Samenvatting anatomie en fysiologie OWE 3 verpleegkunde
De spijsvertering – diabetes mellitus – metabool syndroom – zenuwstelsel – bloed en stolling – de
nieren
Cijfer : 7,4
,Spijsvertering
Spijsvertering begint in de mond. De mond verwerkt het voedsel op verschillende manier zodat het
via het slokdarm verder het lichaam in kan worden gebracht.
De mond heeft verschillende functies:
Het keuren van het voedsel door middel van smaak, tast en temperatuur-receptoren.
Het verkleinen van het voedsel door middel van kauwen.
Het vermengen van het voedsel met speeksel.
De enzymatische afbraak van koolhydraten door middel van ptyaline.
Het inslikken van de voedselbrok.
De oesofagus, het slokdarm, is een buis die de keelholte met de maag verbindt. De enige functie van
het slokdarm is het transport van de mond naar de maag. Dit gaat door middel van peristaltiek.
In de maag wordt het voedsel tijdelijk opgeslagen en bewerkt. Aan de maag zijn vijf dingen te
onderscheiden.
Van boven naar beneden zijn dat;
1. Cardia, de maagingang. Dit is het deel waar de slokdarm uitmondt.
2. Fundus, de maagkoepel. Hierin zit vooral ‘gas’ en ingeslikte lucht.
3. Corpus, het maaglichaam.
4. Pars pylorica / antrum, de maaguitgang. Het laatste deel van de maag, aansluitend op de
twaalfvingerige darm.
5. Pylorus, maagportier. Vernauwd stuk van de maaguitgang. Hier bevindt zich een kringspier
die de maag afsluit van de twaalfvingerige darm.
De maag heet als het waren een binnenste en buitenste bocht. De binnenste bocht noemen we de
curvatura minor. De buitenste bocht noemen we de curvatura major. De maagwand in de curvatura
minor is minder geplooid dan de rest van de maag. Dit deel wordt ook wel de maagstraat genoemd.
Vloeistoffen die uit het slokdarm komen kunnen meteen doorstromen naar de uitgang van de
maag.
De binnenbekleding, mucosa, bestaat uit een laag epitheel. Bij een lege maag in deze laag sterk
gerimpeld. Wanneer de maag wordt gevuld verdwijnen deze rimpels en kan de maag uitrekken tot
wel 2,5 liter. Het epitheel van de maagwand heeft talrijke uitstulpingen. Tussen deze uitstulpingen
zitten crypten. Crypten produceren maagsap.
Het epitheel van crypten bestaat uit drie soorten kliercellen.
1. Halscellen, produceren slijm.
2. Maagwandcellen, produceren zoutzuur en intrinsieke factor.
3. Hoofdcellen, scheiden pepsinogeen af.
De muscularis is opgebouwd drie lagen. Deze drie lagen zorgen voor een efficiënte samentrekking en
dat de inhoud van de maag goed door elkaar wordt gehusseld.
, 1. De longitudinale spierlaag.
2. De circulaire spierlaag.
3. Glad spierweefsel.
Gedurende de hele dag produceert de maag maagsap. Maagsap bestaat uit: Pepsinogeen, zoutzuur,
intrinsieke factor en slijm.
Zoals eerder vernoemd wordt de pepsinogeen geproduceerd door de hoofdcellen. In het maaglumen
wordt het pepsinogeen omgezet in pepsine door het aangemaakte zoutzuur. Pepsine splitst eiwitten
in kleinere stukjes.
Zoutzuur (pH=1,5) is een sterk zuur dat meerdere functies heeft. Allereerst het omzetten van
pepsinogeen in pepsine. Ook verlaagt het de pH-waarde van het voedselbrij, hierdoor werkt pepsine
optimaal. Het zoutzuur vernietigd kalk – en collageen houdende deeltjes, Ook vernietigd het zuur de
opgegeten eiwitten. Tot slotte heeft het zoutzuur een ontsmettende werking, doordat het veel
micro-organismen in het voedsel vernietigd.
De intrinsieke factor, zo genoemd omdat het lichaam de stof zelf aanmaakt, is noodzakelijk voor het
opnemen van de vitamine B12. Bij een maagverkleining of een andere operatie kan dit verstoord
worden doordat de maag het vitamine niet goed meer kan opnemen.
Maagsap bestaat voor een groot deel uit slijm. Het vormt een beschermende laag die
ondoordringbaar voor het zout en de pepsine is, zodat de stoffen de maagwand niet kunnen
beschadigen. De slijmlaag zorgt er tegelijkertijd ook voor dat het voedsel niet langs de maagwand
schuurt.
De slijmproductie van de wand is constant en wordt hormonaal en neuraal gereguleerd. De
hoeveelheid zou alleen een klein beetje kunnen worden opgevoerd als het voedsel in contact komt
met de maagwand.
