100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting MPA - geneeskundig proces - thema 5 hypertensie $5.96   Add to cart

Summary

Samenvatting MPA - geneeskundig proces - thema 5 hypertensie

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting MPA - geneeskundig proces - thema 5 hypertensie

Preview 3 out of 21  pages

  • September 15, 2023
  • 21
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Thema 5 – Hypertensie


5.1 Bouw en functie van de circulatie

Startend vanuit de aorta vertakken herhaaldelijk bloedvaten en vormen die de belangrijkste arteriën
die bloed naar de organen van het lichaam vervoeren. Binnen deze organen vertakken de arteriën
zich verder tot arteriolen (kleine arteriën). De arteriolen voeren bloed aan naar de capillairen
(haarvaten). Deze capillairen vormen uitgebreide netwerken.
De belangrijkste functies van het cardiovasculaire stelsel vinden plaats op het niveau van de
capillairen; de uitwisseling van stoffen en gassen tussen het bloed en de interstitiële vloeistof vindt
plaats via de capillairwanden.
Bloed dat uit het capillairnetwerk stroomt, komt eerst in de venulen (kleine venen). Vervolgens
verenigen deze dunnen bloedbaten zich tot kleine venen, waarna deze overgaan in middelgrote en
grote venen welke vervolgens in het hart terug uitkomen en deze route zich weer herhaald.

Structuur van de bloedvaten
De wanden van arteriën en venen bestaan uit drie duidelijk te onderscheiden lagen;
- Tunica intima /interna; binnenste laag van het bloedvat. Bestaat uit het endotheel van de
bloedvatwand en een onderliggende laag van bindweefsel met vooral elastische vezels.
- Tunica media; middelste laag, bevat glad spierweefsel in een raamwerk van collagene en
elastische vezels. De collage vezels verbinden de media aan de tunica intima en de tunica
externa.
Als de gladde spieren samentrekken, neemt de diameter van het vat af. Ontspannen zij,
neemt de diameter toe.
o Bevat bij arteriën meer elastische vezels en glad spierweefsels  arterie wanden
kunnen hierdoor beter de druk van het hart weerstaand wanneer het bloed in het
arterienetwerk wordt geperst.
o Gladde spierweefsel staat onder invloed van het sympathische ZNS.
 Stimulatie van de spieren in de vaatwand  trekken samen, arterie wordt
nauwer  vasoconstrictie (vaatvernauwing)
 Ontspanning van de spieren in de vaatwand  arterie groter en centrale
holte/lumen van het vat wordt groter  vasodilatatie (vaatverwijding).
- Tunica externa / adventitia; buitenste laag, vormt een koker van bindweefsel rond het
bloedvat. Soms zijn de collagene vezels met die van aangrenzende weefsels verbonden
waardoor het vat wordt gestabiliseerd en verstevigd.

Arteriën
Er zijn drie typen arteriën;
- Elastische arteriën; zijn grote, zeer veerkrachtige
bloedvaten met soms wel een lumen diameter van 2,5
cm. Enkele voorbeelden zijn; a. Pulmonalis, Aorta en de
grootste vertakkingen hiervan.
o Tunica media; meer elastisch dan gladde
spiercellen  kunnen hierdoor extreme
drukken opvangen doordat ze kunnen oprekken
met het uitstotende volume. Dit zorgt er mede
voor dat de bloeddruk niet ‘doorstijgt’ omdat de
klap wordt opgevangen en terugveert in plaats
van het door een starre buis heen perst.
- Musculeuze arteriën; ook wel middelgrote arteriën
genoemd, vervoeren bloed naar skeletspieren en
inwendige organen. Gemiddeld diameter lumen van 0,4cm.




1

, Thema 5 – Hypertensie


o Tunica media; bevat meer glad spierweefsel en minder elastische vezels dan
elastische arteriën.
- Arteriolen; kleine musculeuze arteriën, gemiddelde lumen diameter van 0,03mm. Diameter
veranderd als reactie op plaatste omstandigheden, zoals een lage zuurstofconcentratie of op
sympathische of endocriene signalen  veranderingen van diameter veranderen de
bloeddruk en de stroomsnelheid door de desbetreffende weefsels.
o Tunica media; bevat één of twee lagen gladde spiercellen.
o Tunica externa; zeer beperkt aanwezig.

Capillairen
Enige bloedvaten waarbij uitwisseling tussen het bloed en de omringende interstitiële vloeistof door
de wanden mogelijk is. Doordat de capillairwanden relatief dun zijn, os de diffusieafstand klein en
kan uitwisseling al snel plaatsvinden. Uitwisseling kan via diffusie door endotheelcellen of door
openingen tussen aangrenzende endotheelcellen (infiltratie plaats voor iets grotere moleculen zoals
bijv. eiwitten  kan in de plexus choreoïdus, hypothalamus en filtratieplaatsen in de nieren).
Een capillair bestaat uit een laag van endotheelcellen binnen een
basaalmembraan. Het heeft geen tunica media en tunica externa.
In het capillairnetwerk zijn precapillaire sfincters aanwezig welke bepaalde
‘gangen’ van het netwerk tijdelijk kunnen afsluiten door het sluiten danwel
ontspannen van deze kringspieren.

Venen
Hebben een betrekkelijk dunnen wand omdat ze niet tegen grote druk bestand
hoeven te zijn. In venulen en middelgrote venen is de bloeddruk zo laag dat
deze de zwaartekracht niet kan overwinnen. Deze venen hebben kleppen in het
lumen welke voorkomen dat het bloed ‘terug stroomt’ en/of zich gaat ophopen.
- Tunica media in middelgrote venen is dun en bevat relatief weinig
gladde spierweefsel, welke in lagen zijn opgebouwd. In de relatief dikke tunica externa zijn
langwerpige bundels van elastische en collagene vezels aanwezig.
- Venulen lijken op uitgerekte capillairen en hebben helemaal geen tunica media.

