Probleem 1: How much do you want?
-Wat voor rol speelt de overheid op de prijs van bepaalde goederen?
-Hoe kan je de consumptie van bepaalde producten bevorderen of afremmen?
-Wat voor verschillende type goederen zijn er? (Voedsel, kleding, etc.)
-Welk type consumenten zijn er?
-Hoe reageren consumenten verschillend op prijsverandering?
Baumol & Blinder (2015)
Reactievermogen van de gevraagde hoeveelheid op prijsveranderingen wordt gemeten aan de hand
van elasticiteit. Marketeers gebruiken soms schattingen van elasticiteit om te beslissen over de
prijzen van hun producten.
Een relatief vlakke curve (a) geeft aan dat
consumenten scherp reageren op een
prijsverandering (gevoelige curve) =
elastisch
Een relatief steile curve (b) geeft aan dat
consumenten nauwelijks reageren op
prijsveranderingen = inelastisch.
Elasticiteit van de vraag: verhouding tussen de procentuele verandering in de gevraagde
hoeveelheid en de bijbehorende procentuele verandering in prijs. Vraag is elastisch als (bijv.) bij een
prijsstijging van 10% de gevraagde hoeveelheid met meer dan 10% daalt. De vraag is inelastisch als
een dergelijke prijsstijging de gevraagde hoeveelheid met minder dan 10% vermindert. We kunnen
dit niet bepalen aan de hand van een curve, omdat die samenhangen met de specifieke
meeteenheid. Elasticiteit meet het reactievermogen op basis van een procentuele verandering en
prijs en hoeveelheid in plaats van op absolute veranderingen (cijfers van meeteenheden). De
percentages worden niet beïnvloed door meeteenheden. Daarnaast wordt de elasticiteit berekend
als verandering in de gevraagde hoeveelheid als percentage van het gemiddelde van de twee
hoeveelheden: gevraagde hoeveelheid voor en na de prijsverandering (Q0 en Q1). Samenvattend
heeft de elasticiteitsformule twee basiskenmerken:
1. Elk van de veranderingen wordt gemeten als een procentuele verandering.
2. Elk van de procentuele veranderingen wordt berekend in termen van de gemiddelde
waarden van voor en na hoeveelheden en prijzen.
3. Ook wordt elke procentuele verandering beschouwd als een ‘absolute waarde’, wat
betekend dat alle mintekens wegvallen.
Prijselasticiteit van de vraag = (verandering in gevraagde hoeveelheid: procentuele verandering
prijs). Quarterpounder
Prijselasticiteit van de vraag en de vormen van vraagcurves
Een vraagcurve is elastisch als een bepaalde procentuele prijsverandering leidt tot een grotere
procentueel verandering in de gevraagde hoeveelheid. Een vraagcurve is inelastisch wanneer een
bepaalde procentuele prijsverandering leidt tot kleinere procentuele verandering in de gevraagde
hoeveelheid. Een vraagcurve is unit-elastisch wanneer een gegeven procentuele prijsverandering
leidt tot dezelfde procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid.
Vraagcurves kunnen misleidend zijn omdat de meeteenheden willekeurig zijn. Echter geeft de vorm
van een vraagcurve wel enige informatie over elasticiteit. Hieronder staan vier typen curves.
1
, 1. Type a is perfect elastisch/oneindig elastisch. Bij elke prijs hoger dan $0.75 zal de gevraagde
hoeveelheid tot nul dalen; de relatieve verandering in de gevraagde hoeveelheid zal oneindig
groot zijn. Perfecte elasticiteit treedt meestal op wanneer vele producenten een product
verkopen en consumenten gemakkelijk van de ene verkoper naar de andere kunnen
overschakelen als een bepaalde producent de prijs verhoogt.
2. Type b is volkomen inelastisch. Omdat de gevraagde hoeveelheid 90 blijft, ongeacht de prijs,
is de procentuele verandering in hoeveelheid altijd 0 en dus is de elasticiteit 0. Dit is vaak het
geval bij erg goedkope producten of bij noodzakelijke producten.
3. Type c is een geval tussen twee uitersten: een rechte vraagcurve, niet horizontaal of
verticaal. De helling in deze curve is constant, maar de elasticiteit niet. Langs een lineaire
vraagcurve wordt de prijselasticiteit van de vraag steeds kleiner naarmate je naar rechts
beweegt -> omdat de noemer groter wordt.
4. Type d: eenheid-elastisch. Het heeft overal een elasticiteit gelijk aan 1. Een unit-elastische
vraagcurve buigt in het midden van de oorsprong van de grafiek, aan beide uiteinden
beweegt hij steeds dichter naar de assen, maar hij raakt of kruist deze nooit. Elasticiteit
groter dan 1 is elastisch, kleiner dan 1 is inelastisch en gelijk aan 1 is unit-elastisch.