De neurale regulatie
De neurale regulatie verloopt reflectorisch, zien, ruiken, proeven en denken zorgen voor een
verhoogde maagafscheiding. Zenuwen in het parasympatisch systeem zijn verantwoordelijk voor de
activering van de maagsapklieren. Zenuwen die tot het sympathisch systeem behoren kunnen de
productie juist remmen.
De hormonale regulatie
De hormonale regulatie komt op gang wanneer het voedsel in contact komt met de maagwand.
Bepaalde cellen gaan dan gastrine (maaghormoon) produceren. In de maagwand stimuleert dit
hormoon tot extra productie bij de maagsapklieren. Zolang er voedsel in de maag zit, blijft het
hormoon gastrine dan komen en blijft de extra maagsapproductie gehandhaafd. Wanneer de maag
leeg begint te raken en de zuurgraad afneemt, neemt de gastrineproductie weer af.
Een kwartier nadat je je voedsel hebt ingeslikt, begint de maag met het maken van peristaltische
bewegingen. De maaginhoud wordt om de 20 seconde goed gekneed en vermengd met het
maagsap. Door het zoutzuur daalt de pH-waarde van de maaginhoud van 7 naar ongeveer 1.5.
Uiteindelijk ontstaat er een dunne spijsbrok genaamd de chymus. De chymus uit de maag is erg zuur
en bevat gedeeltelijk afgebroken koolhydraten en eiwitten. Met de vetten is nog niks gebeurd.
Nadat de eerste portie zure chymus via de pylorus is doorgelaten naar het duodenum, de
twaalfvingerige darm. Sluit de opening uit reflectie. Tegelijkertijd wordt de maagperialtistiek
afgeremd. De prikkel voor de opening is het contact van het zure chymus met de twaalfvingerige
darm. Meteen na dit contact komen er hormonen op gang die het chymus minder zuur willen maken.
Zodra de chymus minder zuur is opent de twaalfvingerige darm en begint de ontzuring voor de
, volgende portie opnieuw. De prikkel voor het openen van de twaalfvingerige darm is dus de hoge pH
van het chymus en deze hoge pH wordt in de twaalfvingerige darm dus verlaagd.
Dus, op een rij de functies van de maag:
Tijdelijke opslag van voedsel.
Kneden en vermengen van voedsel met het maagsap.
Vertering van eiwitten door pepsine.
Afweer van het lichaam door afstoot van micro-organismen.
Na de maag komt de dunne darm. In de dunne darm vindt de eindvertering van de chymus plaats en
worden de voedingsstoffen vanuit het darmlumen in het vloed opgenomen. Onverteerbare resten
worden naar de dikke darm getransporteerd.
Delen van de dikke darm:
1. Caecum: blindedarm. Aan het einde bevindt zich de appendix vermiformis (wormvormig
aanhangsel). In de wand van de appendix liggen ophopingen van lymfatisch weefsel.
2. Colon: karteldarm. Grootste deel van de dikke darm. Bestaat uit 4 delen:
1 deel: colon ascendens (opstijgend deel). Loopt vanaf blindedarm naar boven tot aan de
e
lever.
2 deel: Colon transversum (dwarse deel). Loopt naar links naar de buikholte, over de dunne
e
darm heen en onder de maag naar links tot de milt.
3 deel: colon descendens (afdalend deel). Loopt van onder de milt naar beneden tot in de
e
bekken.
4 deel: colon sigmoideum (S-vormig deel). Loopt als een S naar het midden van de
e
bekkenholte.
3. Rectum: endeldarm. Laatste deel van de dikke darm.
Ampulla recti: bovenste deel dat wijder is en gemakkelijk kan uitrekken.
Anus: hier eindigt het rectum in.
Arterie Mesenterica superior verzorgt het eerste gedeelte van de dikke darm en de a. mesenterica
inferior het laatste gedeelte.
De veneuze afvoer vindt plaats door de poortader (naar de lever), behalve van het onderste gedeelte
van het rectum daar gebeurt het door de v. cava inferior.
De drie delen van de dunne darm: Duodenum (twaalfvingerige darm), jejunum en ileum. Het
jejunum, de nuchtere darm. Dit heet zo omdat dit deel tijdens de lijkschouwing vaak leeg is. Zonder
een duidelijke markering gaat het jejunum over in het ileum, de kronkeldarm.
In de wand van de dunne darm ligt het accent op de mucosa en de lamina propia. Dit heeft de maken
met de voornaamste functie van de darm, resorptie. Resorptie is de opname van voedingsstoffen in
het bloed.
De darm heeft drie factoren die zorgen voor een oppervlakte vergroting:
1. Richels. De darmwand bevat een aantal grote richels die parallel aan elkaar liggen. De richels
worden veroorzaakt door plooiingen van de mucosa.
2. Villi, darmvlokken. Dit zijn kleine uitstulpingen en bestaan uit losmatig bindweefsel van de
lamina propia.
3. Microvilli. Dit zijn membraanuitstulpingen van epitheelcellen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sbdekker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.