Basiskennis taalonderwijs
Hoofdstuk 2: Taalonderwijs en taal
2.2 Het taalsysteem
2.2.1 Functies van taal
Onderscheid tussen:
- Communicatieve of sociale taalfunctie:
Zelfhandhaving: opkomen voor jezelf
Zelfsturing: aangeven wat je gaat doen
Sturing van anderen: gedrag van een ander te beïnvloeden
Structurering van het gesprek: taal als middel om het gespreksverloop te beïnvloeden
- Conceptuele of cognitieve functie:
1. Rapporteren: als je verslag doet van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
2. Redeneren: stapje verder dan beschrijven, je bewerkt de gebeurtenis door er een
extra denkstap in te bouwen.
3. Projecteren: je probeert je te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van
iemand anders.
- Expressieve taalfunctie:
De taal wordt dan gebruikt om ons van anderen te onderscheiden of om uitdrukking
te geven aan persoonlijke emoties.
Communicatieve competentie = het vermogen om de communicatieve functie van taal te
gebruiken. Bij het leren van een vreemde taal komt het heel precies hoe je iets formuleert
(bv ‘mag ik een koekje?’ ipv ‘koekje!’). Te onderscheiden in verschillende deelcompetenties
- Grammaticale competentie (linguïstische competentie): het gaat niet alleen om het
kennen van de grammaticale regels, maar ook om de woordenschat, het correct
vervoegen en verbuigen van woorden en de kennis van de correcte uitspraak van
woorden.
- Tekstuele competentie: hierbij gaat het om de kennis van gesproken en geschreven
teksten. Weten hoe een gesprek begint en eindigt, maar ook kennis van regels voor
schriftelijke teksten.
- Strategische competentie: vermogen van een taalgebruiker om strategieën te
hanteren om zo bepaalde doelen te bereiken. Gaat om schrijfstrategieën en spreek –
en luisterstrategieën. Bv anderen kunnen overtuigen
- Functionele competentie: vermogen van een taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te
passen aan een specifieke situatie. Brief aan de gemeente is ander taalgebruik dan
chat met vrienden.
2.2.2 De verschillende niveaus van taal
Niveau Regels voor
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
Syntactisch niveau Volgorde van woorden
Semantisch niveau Betekenis
Pragmatisch niveau Gebruik
Orthografisch niveau Spelling
,Recursief systeem: een element van de taal weer eenzelfde element van de taal kan
bevatten. Zo kan een zin weer een andere zin bevatten.
Hoofdstuk 3: Mondelinge taalvaardigheid
3.1 Taalverwerving
Theorieën over taalverwerving
1. Behaviorisme: kinderen leren taal door imitatie
2. Creatieve constructietheorie: kinderen beschikken over een aangeboren
taalvermogen waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen bouwen
3. Interactionele benadering: taalaanbod van de omgeving en de interactie tussen een
kind en andere moedertaalsprekers belangrijk is voor het leren van taal
Eerstetaalverwerving
Taalniveaus
- Fonologisch: losse spraakklanken zoals ‘ah, ah’ of ‘buh, buh’
- Morfologisch: vormen van een woord zoals geloopt, wordt later gelopen
- Semantisch: te maken met een betekenis
- Syntactisch: kind doet de zin niet goed, volgorde in de zin. Eerst ‘Waar bal?’ wordt
later ‘Waar is de bal?’
- Pragmatisch: niet zo handig dat je dat zegt, kind moet leren hoe te communiceren
tussen mensen. Eerst ‘Aan de kant jij!’, kind moet leren dat het is: ‘Zou ik er even
langs mogen?’
- Orthografisch: schrijven, spelfouten
Twee perioden in het taalverwervingsproces
1. De prelinguale fase (van 0 tot 1 jaar)
Dit is de periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt. Het is geen taal maar
hoort wel bij de taalontwikkeling. Begint met huilen, want zo kan een kind een
signaal afgeven. Daarna komt het vocaliseren, kinderen beginnen klanken te
produceren. Daarna komt vocaal spel: kind oefent voor zichzelf, maar een volwassen
persoon reageert hier wel op. Na ong 7 maand kan een kind brabbelen. Het kind
herhaalt klankgroepen zoals dadada, bababa, mamama.
