6.1 Een ecoloog aan het werk
Abiotische factoren (invloeden uit de levenloze natuur).
Invloeden voor landorganismen: klimaat (temperatuur, licht, wind en neerslag) en bodemgesteldheid.
Invloeden voor waterorganismen: temperatuur, zuurstofgehalte, zoutgehalte, licht en stroming.
Deze factoren beïnvloeden dieren, maar deze oefenen ook invloed uit op de abiotische factoren. Zulke
dieren noemt men ‘ecosystem engineers’. Zo woelt een brasem per dag wel vijf keer zijn eigen
lichaamsgewicht aan bodemslib om. Dit heeft een invloed op de helderheid van het water. De
abiotische factoren bepalen de randvoorwaarden voor het leven van allerlei soorten maar ook andere
organismen doen dat, bijv: kan een dier zich voortplanten? voedsel vinden? etc. dit zijn
Biotische factoren (invloeden afkomstig van de levende natuur).
Op elkaar: soortgenoten, predatoren, prooidieren, ziekteverwekkers.
Op de levenloze natuur: system engineering.
Levende organismen ondergaan invloed van de abiotische en biotische factoren in het gebied om hen
heen. Maar ook omgekeerd. Er is sprake van een ecosysteem (een begrensde eenheid, waarin een
wisselwerking tussen de verschillende onderdelen optreedt).
Mogelijke ontwikkelingen in een ecosysteem:
- Eén evenwicht: schommeling van aantallen van de verschillende populaties rond een
bepaalde waarde. (vos en konijn)
- Twee evenwichten: heen en weer gaan tussen twee min of meer stabiele situaties, met twee
verschillende kantelpunten van de een naar de ander en terug. (troebele/schone sloot)
- Chaos: een ongeordend en onvoorspelbaar verloop van de aantallen in de verschillende
populaties.
6.2 De organisatieniveaus van de ecologie
In de ecologie worden relaties tussen organismen en hun milieu op verschillende organisatieniveaus
bestudeerd.
Biosfeer: het gedeelte van de aarde en de atmosfeer(dampkring) dat door organismen wordt
bewoond. De grenzen zijn de bodemdiepte en de hoogte in de lucht waar leven nog voorkomt.
Emergente eigenschap: de samenstelling van de dampkring.
Ecosysteem: een min of meer natuurlijk begrensd deel van de biosfeer, zoals een duingebied, een
heideveld. Ieder ecosysteem heeft kenmerkende biotische en abiotische factoren. De grenzen zijn
overgangen naar een gebied met andere omstandigheden, zoals de overgang van water naar land.
Emergente eigenschap: stof- en energiestromen en relaties tussen populaties.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen. De grenzen zijn de overgangen naar een gebied binnen een
ecosysteem waar geen enkele vertegenwoordiger van de populatie zich bevindt, bij. Een bepaalde
diepte in een meer. Emergente eigenschap: dichtheid, geboortecijfer, sterftecijfer.
Individu: Eén enkel organisme. De grens is de huis (celmembraan) van het individu. Emergente
eigenschap: leeftijd, geslacht.
Emergente eigenschap: op elk hoger organisatieniveau verschijnen nieuwe eigenschappen
Als je inzoomt vanaf individu kom je bij orgaan, weefsel, cel en organel uit bij molecuul. Een van de
belangrijkste is het DNA-molecuul dat zich met een laagje eiwit eromheen in een chromosoom
bevindt. De verzameling van alle verschillende DNA-moleculen heet genoom. DNA in de bodem geeft
informatie over de daar levende organismen.
6.3 Individuen
Elk individu is op meerde manieren aangepast aan het milieu waarin het voorkomt. Deze
aanpassingen zijn erfelijk bepaald. (zoals een ijsbeer tegen de kou)
Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen.
Soorten met een grote tolerantie hebben een groot verspreidingsgebied.
Iedere soort heeft op aarde een bepaald verspreidingsgebied (areaal) (het gebied waar individuen
van een bepaalde soort voorkomen). Dieren en planten kunnen buiten dit gebied komen maar zullen
zich niet altijd kunnen handhaven. In dat geval is van tenminste één abiotische factor een
tolerantiegrens (een uiterste waarde waarbij individuen van de soort kunnen overleven)
overschreden. Deze abiotische factor werkt dan als beperkende factor. Het tolerantiegebied van
guppy’s ligt bijv tussen 5°C en 38°C, daar boven of onder gaat de vis dood.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rsamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.