Hierbij een samenvatting van het vak strafrecht. Het hele boek is hierin samengevat en verduidelijkt (in makkelijkere taal). Er worden veel voorbeelden en arresten en artikelen gegeven. De samenvatting bestaat uit 38 pagina's.
Het strafrecht omschrijft:
- Verboden gedragingen;
- Bevoegdheden politie en justitie;
- Gang van zaken tijdens een rechtszaak;
- Straffen en maatregelen die kunnen worden opgelegd.
Het bijzondere aan strafrecht
Onze wetgeving (ook het privaatrecht bijv. koopsom op tijd betalen) kent heel
veel geboden en verboden. Alleen op overtreding hiervan staat geen straf.
Het strafrecht bevat geboden en verboden waarop wel een straf staat bij niet-
naleving = strafbepalingen.
Strafrecht kent ook een opsporingsapparaat = politie, die bij een vermoeden
van een strafbaar feit in actie komt, zodat de strafrechter zich over de schuld van
de verdachte kan uitspreken en hem een straf kan opleggen. Art. 7:17 BW over
de verplichtingen van de koper zijn geen strafbepalingen. Het zijn wel
verplichtingen, maar er staat geen straf op.
Wanneer een strafbepaling?
Waarom zijn sommige verboden in het strafrecht opgenomen en de meeste
andere niet? Bijv. koopsom betalen niet. Het betreft bepalingen die onze
rechtsorde schenden = veiligheid en rust in de samenleving schenden bijv.
diefstal, doodslag. Dat ligt anders bij de plicht van de koper om de koopsom te
betalen. Als hij niet aan die verplichting houdt, dat is dit een zaak tussen hen en
is dit geen bedreiging van de rechtsorde.
Het doel van het strafrecht is dan ook: het beschermen van de
rechtsorde.
Legaliteitsbeginsel
Vanwege de inbreuk die het strafrecht kan maken op de levens van burgers bijv.
vasthouden, biedt het strafrecht ook bescherming aan de burgers.
De bepaling van art. 16 Gw is opgenomen in art. 1 Sr en biedt 2 vormen van
bescherming:
1. Geen terugwerkende kracht
Gedragingen kunnen alleen strafbaar zijn als deze gedraging op het moment van
de daad al strafbaar was. Gedrag achteraf strafbaar stellen is verboden.
Wijziging van wet:
Het moment van de daad blijft bepalend voor de strafbaarheid. Tenzij de
wetswijziging in het voordeel is van de verdachte. In dat geval moet de rechter
de voor de verdachte meest gunstige bepaling toepassen.
Arrest Venlose koppelaarster: Een Venlose caféhoudster heeft voor prostituee
een minderjarig meisje ingeschakeld. Het inschakelen van minderjarigen voor
prostituee was strafbaar in die tijd. Jongeren werden toen pas op hun 23e
meerderjarig. Het meisje was op het moment van betrapping 21 jaar dus
minderjarig. Een paar dagen later, voor de berechting, veranderde de wet
1
,waardoor jongeren vanaf hun 21e al meerderjarig werden. Het meisje was dus
meerderjarig op het moment van de rechtszaak. Hoewel de daad strafbaar was
op het moment dat de caféhoudster betrapt werd, is ze bij berechting niet meer
strafbaar omdat bij wijziging van de wet de voor de verdachte meest gunstige
bepaling moet worden toegepast.
Arrest Tilburgse wapenhandelaar: De dochter van een wapenhandelaar geeft
demonstraties bij schietverenigingen. I.p.v. de wapens iedere keer terug te
brengen, houdt zij ze thuis. Dit is in strijd met de voorwaarden waaronder de
wapenvergunning is verleend. Daarom moet de vader van het meisje, de bezitter
van de vergunning, zich voor de rechter verantwoorden. Toen de dochter betrapt
werd, gold nog de vuurwapenwet. Op het moment van de rechtszaak geldt de
nieuwe wet wapens en munitie. Deze nieuwe wet kent een veel lager
strafmaximum voor het gedrag van de vader. In de oude was dit 4 jaar en in de
nieuwe wet 3 maanden. De rechter oordeelt dat de vader moet worden
veroordeeld vanwege de strafbepaling van de oude wet, maar dat daarbij de
lagere strafmaxima van de nieuwe wet van toepassing zijn. Dit omdat bij
wijziging van wet de meest gunstige bepaling op de verdachte moet worden
toegepast.
