COLLEGE 1
Transparant= het onderzoeksproces is stap voor stap helder en volledig beschreven.
Reproduceerbaar= het onderzoek kan nog een keer uitgevoerd worden zoals dit eerder
gebeurd is.
Replicatie= een studie vindt hetzelfde resultaat als een eerdere studie.
Publication bias= effecten worden sneller gepubliceerd van 0 results, spannende resultaten
nog sneller. Academische publicaties en hun impact tellen mee in de academische carrières
van wetenschappers.
P hacking= je p waarde is niet klein genoeg maar je gaat data vervormen(en niet vermelden)
The garden of forking= je had heel veel afslagen kunnen nemen en er is maar 1 pad die tot
een significant resultaat lijdt en die publiceer je. Je praat verder niet over al die andere
opties waarbij er geen significant resultaat werd gevonden. (Hindsight bias)
Descriptief= observaties documenteren zonder relatie tussen variabelen te analyseren.
Exploratief= relaties tussen variabelen analyseren (benoemen), maar niet toetsen.
Confirmatief= hypothese toetsen.
Theoretische precisie
Ambiguïteit kan leiden tot elk patroon in data. Onwenselijk in wetenschap als we
hypotheses willen toetsen.
Verbal theory: op het moment dat je taal ambigu gebruikt kan dat strategisch gebruikt
worden. Bij ambigu statement kan je de data interpreteren als passende bij je theorie.
(Arousal perceived threat.)
Waarom zijn er weinig formele theorieën (precies gespecifieerd zijn)?
Zijn op basis van taal
Moeilijk om uit te drukken in modellen
Formalisering wordt gebruikt voor toetsing voor statistische modellen maar niet om
theorieën uit te drukken.
Expliciete (duidelijke) modellen= maken jezelf en je onderzoek kwetsbaar voor meer kritiek.
Daarom meer ambigue taal.
Theorie strechting= theorie groter maken zodat de data kunnen omvatten die het eigenlijk
niet omvatten.
Post-hoc persition= theorie kleiner maken zodat de data de theorie sterker ondersteund.
Theorie= een set onderling verbonden claims die toetsbaar is. (Deels of geheel)
Hypothese= een claim over de relatie tussen constructen die volgt uit een theorie.
Variabelen= observaties die verschillende waarden kunnen aannemen.
,Voorspellen= een verwacht patroon van in studieopzet
Data= documentatie van observaties
Twijfel is kracht
Diversiteit= erkennen, respecteren en waarderen van verschillen tussen mensen
Inclusie= een gemeenschap waar iedereen zich gewaardeerd en thuis voelt.
Diversiteit in onderzoekers, studenten, perspectieven, expertise, onderzoekspopulaties
Perspectieven Kinderen met meer psychostress zijn geneigd minder te kijken naar wat
goed is voor de toekomst maat wat ze nu nodig hebben.
Expertise iedereen leert globaal nu alles een beetje. Maar je moet samen werken met een
groep waarvan iedereen een expertise heeft.
Onderzoekspopulaties willen het onderzoek kunnen generaliseren naar de mens als
geheel en niet sub populaties.
COLLEGE 2
Wat kwalificeert als wetenschap?
Non-wetenschappelijk= aangegeven dat het niet de bedoeling is een wetenschappelijke
uitspraak te doen.
Wetenschappelijk= volgens de regels van wetenschap
Pseudowetenschap= beweert wetenschappelijke uitspraak te doen maar niet goed volgens
de regels van de wetenschap.
Mertoniaanse normen=
Communisme alles delen van je ideeën en data
Universalisme het maakt niet uit wie de uitspraak doet
Belangeloosheid onderzoekers moeten geen belang hebben bij hun data
Georganiseerde skepsis sceptisch zijn ten opzichte van resultaten
Deductie= logisch kloppend, als je niet kan checken of de premissen waar zijn dan heb je
niks aan de deductie en lijdt dus niet tot meer kennis. (Klassiek).
Inductie= leidt tot meer kennis, hoe meer observaties hoe groter de waarheid van een
uitspraak, je kan het nooit logisch maken en zeggen ik heb nu genoeg observaties gedaan
dus het is waar (bacon).
1. Deductie= 2 premissen en 1 conclusie
Valide: conclusie is logisch
Waarheid: conclusie is waar
Copernicus doet observaties
2. Inductie= waarneming conclusie (positivisme= door veel observaties te doen kan
je weten hoe de wereld in elkaar zit)
, Probleem van inductie (Russell)= inductie geeft geen garantie voor de toekomst, het kan elk
moment anders zijn. Je weet nooit 100% zeker of een conclusie waar is.
Metafysisch realisme= er bestaat een externe, van onze geest en waarneming
onafhankelijke wereld.
Epistemologische realisme= wij kunnen objectieve kennis krijgen van de externe
werkelijkheid.
KANT: inductie brengt ons niet bij de waarheid. Er bestaat geen realiteit los van onze
observaties, onze geest creëert de realiteit. (Geen realisme).
POPPER: inductie brengt ons niet bij de waarheid. Meer er is wel een andere realiteit.
3. Falsificatie= er is iets waargenomen waardoor de conclusie niet meer klopt. Je kunt
met zekerheid zeggen dat een conclusie niet correct is (Popper).
- Verifiëren moet je aantonen dat iets bestaat
Demarcatie: wetenschap scheiden met niet wetenschap.
Alleen een theorie die falsificeerbaar is is wetenschappelijk.
ADLER: menselijke actie worden gedreven door hun minderwaardigheidscomplex. (Moeilijk
falsificeerbaar).
RUSSEL: de theepot om de aarde, waarneming niet mogelijk. (Niet falsificeerbaar).
WEBER: een waarneembaar vershil is niet absoluut maar relatief. (Falsificeerbaar).
Theorieën die algemener zijn sterkere wetenschappelijke theorieën zijn dan specifieke,
Ad hoc verklaring= theorie observatie die theorie tegenspreekt nieuwe verklaring
waarom de theorie wel waar zou zijn.
Probleem van falsificatie= observaties zijn individualistisch, subjectief en nooit theorie
onafhankelijk.
Imagery debat: hoe is informatie opgeslagen? Beeldachtig of symbolisch.
POPPER: basis observaties, observaties die hellemaal los staan van de theorie.
Falsificatie kan in principe bewijzen dat iets niet waar is, maar berust op observaties.
Observaties zijn theorie-afhankelijk en subjectief. Daarmee is dus de vraag of falsificatie
mogelijk is.
LAKATOS: wetenschappelijke theorieën hebben een harde kern (die neem je aan) en een
beschermgordel (metingen om je harde kern te beschermen).
Positieve heuristiek= onderzoek dat theorie versterkt.
Negatieve heuristiek= onderzoek dat harde kern aantast.
KUHN: cyclus paradigma’s. Wetenschappers worden opgevoed binnen het paradigma.
Gewone wetenschap tegenslagcrisis revolutie voorwetenschappelijke periode
nieuw paradigma.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evahaanen2003. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.38. You're not tied to anything after your purchase.