Inleiding tot organisatiekunde
Commerciële economie jaar 1
Hoofdstuk 1 tot 8
7e druk
,Hoofdstuk 1 inleiding: organisatiekunde in historisch perspectief
1.1: Wat is een organisatie?
Organisaties zijn doelgerichte samenwerkingsverbanden, want ze hebben doelstellingen, mensen en
middelen.
• Bedrijven: ondernemingen gericht op verkoop
- Profit organisaties: gericht op het maken van winst
- Non-profit organisaties: eventuele winst mag niet uitgekeerd aan de
aandeelhouders/eigenaren (scholen, ziekenhuizen)
• Overige organisaties: zijn niet afhankelijk van klanten, maar richten zich primair op hun leden
(kerk, voetbal)
Organisaties kunnen ook ingedeeld worden op rechtsvorm:
• Met rechtspersoonlijkheid: NV, vereniging, stichting, coöperatie
- BV: Aandelen staan op naam genoteerd en kunnen niet zomaar verhandeld worden.
- NV: Aandelen staan niet op naam en kunnen vrij verhandeld worden. Hierdoor kan er
meer kapitaal aangetrokken worden voor bvb grote investeringen.
- SE: Europese NV: makkelijker fuseren enz
• Zonder rechtspersoonlijkheid: Eenmanszaak, VOF, Commanditaire vennootschap
1.2: Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
De eerste aanzet tot organisaties was tijdens de Eerste industriële revolutie tussen 1760-1830 → Er
ontstonden fabrieken, stoommachines werden gebruikt voor de productie. Zo ontstond er naast de
kerk een grote organisatie.
Vanaf eind 19e eeuw kwam er aandacht voor organisatiekunde en theorieën hierover. Deze zijn in 3
stromingen in te delen:
• Eind 19e eeuw – 1935
• Circa 1935 – 1955
• Circa 1955 – Heden
1) Scientific management: ‘Organisatie zonder mensen’
- een theorie van de klassieke school met een kwalitatieve benadering
- Fredrick Taylor
- Streven naar efficiency
- Uitvinding van de lopende band → Mens werd verlengstuk van de machine
- Mensen zijn rationele wezens dat dmv geldprikkels tot hogere productiviteit komt
- Invoering prestatiebeloning: Hoe harder werken, hoe meer geld
Andere tijdgenoten van Taylor waren:
• Fayol: general mamangement theory = vaardigheden moeten een organisatie leiden
- Prevoir (vooruitzien, plannen)
- Organiser (organiseren)
- Commander (opdrachten geven)
- Coordonner (afstemmen, coördineren)
- Controler (controleren)
2
, • Weber: rationele organisatie → Functievervulling moet onafhankelijk zijn, mensen moeten
op hun kennis en vaardigheden een functie krijgen (geen vriendjespolitiek).
- Eenheid van bevel principe = iedere werknemer heeft 1 baas. Is makkelijk controleerbaar en
vervangbaar. Bureaucratie is functioneel.
2) Human relations benadering: ‘Mensen zonder organisatie’ (begin jaren 30)
- Arbeidsprestaties komen niet alleen door geld, maar ook door sociale aspecten. Door
aandacht meer succes
- Organisaties waren gesloten systemen → Omgevingsinvloeden waren niet groot en schaarste
was wel groot
3) Het revisionisme (herziening): ‘Mensen & organisaties’ (jaren 50)
- Bennis & Perrow hadden kritiek: te weinig rekening gehouden met technische aspecten
- Probeerde het Scientific management en de human relations benadering te combineren
- Werkstructurering: taakroulatie, verruiming & verrijking
- Nieuwe manier van leiding geven
4) Systeemtheorie: ‘Organisatie & omgeving’ (Na WOII)
- Economische bloei en maatschappelijke veranderingen
- Vooruitgang technologie
- Organisaties werden open systemen: door omgeving beïnvloed
- Organisaties gingen samenwerken, ook met het buitenland
- Besturing kreeg een interdisciplinair karakter
Besluitvorming veranderde in subjectieve rationaliteit:
- medezeggenschap en delegatie
- Betrokkenheid en invloed op laag niveau nemen toe
- Wet op de ondernemingsraden is belangrijker (informatie, advies en instemmingsrecht)
- Contingentiebenadering: er is niet 1 beste manier van leiding geven: de aard van het werk,
het niveau en de mate van omgevingsinvloeden bepalen de beste manier → Contingentcy
factor
- Personen: Jan woodward, Lawrence en Lorsche
Belangrijke personen in de organisatiekunde geschiedenis:
• Peter Drucker: kennis is de meest essentiële productiefactor in het einde van de 20e eeuw.
Verhoging van productiviteit in de kennis en dienstensector is een voorwaarde voor
economische groei.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noemi03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.