,D/M Maand
16 februari Buitenlandse belastingplicht IB en kwalificerende buitenlandse
belastingplicht (2 uur; van 13.30u-15.30u)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
23 februari Buitenlandse belastingplicht Vpb (2 uur: van 13.30u-15.30u)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
2 maart Belastingverdragen Ia (2 uur; van 13.30u-15.30u)
(art. 1 t/m 3)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
9 maart Belastingverdragen Ib (2 uur; van 13.30u-15.30u)
(art. 1 t/m 3)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
Werkgroep 1 – 17 april 2023
16 maart Belastingverdragen IIa (2 uur; van 13.30u-15.30u)
(art. 4 + art. 10(5))
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
23 maart Belastingverdragen IIb (2 uur; van 13.30u-15.30u)
(art. 4 + art. 10(5))
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
Werkgroep 2 – 24 april 2023
3 april Belastingverdragen III (art. 6, 10, 11, 12, 13) (4 uur; dus van 13.30u-
17.30u)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
6 april Belastingverdragen IV (4 uur; dus van 13.30u-17.30u)
(art. 5 + 7)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
13 april Voorkoming van dubbele belasting (4 uur; dus van 13.30u-17.30u)
Mr. dr. R.A. Bosman
Werkgroep 3 - 8 mei 2023
20 april Belastingverdragen V (art. 15 t/m 18) (4 uur; dus van 13.30u-17.30u)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
25 mei Belastingverdragen VI (art. 21, 22, 24 t/m 26 en 29) (4 uur; dus van
13.30u-17.30u)
Prof. mr. F.P.G. Pötgens
,Week 1 (9 februari 2023)
Het OESO model verdrag vormt de kern van het IBR. Het is van belang om de structuur van
het model verdrag goed op het netvlies te hebben. Immers, je moet de structuur van verdragen
snappen.
Art 1. Geeft de personele reikwijdte. Op wie is het verdrag van toepassing? Het verdrag kan
worden ingeroepen door een persoon die inwoner is van één of van beide staten. Je hebt dus
een persoon en inwoner nodig, wil het verdrag van toepassing zijn.
Art. 3 lid 1. Weergeeft de definitie van een persoon (natuurlijk persoon of een vennootschap).
Belangrijk om per verdrag te kijken welk sub je hier nodig hebt.
Art. 4 lid 1. Stelt wie een inwoner is, namelijk degene die in de betreffende staat aan
belasting is onderworpen.
Art. 2: Dit is de materiële reikwijdte. Op welke belastingen is het verdrag van toepassing?
Verdragen zien op belastingen naar het inkomen of winst. Dus directe belastingen (denk aan
LB, IB, VPB, DB etc.). Het is niet van toepassing op de indirecte belastingen, zoals BTW en
accijnzen.
Art. 3 lid 2. Weergeeft een algemene interpretatie bepaling. Voor uitleg van termen die in een
verdrag worden gebruikt en niet nader definieert worden moet je kijken naar nationale, tenzij
de context anders vereist.
Hoofdstuk 3: Toewijzingsbepalingen. Dit is de kern van het verdrag, nu hier de koek
verdeeld wordt tussen de woon- en bronstaat. Vaak mag de bronstaat heffen en moet de
woonstaat een vrijstelling verlenen volgens de toepassingsbepalingen.
Art. 6. Deze bepaling ziet op inkomen dat wordt verkregen uit onroerende zaken. Dit is een
klassieke verdeling van de heffingsrechten. Bronstaat heeft heffingsrecht.
Art. 7. Betreft winst van een onderneming.
Winst van een vennootschap (BV, VOF) of winst uit zelfstandige beroepen (indien geen art.
14 artikel).
Woonstaat heeft heffingsrecht, tenzij de vennootschap zodanige activiteiten onderneemt in de
bronstaat dat het aldaar leidt tot een vaste inrichting. In dat geval mogen de winsten die
kunnen worden toegerekend aan v.i. aldaar worden belast.
Art. 5 lid 1. Geeft de definitie van een vaste inrichting.
Art. 10. Gaat over dividenden. Betreft inkomen uit aanmerkelijk belang (reguliere voordelen
en vervreemdingsvoordelen). Gedeeld heffingsrecht, mag worden belast in bronstaat en
woonstaat verleent voorkoming van dubbele belasting.
Bijzondere is dat onder het gedeelde heffingsrecht voor de bronstaat een beperking bestaat.
, Vb: X woont in NL en heeft ter belegging aandelen in een Belgische vennootschap waaruit
dividend ontvangen wordt. België mag 15% belasting heffen op basis van artikel 10 van het
verdrag NL-BE. De rest van het dividend wordt belast in Nederland. Nederland moet dan
voor de 15% belastingheffing in België voorkoming van dubbele belasting verlenen. Al naar
gelang of X een natuurlijk persoon of een vennootschap is en al naar gelang van de grootte
van het belang kan het tarief vervolgens naar 0% of naar 5% gaan.
Wet DB. Ingeval van inkomen uit a.b. dan dien je altijd te verwijzen naar de Wet DB.
Art. 11. Gaat over interest. Rente. Gedeeld heffingsrecht, mag worden belast in bronstaat en
woonstaat verleent voorkoming van dubbele belasting.
Art. 12. Gaat over royalty’s. Vergoedingen voor technische dienstverlening. Gedeeld
heffingsrecht, mag worden belast in bronstaat en woonstaat verleent voorkoming van dubbele
belasting.
Art. 13. Dit artikel ziet op vervreemdingswinsten/vermogenswinsten (capital gains).
Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken.
De verdeling van het heffingsrecht varieert naar de aard van het vermogensbestanddeel dat
wordt vervreemd.
Art. 15. Paraplu bepaling. Inkomsten uit grensoverschrijdende dienstbetrekking. Het
heffingsrecht is toegewezen aan de staat waarin gewerkt wordt. Gaat om waar de werknemer
fysiek aanwezig is.
Vb. een inwoner van Nederland is bestuurder van een Franse vennootschap en krijgt daar een
vergoeding voor. In dat geval is het heffingsrecht over de bestuurdersvergoeding toegewezen
aan de staat waarvan de vennootschap inwoner is en waarvoor het bestuurdersschap wordt
vervuld. Het maakt in dit geval dus, anders dan bij werknemers, niet uit waar je deze
werkzaamheden effectief en fysiek verricht.
Art. 17. Artiesten en sporters. Performance staat heffingsrecht.
Vb: X is een VK artiest en treedt op in het Ziggodome. Hij krijgt hier een paar
honderdduizend euro voor. Ex. Art. 17 VK-NL is het heffingsrecht toegewezen aan de staat
waarin je optreedt. Nederland mag dus heffen. Het VK moet voorkoming verlenen.
Art. 18. Pensioenen. Woonstaat pensioengerechtigde heeft heffingsrecht.
Art. 19. Overheidsfuncties
Art. 20. Leraren en studenten
Art. 21. Restartikel. Woonstaat heeft heffingsrecht. Als een inkomensbestanddeel niet onder
een eerdere toewijzingsbepaling valt, dat het dan valt het onder dit artikel (gesloten karakter).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnnaLynn1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.