2. Strafbaarstelling alleen bij wet
Alleen een wet kan gedrag strafbaar stellen. Met wetten worden in dit geval
bedoeld wetten in formele- en materiele zin. Gedragingen kunnen niet op grond
van gewoonte of ongeschreven recht strafbaar zijn. De rechter kan alleen iemand
veroordelen als hij in het wetboek kan aanwijzen waar het gedrag van de
verdachte strafbaar is gesteld.
Materieel strafrecht: bestaat uit de strafbepalingen en de straffen en
maatregelen die kunnen worden opgelegd.
Formeel strafrecht: beschrijft de bevoegdheden van politie en justitie, de
rechten van de verdachte, de gang van zaken tijdens de rechtszitting en de
rechtsmiddelen.
Het formele strafrecht beschrijft op welke wijze het materiele strafrecht wordt
gehandhaafd. Formeel strafrecht wordt ook wel strafprocesrecht genoemd.
Wet in formele zin: regeling die afkomstig is van de hoogste wetgever
(regering + 1e kamer + 2e kamer). Bij een wet in formele zin kijk je naar de
maker van de regeling. Zijn dat de regering + 1e kamer + 2e kamer? Dan wet in
formele zin bijv. Wetboek van Strafrecht en Strafvordering.
Wet in materiele zin: algemeen geldende regeling afkomstig van een
overheidsorgaan. Bij een wet in materiele zin kijk je naar de algemene werking.
Heeft een overheidsregel algemene werking? Dan wet in materiele zin bijv.
gemeentelijke verordening.
Een wet in formele zin is meestal ook een wet in materiele zin. Andersom geldt
dit niet! Een wet is materiele zin is niet altijd een wet in formele zin.
2
,Verordeningen van lagere overheden mogen niet in strijd zijn met regels
afkomstig van een hogere wetgever bijv. Vloekverbod: de gemeenteraad van
Ermelo komt met het verbod om in het openbaar te vloeken. De regering
vernietigd dit verbod omdat het in strijd is met de hogere regeling. Dat is in dit
geval art. 7 GW, dat de vrijheid va meningsuiting beschermt.
Tevens mogen deze lagere verordeningen alleen gaan over zaken die de eigen
gemeente/ provincie betreffen.
Rechtsbronnen
1. Wetten
- Wetboek van Strafrecht (Sr). Hierin staat het materiele strafrecht. Bestaat
uit 3 boeken:
Boek 1: algemene bepalingen
Boek 2: misdrijven
Boek 3: overtredingen
-Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierin staat het formele strafrecht.
-Bijzondere wetten zoals: de Wet Wapens en Munitie, Opiumwet etc.
- AmvB’s (Algemene maatregelen van bestuur). Dit zijn algemene regels
afkomstig van de regering.
- Verordeningen: Algemene regels van lagere overheden (gemeenten en
provincies).
2. Jurisprudentie.
Belangrijk omdat de rechter het recht nu in een concreet geval toepast. Hierdoor
ontwikkeling in uitleg en betekenis van recht.
Arrest elektriciteit: Een tandarts brengt door het inbrengen van een pen in zijn
elektriciteitsmeter de meter tot stiltand terwijl hij het wel gebruikt. Hij wordt
gedagvaard voor diefstal. In deze strafbepaling wordt het wegnemen van enig
goed strafbaar gesteld. De advocaat van de tandarts voert aan dat elektriciteit
geen goed is omdat het niet tastbaar is. In het oude boek waren goederen
namelijk tastbare zaken. De rechter maakt in zijn uitspraak duidelijk hoe het
begrip enig goed moet worden uitgelegd. Namelijk het vermogen van andere
beschermen. Elektriciteit maakt onderdeel uit van vermogen; daarom valt het
onder diefstal.