De werkelijke prijselasticiteit verschilt sterk per product. Matig luxegoederen (dure vakanties) zijn
over het algemeen prijselastischer dan noodzakelijke goederen. Producten met nauwe substituten
hebben ook een relatief hoge elasticiteit. Ook is de elasticiteit van de vraag naar goederen die
bedrijven kopen over het algemeen hoger dan die voor consumentengoederen.
Prijselasticiteit van de vraag: het effect op de totale opbrengst en totale kosten
Naast de rol als maatstaf voor het reactievermogen van de vraag op prijsverandering, kan elasticiteit
ook uitspraken doen over opbrengsten en kosten. Als de vraag naar een product elastisch is, zal een
prijsverhoging de totale inkomsten zelfs verlagen. Als de vraag unit-elastisch is laat een prijsstijging
de totale omzet onaangetast en bij inelasticiteit zal een prijsstijging de totale inkomsten verhogen.
De relatie tussen elasticiteit en totale inkomsten blijft bestaan, omdat totale inkomsten (of uitgaven
van de consument) gelijk is aan de prijs maal de gevraagde hoeveelheid (P x Q) en omdat een
prijsdaling twee tegengestelde effecten heeft op de twee componenten van de formule. Als P daalt,
stijgt Q. Als P daalt dalen de inkomsten, maar als Q daalt stijgen de inkomsten. Het netto-effect op de
totale inkomsten/uitgaven is afhankelijk van de elasticiteit.
De totale inkomsten (of uitgaven) vertegenwoordigd door een punt op een vraagcurve (elke prijs-
hoeveelheidcombinatie) is gelijk aan de oppervlakte van de rechthoek onder dat punt (want P X Q is
totale omzet).
Elasticiteit heeft invloed op de gevraagde hoeveelheid bij een prijsverandering en dus op de omzet.
Zal een belastingverhoging het aantal rokers doen verlagen?
Als de vraagelasticiteit hoog is, zal de belasting effectief zijn, omdat een kleine verhoging van
belasting zal leiden tot een sterke daling van aankopen. Als de vraagelasticiteit klein is, zullen
consumenten niet sterk reageren op de prijsverandering. Hoe hoger de elasticiteit, hoe sterker
consumenten reageren. Als een belastingverhoging roken niet kan beteugelen, komt dit de overheid
ten goede. Als de verhoging succes heeft, profiteert de overheid maar een klein beetje. In dit geval is
de belasting bedoeld om het gedrag te veranderen, dus de regering zou blij zijn als het aantal rokers
daalt.
2
,Wat bepaalt de elasticiteit?
Verschillende dingen hebben invloed op de gevoeligheid van consumenten voor prijsveranderingen:
1. Aard van de goede behoeften, zoals basisvoedingsmiddelen, hebben normaal gesproken
relatief inelastische vraagcurves, wat betekent dat de hoeveelheden die de consumenten van
deze producten vragen zeer weinig reageren op prijsveranderingen. Veel luxegoederen
hebben vrij elastische vraagcurves.
2. Beschikbaarheid van substituten: als consumenten gemakkelijk een aanvaardbare vervanger
kunnen krijgen voor een product waarvan de prijs stijgt, zullen ze overschakelen. De vraag
naar eng gedefinieerde goederen (sla) is elastischer dan de vraag naar breder gedefinieerde
goederen (zoals groenten).
3. Aandeel van het consumentenbudget: het aandeel van het consumentenbudget dat wordt
vertegenwoordigd door de aankoop van een bepaald artikel heeft ook invloed op de
elasticiteit ervan. Zeer goedkope artikelen hebben meestal inelastische vraagcurves, omdat
dit minder budget vraagt.
4. Tijdsverloop: de vraag naar veel producten is op lange termijn elastischer dan op korte
termijn. Het duurt vaak even voordat mensen zich aan kunnen passen aan de
prijsveranderingen (bijvoorbeeld bij stijging van olie stapten mensen uiteindelijk over op gas)
Elasticiteit als een algemeen concept
Tot nu toe is alleen gekeken naar prijselasticiteit. Elasticiteit wordt in het algemeen gebruikt om te
meten hoe een economische variabele reageert op veranderingen in een andere. De gevraagde
hoeveelheid hangt (zoals hierboven besproken is) ook van andere dingen af dan van de prijs.
1. Inkomenselasticiteit: invloed van een verandering in het consumenteninkomen op de
gevraagde hoeveelheid van een product. Een toename van het inkomen verhoogt de
gevraagde hoeveelheden van de meeste goederen. Inkomenselasticiteit is de verhouding
tussen de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid en de procentueel
verandering in het inkomen.
2. Prijselasticiteit van het aanbod: de verhouding tussen de procentuele verandering in de
geleverde hoeveelheid en de procentuele verandering in de prijs (met welk percentage stijgt
het aanbod als de prijs stijgt).