2. De linguale fase, onder te verdelen in:
- De vroeglinguale periode (van 1 tot 2,5 jaar)
Brabbelen gaat over naar betekenisvol taalgebruik. Deze periode begint met
de eenwoordzin: bv als er een poes loopt wijzen en ‘poes’ roepen. Daarna de
tweewoordzin: bv ‘mama zitten’ of ‘die hier’. Ten slotte volgt de
meerwoordzin: zinnen van meer dan twee woorden.
- De differentiatiefase (van 2,5 tot 5 jaar)
Taalgebruik begint steeds meer op dag van volwassenen te lijken. Vanaf nu
ook op morfologisch en pragmatisch niveau. Ze kunnen taal nu gebruiken los
van concrete context en spreken over zaken die niet in hun directe omgeving
voorkomen. Uitbreiding van de leefwereld.
Overgeneralisaties: kinderen passen de taalregels ten onrechte toe. Kind
ontdekt zelf regelmatigheden in taal. Ze gebruiken bijvoorbeeld loopte,
gevald etc.
, - De voltooiingsfase (van 5 tot 9 jaar): aan het einde van deze periode beheerst
een kind de taal op dezelfde manier als een volwassene. Er blijven grote
verschillen door oa woordenschat. Onregelmatige werkwoorden zijn nog
lastig. Langere zinnen vormen is nog lastig. Kinderen kunnen zich inleven in
een ander en taal gebruiken om te manipuleren. Vanaf deze periode gaat het
niet meer speels, maar gaat school zich bemoeien met de taalontwikkeling.
Tweedetaalverwerving
Het leren van een tweede taal naast de moedertaal
- Simultane tweetaligheid = wanneer iemand twee talen min of meer gelijktijdig leert.
Grens bij 3e levensjaar.
- Successieve tweetaligheid = wanneer kinderen een tweede taal leren nadat ze de
eerste taal hebben geleerd. Grens bij 3e levensjaar.
- Interferentiefouten = gebeurt bij successieve tweetaligheid, fouten die voortkomen
uit de verschillen tussen de eerste en tweede taal. De tweede taal wordt beïnvloed
door de eerste taal.
- Iemand die twee talen beheerst heeft vaak een lagere taalvaardigheid dan iemand
die dezelfde taal als moedertaal heeft.
3.2 Spreek- en luisterstrategieën
Spreekstrategieën
Een bewuste handeling die iemand hanteert om een bepaald spreekdoel te bereiken. We
onderscheiden de volgende spreekstrategieën.
- Oriënteren op spreekdoel = wat wil je bereiken
- Oriënteren op onderwerp en het inzetten van eigen kennis = onderzoeken naar wat
je wilt vertellen
- Oriënteren op het soort spreektaak = op welke manier ga je presenteren
- Oriënteren op publiek of gesprekspartner = wie zijn je toehoorders
- Reflecteren op de spreektaak = reflecteren of je je doel bereikt tijdens de presentatie
- Monitoren van de spreektaak = verlengde van vorige, nadenken of je wat duidelijker
moet zijn of nog moet samenvatten oid
- Evalueren van de spreektaak = oriënteren hoe het de volgende keer beter kan
Luisterstrategieën
Vier luisterstrategieën
1. Globaal luisteren: begrijpen van informatie, volgt de lijn en let minder op details ook
wel begrijpend luisteren. Veel in de kleuterklas als voorbereiding op begrijpend lezen.
2. Intensief luisteren: probeert ook alle details in je op te nemen om een zo volledig
mogelijk beeld te krijgen.
3. Kritisch luisteren: tijdens het luisteren proberen een mening te vormen. Je wilt
beoordelen of het verhaal van de spreker waar is of juist misleidend.
4. Gericht luisteren: pas je toe als je geïnteresseerd bent in bepaalde aspecten van het
verhaal.
3.3 Spreek- en luisterdoelen
Vier belangrijkste spreekdoelen:
1. Informeren: overbrengen van feitelijk informatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marlies_kosse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.