3. Internationale verdragen
- EVRM
- Internationale uitleveringsverdragen
- Verdragen over internationale opsporing
Hoofdstuk 2 wetboek van strafrecht
Het Wetboek van Strafrecht bevat materieel strafrecht en bestaat, zoals in het
vorige hoofdstuk al genoemd, uit 3 boeken:
- Boek 1 algemene bepalingen. Dit deel van het wetboek geeft algemene
regels die van toepassing zijn op de strafbepalingen die in de rest van het
wetboek staan, maar ook op strafbepalingen uit de bijzondere wetten bijv. op
Opiumwet/ Wet wapels en munitie.
,Het verschil tussen een misdrijf en een overtreding zit hem vooral in de ernst
van het feit.
Misdrijven zijn de zwaardere strafbare feiten = schenden de rechtsorde
Overtredingen zijn de lichtere strafbare feiten = alleen overtreding van de wet
Onderscheid in bijzondere wetten: geen speciale boeken voor misdrijven/
overtredingen. In de bijzondere wet wordt in de strafbepaling zelf aangegeven of
het om een overtreding of een misdrijf gaat.
Gemeenteraden en provinciale staten mogen alleen maar verordeningen voor
overtredingen maken. Zij hebben niet de bevoegdheid om een strafbepaling als
een misdrijf aan te merken. (Daarom zijn alle strafbepalingen in de
verordeningen van lagere overheden overtredingen).
Het onderscheid tussen een misdrijf en overtreding is van belang omdat de wet
verschillende gevolgen verbindt aan een overtreding en aan een misdrijf.
- Poging tot het plegen van een misdrijf is strafbaar. Poging tot het plegen van
een overtreding niet.
- Medeplichtigheid aan een misdrijf is strafbaar. Medeplichtigheid aan een
overtreding niet.
- Op een misdrijf staat gevangenisstaf (wordt doorgaans uitgezeten in een
gevangenis), op een overtreding kan alleen hechtenis staan (wordt doorgaans
uitgezeten in een huis van bewaring).
- Misdrijven worden berecht door de strafkamer van de rechtbank,
overtredingen worden behandeld door de kantonrechter.
Is het Nederlandse strafrecht van toepassing als een Fransman in Nederland een
diefstal pleegt? Art. 2 tot en met 5 Sr geven de reikwijdte aan van het
Nederlandse strafrecht.
- Territorialiteitsbeginsel (art. 2 Sr): hoofdregel is dat onze Nederlandse
strafwet van toepassing is op Nederlands grondgebied. Iemand die in Amsterdam
een diefstal pleegt, valt onder ons strafrecht ongeacht zijn land van herkomst.
- Uitbreiding grondgebied (art. 3 Sr): Nederlandse strafwet ook van
toepassing op eenieder die zich aan boord van een Nederlands schip of vliegtuig
bevindt, waar ter wereld het schip of vliegtuig zich ook bevindt.
- Universele rechtsmacht (art. 4 Sr): Nederlandse strafwet van toepassing ook
al bestaat er geen link met Nederland indien het gaat om misdrijven waarbij
internationale belangen/veiligheid op het spel staan (zogenaamde “core crimes”.)
bijv. vliegtuigkaping, terrorisme.
- Feiten gepleegd tegen Nederlander (art. 5 Sr): bij deze misdrijven doet het
er niet toe waar gepleegd, als ze tegen een Nederlander zijn gepleegd of tegen
Nederlandse schepen/vliegtuigen dan Nederlandse strafwet van toepassing.
Voorwaarde: ernstig misdrijf = 8 jaar of meer gevangenisstraf.
- Feiten gepleegd door een Nederlander (art. 7 Sr): bij sommige misdrijven
doet het er niet toe waar zij worden gepleegd. Als zij gepleegd worden door een
persoon met de Nederlandse nationaliteit is de Nederlandse strafwet van
toepassing.
