H+ ionen zijn heel reactief met name als ze binden aan
negatief geladen delen eiwitmoleculen, als H+ lostlaat
verandert de functie van eiwitten.
H in ECV: constant 40 nanomol/l, pH van je bloed is 7,35-
7,45.
pH tussen 6.80 en 7.80 is levensvatbaar. Daarbuiten ga je
dood.
Zuur: stof die H+ ion kan doneren
Base: stof die H+ ion kan ontvangen
Twee soorten zuur:
1. Koolzuur
Wij genereren zo’n 15.000 CO2 per dag door oxidatie van koolhydraten, vetten en
aminozuren. Uitscheiding via longen.
2. Niet-koolzuren
Worden gevormd door oxydatie van eiwitten, 70 mmol/dag. Moeten uitgescheiden
worden via de nieren.
We hebben productie van vluchtige zuren, niet vluchtige zuren en niet vluchtige basen.. Niet
vluchtige zure nworden tussentijds gebufferd met HCO3- bijvoorbeeld.
Vluchtige zuren
CO2 kan binden aan Hb, dan wordt het HbCO2. Het kan echter ook binden met H2O. Dan
wordt het H2CO3. Dit wordt vervolgens H+ en HCO3-. HCO3- gaat zich verplaatsen naar buiten
de cel. Het H+ ion kan zich binden aan HbO2. Dit wordt HHb + O2. De O2 wordt vrijgegeven
aan weefsel.
54
,Niet vluchtige zuren
Nier is het belangrijkste, deze haalt de hele
dag gefiltreerd HCO3- terug. Ook vindt H+
excretie plaats.
In ons plasma zit 24 mmol/L bicarbonaat. Dit
wordt allemaal teruggeresorbeerd. 80-90%
gebeurt in proximale tubulus.
Er is nog een 2de type cel die belangrijk is bij
excretie van H+ ionen. Dit zijn de intercalaire
cellen Type A van de verzamelbuizen. H+
ionen kunnen gebufferd worden in de urine.
Er zit fosfaat (HPO42-) en ammoniak (NH3) die
H+ op kunnen nemen waardoor de pH niet
extreem zuur wordt.
Ammoniak komt vanuit bloed naar tubulaire
lumen en kan gevormd worden van
metaboliseren van glutamine (zie rechts) en proximaal gefiltreerd worden.
De type B intercalaire cellen, hier vind secretie van HCO3- plaats. Als er een alkalose is kan de
nier HCO3- uitscheiden met terugresorptie van chloor. Als je uitgedroogd ben heb je weinig
chloor en zie je dat de exretie van HCO3- naar het tubulaire lumen belemmerd wordt.
Bij toename zuurbelasting is ammoniak het belangrijkste.
Regulatie renale H+ excretie wordt bepaald door extracellulaire pH. Bijvoorbeeld als je pH
afneemt (teveel aan H+ ionen) dan krijg je:
- Toegenomen Na/H+ uitwisseling proximale tubulus en lis van henle
- Toegenomen activiteit basolaterale Na-bicarbonaat co-transporter proximale tubulus
- Toegenomen NH4+ productie (NH4+ kan NH3 + H+ worden) uit glutamine in proximale
tubulus
- Toegenomen activiteit H+ pompje apicale zijde in verzamelbuis
H+ kan binden aan botten waardoor mensen met een nierinsufficiëntie spierzwakte kunnen
krijgen. Men krijgt daarom vaak een bicarbonaat voorgeschreven.
Samenvatting H+ buffers (waar H+ aan bindt)
- Extracellulair
o Bicarbonaat/CO2
o Fosfaat
o Eiwitten
- Intracellulair
o Bicarbonaat (spieren)
o Eiwitten (erytrocyten: hemoglobine)
o Organische en anorganische fosfaten
- Bot (CO32-)
55
,à meerendeel bindt aan bicarbonaat
In het lab kunnen we de pH, CO2 in plasma en HCO3- meten. Voor een diagnose wordt met
onderstaand schema gewerkt:
Metabole acidose: probleem
met je nier
pCO2 hoog: longprobleem
Metabole alkalose: probleem
met je nier
pCO2 laag: longprobleem
Het kan ook zijn dat pH normaal is. Dan is er een combinatie van beide stoornissen.
Compensatoir mechanismen:
- Metabole acidose: Hyperventiatie (CO2 uitblazen)
- Respiratoire acidose: Renale bicarbonaat retentie
- Metabole alkalose: Hypoventilatie (CO2 retentie)
- Respiratoire alkalose: Renaal bicarbonaat verlies
Bij de respiratoire stoornissen maken ze onderscheid tussen acuut en chronisch.
