Kapitaalgoederen
- goederen om te kunnen produceren zijn kapitaalgoederen of activa
vaste of duurzame kapitaalgoederen: gaan vele productiecycli mee
vlottende kapitaalgoederen: gaan slechts 1 productiecyclus mee
- vaste en vlottende kapitaalgoederen vormen samen de productiefactor kapitaal
- aantal duurzame kapitaalgoederen bepaalt de productiecapaciteit
Gemiddelde arbeidsproductiviteit
- verhouding tussen de totale productie (Q) en het aantal tewerkgestelde werknemers (L)
- totale productie Q
aantal werknemers L
Marginale arbeidsproductiviteit
- door de inschakeling van één extra medewerker ( L) ontstaat er extra productie ( Q)
- toename totale productie Q
toename aantal werknemers met één L
Wet van de toenemende en afnemende fysieke meeropbrengst
- wanneer aan een constant gehouden hoeveelheid productiefactoren achtereenvolgens
eenheden van een variabele productiefactor worden toegevoegd, zal de totale productie
eerst meer, daarna minder evenredig toenemen en uiteindelijk afnemen
- korte termijn
2. De productiekosten
2.1 Kostensoorten
Financiële overzichten
- om inzicht te krijgen in de kosten en opbrengsten
- resultatenrekening geeft specificatie van de opbrengsten en kosten over een bepaalde
periode weer
1
, Totalekostenfunctie
- verband tussen de totale kosten en de productieomvang in een bepaalde periode
vaste of constante kosten: kosten die binnen bepaalde grenzen niet variëren met
de productie
variabele kosten: kosten die wel veranderen met de productieomvang
- mate waarin de kosten veranderen met de productieomvang is afhankelijk van de tijd
2.2 De kostenfunctie
Totale kosten
- totale kosten (TK) bestaan uit de totale constante kosten (TCK) en de totale variabele
kosten (TVK)
- TK = TCK + TVK
- totalekostenlijn heeft een stijgend verloop: om extra eenheden te kunnen produceren,
zijn extra kosten nodig
Gemiddelde totale kosten
- kosten per stuk
- totale kosten delen door de productieomvang
- GTK = GCK + GVK; waarbij GTK=TK/Q, GCK=TCK/Q, GVK=TVK/Q
- gemiddelde totalekostenfunctie geeft aan hoe de gemiddelde kosten variëren met de
omvang van de productie
gemiddelde kosten dalen, dan is er sprake van schaalvoordelen
gemiddelde kosten stijgen, dan is er sprake van schaalnadelen
gemiddelde kosten veranderen niet met bij toename van productie, is er sprake
van schaalopbrengsten
Marginale kosten
- het bedrag dat nodig is om één extra eenheid te produceren
- gemiddelde totale kosten dalen wanneer de marginale kosten lager zijn dan de
gemiddelde totale kosten
- gemiddelde totale kosten stijgen als de marginale kosten de gemiddelde totale kosten
overtreffen
- bij toenemende productieomvang zullen de kosten eerst degressief (steeds kleinere
stijging) stijgen en vervolgens progressief (steeds grotere stijging)
2
, HOOFDSTUK 2: Vraag en opbrengsten
1. Consumentengedrag
1.1 Vooronderstellingen
Consument kiest voor maximaal nut/maximale bevrediging
- consumenten kunnen vrij kiezen
- ze handelen rationeel
- ze zijn volledig geïnformeerd
- ze zijn veel in aantal
- we gaan uit van de consument
1.2 Budgetten, voorkeuren en de optimale keuze
1.2.1 Budgetten
Inkomen
- het inkomen is het budget dat aangeeft welke hoeveelheden goederen maximaal
aangeschaft kunnen worden
Budgetlijn (grafiek pagina 43)
- wanneer er slechts twee goederen zijn en het inkomen is gelijk aan Y
PaQa + PbQb = Y
- als de consument zijn hele inkomen aan goed A uitgeeft, dan is Qb = 0
P a Qa = Y
- hele inkomen besteden aan combinatie van deze goederen, punt tussen goed A en B
- budgetlijn kan op twee manieren veranderen
door verandering van het inkomen
door verandering van de prijzen
1.2.2 Voorkeuren
Nut
- bij het aanschaffen van goederen houden consumenten rekening met eigen behoeften
- het vermogen van een goed om iemands behoefte te bevredigen = nut
- nut is afhankelijk van de situatie
- maatschappelijk nut = individuele nutservaringen optellen, totale nut van een groep
Wet van het afnemende marginale nut
- totale nut van consumptie van een goed neemt toe naarmate je meer van dat goed bezit
- naarmate je meer bezit, zal het totale nut bij uitbreiding van de hoeveelheid goederen
met één eenheid nog wel toenemen maar steeds minder
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Michaela12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.