Factoren die invloed hebben op de doorbloeding
Druk en weerstand hebben beide invloed op de doorbloeding van weefsels, maar hebben een
tegenovergesteld effect.
- Doorbloeding en druk zijn recht evenredig; als de druk toeneemt, neemt de doorbloed ook
toe.
- Doorbloeding en weerstand zijn omgekeerd evenredig; als de weerstand toeneemt, neemt
de doorbloeding af.
Om het bloed in het lichaam constant te laten stromen, moet het hart genoeg druk genereren om de
weerstand tegen de doorbloeding in de bloedsomloop te overwinnen.

Druk; vloeistoffen, met inbegrip bloed, kunnen niet worden samengedrukt. Daardoor ontstaat een
vloeistofdruk ofwel hydrostatische druk wanneer een kracht op een vloeistof wordt uitgeoefend.
Indien er een drukverschil/drukgradiënt tussen twee plaatsen is, stroomt een vloeistof van een
gebied met een hogere druk naar een gebied met een lagere druk. De stroomsnelheid is hierbij
evenredig  hoe groter het drukverschil, hoe sneller de stroming.
Grootste drukverschil in het lichaam aanwezig tussen aortastam en rechter atrium. Dit drukverschil
wordt door drie componenten bepaald;
1. Arteriële druk; druk aanwezig in de arteriën (gewoonlijk de bloeddruk genoemd, gemeten in
de elastische en musculaire arteriën)
2. Capillaire druk; druk aanwezig in de capillairen




2

, Thema 5 – Hypertensie


3. Veneuze druk; druk aanwezig in de venen.

Weerstand; is elke kracht die zich tegen beweging verzet. Bloed stroomt alleen als het drukverschil
groot genoeg is om de totale perifere weerstand te overwinnen; de weerstand van het gehele
cardiovasculaire stelsel.
De weerstand van het arteriële systeem wordt de perifere weerstand genoemd. Dit wordt
veroorzaakt door;
- Vaatweerstand; weerstand van de bloedvaten tegen doorbloeding. De belangrijkste factor is
de wrijving tussen het bloed en de vaatwanden. Mate van wrijving is afhankelijk van de
lengte en diameter van het bloedvat. Wrijving neemt toe wanneer de vaatlengte toeneemt
en/of de diameter van het bloedvat afneemt (groter oppervlak in contact met bloed).
o Lengte bloedvat kan niet worden aangepast, dus vaatweerstand wordt gereguleerd
door de diameter van bloedvaten te wijzigen door samentrekken/ontspannen glad
spierweefsel in de vaatwanden.
 Doet zich voornamelijk voor in de arteriolen.
- Viscositeit; weerstand tegen stroming door ‘dikte’ van een vloeistof. Vloeistoffen met een
lage viscositeit, zoals water, stromen bij een lage druk, terwijl dikke, stroperige vloeistoffen
zoals honing alleen onder hoge druk stromen.
Bloed bevat plasma-eiwitten en bloedcellen waardoor de viscositeit 5x zo hoog is als die van
water. Veranderingen in de samenstelling van het bloed kunnen gevolgen hebben voor de
viscositeit van het bloed en hierdoor kan de perifere weerstand af- dan wel toenemen.
- Turbulentie; stroomt meestal gelijkmatig. Door een hoge stroomsnelheid, onregelmatige
oppervlakken als gevolg van verwonding of ziekte (bijv. atherosclerose), of door plotselinge
veranderingen van de diameter van het bloedvaten wordt deze gelijkmatige stroming
verstoord waardoor wervelingen ontstaan. Dit verschijnsel, dat turbulentie wordt genoemd,
vertraagt de doorbloed en verhoogt de weerstand.

Samenhang tussen druk en weerstand; Neurale en hormonale mechanismen reguleren de bloeddruk
en houden deze relatief constant. Dankzij aanpassingen in de perifere weerstand van de bloedvaten
naar specifieke organen kan de snelheid van de bloedstroom nauwkeurig worden gereguleerd.
Van de drie factoren die de weerstand bepalen, kan alleen de vaatweerstand door het ZNS en
hormoonstelsel worden gewijzigd wanneer de doorbloeding moet worden aangepast. Viscositeit en
turbulentie zijn onder normale omstandigheden constant.




 Normale situatie  Vasoconstrictie  Vasodilatatie

Drukverschillen in de grote bloedsomloop
Langs de stroomroute in de grote bloedsomloop is de d ruk niet gelijk. De druk is het hoogste in de
aorta (120mmHg), en het laagst in v. Cava (2mmHg).

Bloeddruk (arteriële druk); is de druk in de elastische en musculaire arteriën; de druk fluctueert in
de grote en kleine arteriën; tijdens de ventriculaire systole stijgt de druk en tijdens de ventriculaire
diastole daalt de druk.
De systolische druk is de maximale druk bloeddruk die tijdens de ventriculaire systole wordt
gemeten. De diastolische druk is de minimale bloeddruk aan het einde van de ventriculaire diastole.
Het verschil tussen de systolische en diastolische druk is de polsdruk.
De polsdruk neemt af naarmate het bloed verder komt in het arteriële stelsel, richting de capillairen.
Op het moment dat het bloed een precapillaire sfincter bereikt is de druk circa. 35mmHg waarna het



3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nickkjonk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

60281 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96
  • (0)
  Add to cart