4
,Hoofdstuk 3 de strafbepaling
Een wetsartikel waarin gedrag strafbaar wordt gesteld, heet een strafbepaling.
De meeste strafbepalingen bestaan uit 3 onderdelen:
1. Delictsomschrijving - bestanddelen
2. Kwalificatie
3. Sanctienorm
Voorbeeld:
Art. 310 Sr:
“Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig
aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of
geldboete van de vierde categorie.’
1.De delictsomschrijving is de beschrijving van het verboden gedrag. Hierin
staat precies wat er niet mag. Art. 310: ’’Hij die enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen.’’
De delictsomschrijving bestaat weer uit meerdere bestanddelen. Voorbeeld
diefstal, de bestanddelen:
- Enig goed: Tastbare zaken, maar ook goederen die een waarde hebben maar
niet tastbaar zijn (electriciteitsarrest)
- Dat geheel of ten dele aan iemand anders toebehoort: je kan geen
diefstal plegen met je eigen spullen, het moet aan iemand anders toebehoren.
- Wegnemen: door een verboden handeling komt de zaak in de macht van de
dief.
- Oogmerk: de dader moet de bedoeling of OPZET hebben gehad om een
bepaald goed te stelen, iemand die per ongeluk een jas meeneemt maakt zich
niet schuldig aan diefstal.
- Wederrechtelijk: het moet in strijd zijn met het recht.
- Toe-eigenen: dief moet de bedoeling hebben zich als eigenaar te gedragen.
Waarom belangrijk om te weten uit welke bestanddelen een delictsomschrijving
bestaat?
Je moet aan ALLE bestanddelen voldoen wil je gestraft kunnen worden!
Voorbeelden: Arrest geruild tafelkleed: na haar aankoop merkt een klant dat er
een gat in haar nieuwe tafelkleed zit. Omdat de klant geen kassabon meer heeft,
weigert de winkel het om te ruilen. Daarop loopt de klant naar de tafelkleden en
pakt een nieuwe en wil de winkel verlaten. De bedrijfsleider houdt de klant aan
en belt de politie. De vrouw wordt verdacht van diefstal. Haar advocaat stelt dat
ze niet de bedoeling had zich wederechtelijk een tafelkleed toe te eigenen, ze
wilde alleen haar recht als koper op een goed product realiseren. Toch wordt ze
veroordeeld voor diefstal omdat ze opzettelijk en in strijd met het recht een
tafelkleed wegnam dat aan de winkel toebehoorde.
Arrest autodiefstal: twee mannen nemen een auto weg. Ze rijden er een eindje
in rond en laten de auto achter op een andere plaats dan waar ze hem gestolen
hebben. Ze worden verdacht van diefstal. Hun advocaat voert aan dat de
mannen niet de bedoeling hadden zich de auto toe te eigenen; ze wilden alleen
even rijden. Er zou sprake zijn van joyriding. De rechter veroordeelt de mannen
5
,voor diefstal omdat ze de auto weggenomen hebben en zich weliswaar tijdelijk
als eigenaar van de auto hebben gedragen. Van joyriding (lichtere straf) kan
alleen sprake zijn als de auto ook weer op de zelfde plek wordt teruggebracht.
2. Kwalificatie (juridische naam)
In art. 310 wordt het gedrag ‘diefstal’ genoemd. In sommige bepalingen
ontbreekt de kwalificatie. In dat geval geeft de wetgever het verboden gedrag
geen naam.
3. Sanctienorm
De maximale straf die de rechter voor het verboden gedrag mag opleggen. In
art. 310 is de maximum straf vier jaar gevangenisstraf of een geldboete van de
vierde categorie. Er geldt geen minimum straf alleen een maximum.
