autonomie
De vraag is wat de wil bepaalt wanneer die zedelijk handelt. Vanuit deze ‘eigen wet’ wordt het
voorwerp voor de zedenwet bepaald. Het uitgangspunt is het morele feit: het bewustzijn van de
zedenwet die zich met een absoluut verplichtingskarakter aan ons opdringt. Slechts teruggaan naar
het fundament van het zedelijk bewustzijn kan een oplossing bieden. De zedelijke goedheid komt van
het subject zelf. Alleen de Goede Wil bezit, volgens Kant, een absolute waarde. Een goede wil is een
wil die handelt uit plicht. Dit maakt een onderscheid tussen legaliteit (overeenkomst met de wet) en
moraliteit (gezindheid van de wil).
De subjectieve bepalingsgrond is de zuivere eerbied voor de zedenwet: datgene wat objectief de
reden is waarom we bepaalde handelingen moeten stellen, de zedelijke wet, moet ook de
subjectieve reden zijn waarom we die daden stellen.
Enkel een gedragsregel die een absolute waarde heeft, kan aan de basis liggen van een handeling uit
plicht. De praktische beginselen waardoor de rede de wilshandelingen regelt, kunnen maximen
(subjectieve regels) zijn en imperatieven (objectieve regels waaraan elk redelijk wezen zich moet
houden). Deze kunnen hypothetisch of categorisch (onvoorwaardelijk, waarbij de daad zelf doel is)
zijn. Enkel de categorische imperatief voldoet aan de hoger gestelde eisen van de goede wil. In de
zedelijke normen gaat het dus om synthetisch a-priorische oordelen op het gebied van de praktische
rede. De categorische imperatief bindt zo het willen van een handeling aan het begrip van een
redelijk wezen.
Nu rest nog de vraag hoe een gedragsregel of praktisch beginsel de waarde van een categorische
imperatief kan verkrijgen. Een drievoudige formulering geeft hierop antwoord. Ten eerste is er de eis
tot universaliteit: om zedelijk goed te handelen, moet ik zo handelen dat mijn persoonlijke
gedragsregel veralgemeenbaar is. Ten tweede mag de mens nooit louter als middel, maar moet
steeds als doel-op-zich beschouwd worden. De derde regel is dat je steeds zo moet handelen dat de
eigen wil zich kan beschouwen als zijnde zelf de wetgever van de universele wet waaraan hij zich
onderwerpt. Hierin ligt de autonomie besloten.
Verplichting schept vrijheid
Voor zover het ik tot de noumenale, boventijdelijke wereld behoort, is het niet gedetermineerd. Dit
is verondersteld om te kunnen spreken over verplichtingsbewustzijn en verantwoordelijkheid. Een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeff. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $23.45. You're not tied to anything after your purchase.