Oefenvragen:
a. Metabole acidose, met deels respiratoire compensatie
b. Chronische respiratoire alkalose, met deels metabole compensatie (uitscheiding bicarbonaat)
c. Gecombineerde respiratoire en metabole acidose (want beide waardes tonen een acidose)
d. Metabole alkalose, deels respiratoire compensatie
Oorzaken
- Metabole alkalose
o Verlies H+ ionen (braken, diarree)
o Toediening alkalische middelen (diuretica, hypokaliëmie)
o HCO3- retentie (levercirrose)
- Metabole acidose
o Toegenomen H+ priductie (lactaat acidose, ketoacidose, intoxicaties)
o Verlies H+ excretie (nierfalen)
Respiratoire stoornissen komen vooral door longziekten.
56
,Interactief College 1 Pneumothorax
Via lymfe-lacunes vind afvoer van pleuravocht plaats en
via bloedvaten vind aanmaak van pleuravocht plaats.
Viscerale pleura heeft geen sensorische zenuwen.
Er is een netto gradiënt over de pleura pariëtalis, 35-29
= 6cm H2O. Vocht van capillairen gaat in pleura
pariëtalis hierdoor.
Pneumothorax:
Lucht in pleurale ruimte, kan alleen door een opening in pleura pariëtalis/visceralis. Verlies
van negatieve druk die daar normaal gesproken zit
Spontane pneumothorax komt 1-40/100.000 per jaar voor en mannen veel meer dan
vrouwen. Roken en genetische aanleg zijn risicofactoren. Behandeling kan expectatief zijn
om te kijken of de long zich spontaan weer ontplooid (kan alleen bij klein gaatje).
Bij groter gat aspireren (met een naald tussen pleurale ruimte en daar wat lucht aspireren).
Zuigdrainage, sneetje tussen ribben en een katheter in brengen met een holle naald.
Katheter sluit je aan op drainage systeem. Er zijn theorieën dat zuurstof toedienen zorgt
voor snellere resorptie van lucht.
Casus 2
Overal gaten in de long die geleidt hebben tot secundaire pneumothorax. Draineren bij deze
patiënt is lastig omdat de long op sommige plekken nog vast zit aan de pleura. Er is een
afwachtend beleid gevoerd. Een paar weken later was het spontaan hersteld.
Casus 3
Mevrouw had sinusarresten en heeft pacemaker gekregen. Heeft vervolgens een klaplong
gekregen door het plaatsen van de pacemaker. Geen drain nodig, was maar een klein gaatje.
, Laatste casus: traumatische pneumothorax. Wordt nogal eens veroorzaakt door
ribfracturen. De traumatische klaplongen worden vrijwel altijd behandeld door
traumatologen met zuigdrainage. De prognose is geen verhoogd recidief risico!
Pleurodese
Pleura visceralis en parietalis aan elkaar plakken via:
Chemisch (iets in pleuraholte brengen wat een chemische reactie teweeg brengt):
§ Talk
§ Tetracycline
§ Doxycycline
Talk los je op in steriel water en breng je in de drain. Vocht gaat zich over pleurabladen
verspreiden en vocht kan er ook niet uit. Na een aantal uur zuig je het vocht weg. De
overgebleven talk zorgt voor een ontstekingsreactie waardoor de pleurabladen weer tegen
elkaar aan gaan liggen en vast plakken. Dit proces doet erg veel pijn, men krijgt vaak een
epiduraal hiervoor. De succeskans is wisselend, kans dat het terug komt na chemische
pleurodese is groter dan de chirurgische methode!
Chirurgisch is ook mogelijk:
- VATS of thoracotomie, bij VATS kleinere littekens en het is een goede manier
- Postoperatieve pijn, acuut en chronisch (ze krijgen ook een epiduraal en morfine).
Zonder pijnstilling gaan mensen niet goed doorademen en dit is essentieel voor
otnplooing.
Hoorcollege 2 Inleiding longfunctie
Aantal COPD-patiënten is tegenwoordig vooral vrouwen. Een FEV/FVC ratio <LLN na
bronchusverwijding wijst op COPD.
Pneumotachograaf: flow meten (hoeveel je kan uitademen per seconde)
Druk links in dat ding wordt hoger dan aan de andere kant door heel hard blazen. Dit drukval
gecombineerd met weerstand levert een flow op.
Wat kun je meten?
- Vitale capaciteit: hoeveel lucht je in kunt
ademen als je helemaal bent uitgeademd
- Expiratoir reserve volume: volume dat je
nog uit kunt ademen nadat je normaal hebt
uitgeademd
- IC: hoeveel lucht je kan inademen als je
normaal hebt ingeademd + wat er nog bij
kan
Inspiratoir > expiratoir (bij zieke mensen ernstiger)
FRC kan je niet meten met spirogram, zijn wel andere technieken voor.
58
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurageneeskunde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.