Een belangrijke regel in het strafrecht is dat alleen iemand die met zijn gedrag
aan alle bestanddelen voldoet, gestraft kan worden. Bijv. Fatima leent een
scooter van haar collega, ze brengt hem niet terug maar verkoopt hem. Je zou
denken diefstal maar dit is niet juist. Fatima neemt immers niets weg, want ze
krijgt hem te leen. Pas daarna gaat ze er eigenmachtig over beschikken door
hem niet terug te brengen. Fatima pleegt geen diefstal maar is wel strafbaar
namelijk verduistering. Het verschil tussen is dat bij diefstal de dader een goed
wegneemt van een ander en bij verduistering heeft de dader de zaak op een
nette manier onder zich gekregen, pas daarna gaat hij de fout in door bijv. niet
terug te geven.
Het strafbare feit bestaat uit 4 aspecten:
1. Een menselijke gedraging
2. Die valt binnen een delictsomschrijving
3. Wederrechtelijkheid
4. Schuld
Ook al valt het gedrag van de dader onder alle bestanddelen van de
delictsomschrijving, toch wordt de dader soms niet gestraft.
Extra voorwaarde voor strafbaarheid is namelijk dat de gedraging
wederrechtelijk is en dat de dader schuld treft!
Wederrechtelijkheid
Het gedrag is in strijd met het recht bijv. als een arts een injectie toedient, is er
sprake van mishandeling. Toch maakt hij zich niet schuldig aan een strafbaar
feit. Het handelen van de arts is niet in strijd met het recht omdat patiënt
toestemming geeft. In sommige delictsomschrijvingen wordt wederrechtelijkheid
als bestanddeel genoemd. Ook al staat dit er niet, kan iemand pas worden
gestraft als zijn gedrag in strijd is met het recht.
Arrest veearts: een veearts brengt met opzet koeien in een besmette stal. Het is
zijn bedoeling om het vee, ziek te laten worden nu zij nog droog staan. Ze zullen
daardoor minder ziek worden dan wanneer de ziekte later krijgen als ze weer
melk geven. Maar het opzettelijk besmetten van vee is strafbaar. Bij de rechter
geeft hij toe dat hij de wet heeft overtreden maar dit niet in strijd is met het
recht omdat hij heeft gehandeld uit zorg voor de dieren. De rechter geeft hem
gelijk. Zijn daad is niet wederrechtelijk.
6
,Schuld
De daad kan aan de dader worden verweten (zeer onzorgvuldig/slordig gedrag,
bedoeling om daad te plegen). Als een dader geen schuld treft, kan hij niet
worden gestraft.
Arrest melk en water: een medewerker van de melkboer verkoopt zijn klanten
‘volle’ melk, terwijl er feitelijk water aan de melk is toegevoegd. Maar de
medewerker weet van niets. Zijn baas heeft de melk namelijk aangelengd.
Hoewel de medewerker alle bestanddelen van de overtreding die het verkopen
van aangelengde melk verbiedt vervuld, wordt hij niet gestraft omdat hem geen
enkel verwijt van de daad kon worden gemaakt. De rechter spreekt van
afwezigheid van alle schuld (avas).
Schuld in ruime zin: schuld als verzamelterm voor iedere vorm van
verwijtbaarheid.
Schuld in enge zin (culpa of schuld): als de dader niet de bedoeling heeft om
kwaad aan te richten, maar als zijn daad hem wel kan worden verweten omdat
hij zeer slordig of onoplettend is geweest.
- Bewuste schuld (Porsche arrest)
- Onbewuste schuld (verpleegster/badwater arrest)
Er bestaan verschillende soorten opzet:
1. Opzet als oogmerk
Willens en wetens handelen (= doelbewust handelen) bijv. een man die met een
pistool op het hart van zijn vijand richt en schoten lost.
2. Opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn
De dader neemt de gevolgen die zijn daad zeker zullen hebben op de koop toe
bijv. de man die met een brandbom zijn huis in brand steeds voor geld van
verzekering terwijl hij weet dat er iemand in dat huis ligt te slapen en dat die
daarbij om het leven zal komen. Ook al was het niet de bedoeling om het
slachtoffer te doden, hij wist dat dit wel het gevolg zou zijn van zijn daad.
3. Voorwaardelijk opzet
De verdachte heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke
kans dat.. De dader neemt het risico dat zijn daad een bepaald gevolg zal
hebben op de koop toe bijv. arrest Hoornse taart: iemand wil zich wreken op de
7
,Hoornse marktmeester. Daarom zendt hij een vergiftigde taart naar zijn adres.
Zijn vrouw die alleen thuis is, doet de deur open, neemt hem in ontvangst en eet
er een stukje van. De vrouw overlijdt. De dader voert in de rechtszaak aan dat
hij niet de bedoeling had om haar te doden. De rechter wijst dit af. Door het
sturen van een taart (hij wist dat hij getrouwd was) nam hij bewust het risico dat
zij ook gedood zou worden door het gif. De man wordt veroordeeld voor het
opzettelijk doden.
Hoofdstuk 4 vermogensdelicten
Vermogensdelicten = misdrijven waarbij de dader zich geld of goederen uit het
vermogen van zijn slachtoffer toe-eigent.
Vorige hoofdstuk ”diefstal” behandeld (art. 310 Sr.)
In art. 311 en 312 Sr worden gekwalificeerde vormen van diefstal bestraft.
Gekwalificeerde vormen van diefstal = diefstal die extra zwaar wordt
gestraft vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder de diefstal wordt
gepleegd. Gaat dus wel altijd om diefstal, daarom moeten alle bestanddelen (van
art. 310 Sr.) van diefstal worden vervuld.
Bij de strafverzwaring van art. 311 Sr gaat het om de volgende
strafverzwarende omstandigheden:
- Diefstal van vee uit de wei;
- Diefstal bij brand of ontploffing;
- Diefstal in de nacht;
- Diefstal door 2 of meer personen;
- Diefstal door middel van braak, verbreking, inklimming of valse sleutels
- Diefstal in verband met terrorisme
Gevolg: Gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaren (ipv 4).
Zie ook art. 311 lid 2 Sr = gevangenisstraf van ten hoogste 9 jaren.
Art. 312 lid 1 Sr:
- Diefstal voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld
- Tegen personen
- Oogmerk diefstal voor te bereiden of makkelijker te maken
- Of om bij betrapping de vlucht makkelijker te maken of het bezit van het
gestolene te verzekeren.
gevolg: ten hoogste 9 jaren gevangenisstraf!
Art. 312 lid 2 Sr:
Ten hoogste 12 jaren gevangenisstraf indien diefstal met geweld plaatsvindt
onder de omstandigheden zoals genoemd in art. 312 lid 2 onder 1 tot en met 5
Sr.
8
,Art. 312 lid 3 Sr:
- Gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren indien het slachtoffer door het
geweld overlijdt.
Afpersing art. 317 Sr
- De dader beweegt zijn slachtoffer (door te dreigen) met geweld tot afgifte van
geld, goederen of andere zaken met een economische waarde.
- Lijkt op diefstal, maar bij diefstal neemt de dader het goed zelf weg, bij
afpersing geeft het slachtoffer (door geweld gedwongen) zijn geld of goederen
af.
Doelen afpersing:
- Afgifte goederen
- Aangaan van een schuld, dit wil zeggen dat het slachtoffer zich verplicht tot het
afbetalen van een schuld
- Teniet doen van een inschuld, dit wil zeggen dat de dader zijn schuldeiser
beweegt om deze schuld te vernietigen
- Ter beschikking stellen van gegevens die een geldwaarde hebben in het
handelsverkeer.
A heeft nog 10.000 euro tegoed van B. B betaalt niet dus gaat A zijn geld
‘halen’. A dreigt B met geweld om hem meteen uit te betalen. Het doet er niet
toe of je recht hebt op het geld of het goed, je mag het niet zelf met geweld op
gaan halen.
Chantage (afdreiging) art. 318 Sr
- Lijkt op afpersing. Verschil is dat er bij chantage geen geweld wordt gebruikt,
maar de dader dreigt iets bekend te maken dat het slachtoffer geheim wil
houden.
- De angst dat het geheim bekend gemaakt wordt, brengt het slachtoffer ertoe
om geld, goederen of waardepapieren af te geven.
Smaad = het bekendmaken van iets wat de ander verborgen wil houden.
Smaadschrift = het plegen van smaad op papier.
- Voor chantage is het niet van belang of het geheim waar is. Dus ook als een
dader dreigt leugens over zijn slachtoffer te vertellen, kan er sprake zijn van een
overtreding.
- Art. 318 Sr is een klachtdelict (zie art. 318 lid 3 Sr). Het OM mag alleen
vervolgen indien het slachtoffer een klacht heeft ingediend (= aangifte + verzoek
tot vervolging).
Verduistering art. 321 Sr
- Verduistering wil zeggen dat de dader zich een goed van een ander toe-eigent
terwijl hij daar geen toestemming voor heeft.
- Kenmerkend voor verduistering is dat de dader het goed of het geld van een
ander eerst op een nette manier onder zich heeft (bijv. lenen of huren).
- Pas daarna besluit hij om zich zonder toestemming van de rechthebbende als
eigenaar te gedragen.
- Dader is schuldig aan verduistering vanaf het moment dat uit zijn gedrag blijkt
dat hij zich als eigenaar gedraagt.
Arrest in de boodschappentas: een klant in een supermarkt legt in haar
winkelwagentje twee pakker suiker, voorverpakte rollade en wasmiddel. Op weg
9
, naar de kassa haalt de klant de rollade uit het winkelwagentje en stopt deze in
haar boodschappentas. De andere boodschappen rekent ze bij de kassa af. Een
medewerker ontdekt de rollade. Deze onschuldige diefstal kwam uiteindelijk bij
de hoge raad terecht omdat men het er niet eens over kon worden of de vrouw
diefstal of verduistering had gepleegd. De hoge raad vond het gedrag van de
vrouw onder verduistering vallen. De vrouw heeft als een gewone klant de
rollade en de andere boodschappen in haar winkelwagentje gedaan. Pas daarna,
toen ze de spullen rechtmatig onder zich had, heeft ze zich de rollade
toegeëigend.
Oplichting art. 326 Sr
Lijkt op afpersing en chantage. Verschil is dat het slachtoffer nu niet door geweld
of chantage maar door bedrog geld, goederen of waardepapieren afgeeft. Dat
bedrog kan bestaan uit:
- Aannemen valse naam;
- Aannemen valse hoedanigheid bijv. zeggen dat je van de politie bent
- Listige kunstgrepen = verzamelnaam voor alle trucs waarmee mensen worden
bedrogen bijv. kilometerteller terugdraaien, briefpapier met verkeerd briefhoofd.
- Samenweefsel van verdichtsels = verhaal vol leugens bijv. de man die om geld
vraagt omdat hij vanavond nog naar Groningen moet omdat zijn moeder daar
stervende is.
Bijzondere vorm van oplichting is flessentrekkerij (art. 326a Sr.)
- Beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen zonder (volledige)
betaling bijv. 3,4 keer in de maand.
Hoofdstuk 5 poging en deelneming
Vorige hoofdstuk gezien dat het gedrag van de dader pas strafbaar is als het
gedrag onder alle bestanddelen van de delictsomschrijving valt.
2 uitzonderingen op deze regel:
1. De strafbare poging
2. Deelneming
1. De strafbare poging
Iemand die een poging tot een misdrijf doet, is strafbaar. Poging = de dader
probeert een strafbaar feit te plegen maar dit lukt niet. Niet eerdere poging is
strafbaar. Verschil tussen thuis plannen maken of al bezig is met zijn misdrijf en
moet ophouden door politie.
Een poging is volgens art. 45 Sr strafbaar als de dader:
1. het opzet heeft om een misdrijf te plegen
2. al begonnen is met het uitvoeren van zijn misdrijf
3. niet uit vrije wil besluit om met zijn misdrijf te stoppen.
- Opzet
Eerste voorwaarde voor een strafbare poging is dat de dader de bedoeling heeft
om een misdrijf te plegen.
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annajong. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.98. You're not tied to anything after your purchase.