3. Kruiselasticiteit van de vraag: hoeveel wordt de vraag naar product X beïnvloed door een
verandering in de prijs van product Y. Dit elasticiteitsgetal wordt sterk beïnvloed door het feit
dat sommige producten andere producten wenselijker maken, maar sommige producten
verminderen de vraag van de consument naar anderen producten. Complementaire
producten maken elkaar waardevoller en de vraagcurves zijn met elkaar verbonden.
Substituten/vervangers maken elkaar minder waardevol. Kruiselasticiteit wordt gebruikt om
te bepalen of twee producten vervangende of complementaire producten zijn.
Als twee goederen substituten zijn, heeft een prijsstijging van de ene de neiging om te zorgen voor
een stijging van de gevraagde hoeveelheid van de ander, zodat hun kruiselasticiteit van de vraag
normaal gesproken positief zal zijn. Als twee goederen complementair zijn, heeft een prijsstijging van
de een de neiging om de gevraagde hoeveelheid van de ander te verlagen, zodat de kruiselasticiteit
negatief zal zijn. Hier laten we geen mintekens vallen (zoals bij gewone elasticiteit).
Kruiselasticiteit wordt vaak gebruikt door rechtbanken/regelgevende overheidsinstanties wanneer de
mate van concurrentie een kwestie is, want hoe groter de kruiselasticiteit, des te sterker de
concurrentie is.
De tijdperiode van de vraagcurve en economische besluitvorming
Nog een belangrijk kenmerk van een vraagcurve wordt niet weergegeven in een grafiek. Een
vraagcurve geeft voor elke mogelijke prijs de hoeveelheid van het goed aan die gedurende een
bepaalde periode wordt gevraagd; alle alternatieve prijzen die in een vraagcurve worden beschouwd,
moeten betrekking hebben op dezelfde periode. Een optimale beslissing is de beslissing die het
3
, beste de doelstelling van de beslisser dient, wat de doelstellingen ook mogen zijn. Het wordt
geselecteerd door een expliciete of impliciete vergelijking met de mogelijke alternatieve keuzes. De
term optimaal impliceert noch goedkeuring, noch afkeuring van het doel zelf.
De vraagcurve beschrijft een reeks hypothetische gevraagde hoeveelheden op een reeks potentiële
prijzen, maar het bedrijf kan eigenlijk slechts 1 van deze prijzen in rekening brengen. Alle punten op
de vraagcurve verwijzen naar alternatieve mogelijkheden voor dezelfde tijdsperiode – de periode
waarvoor de beslissing moet worden genomen. Een vraagcurve biedt de informatie die nodig is voor
(bijv.) bedrijven of overheidsinstanties om rationele beslissingen te nemen. Het feit dat alle punten
op de vraagcurve hypothetische mogelijkheden zijn voor dezelfde tijdsperiode, veroorzaakt
problemen voor de statische schatting van vraagcurves.
Frank (2008)
Prijselasticiteit van de vraag: kwantitatieve maatstaf voor het reactievermogen van
aankoopbeslissingen op prijsvariaties. Het is de procentuele verandering in de hoeveelheid
gevraagde goederen die het gevolg is van een prijsverandering van 1%. De prijselasticiteit van de
vraag zal altijd negatief (of nul) zijn omdat prijsveranderingen altijd in tegenovergestelde richting
bewegen van veranderingen in de gevraagde hoeveelheid. Prijselastisch = < -1, inelastisch > -1, unit-
elastisch = -1.
Een lineaire marktvraagcurve heeft een aantal
kenmerken. Allereerst is de prijselasticiteit op elk
punt van de vraagcurve anders. De helling is
constant, wat betekent dat het omgekeerde van
de helling ook constant is. De verhouding tussen
prijs en hoeveelheid neemt echter op elk punt
van de curve een andere waarde aan. Bij
verticale snijpunt is de elasticiteit bijna oneindig,
bij horizontale snijpunt bijna 0. Ten tweede is de
vraagelasticiteit nooit positief. Ten derde is de
prijselasticiteit omgekeerd evenredig met de
helling van de vraagcurve. Hoe steiler de
vraagcurve des te minder elastisch is de vraag.
Horizontale vraagcurves, met een helling van nul op elk punt, hebben een oneindig hoge
prijselasticiteit = perfect elastisch. Dit is vaak het geval bij concurrerende bedrijven. Een verticale
vraagcurve heeft een prijselasticiteit van 0 = perfect inelastisch. We gebruiken de helling van curves
niet om elasticiteit te interpreteren, omdat de helling gevoelig is voor de eenheden die we gebruiken
om prijs en hoeveelheid te meten.
De totale uitgaven (R) = P x Q -> of de totale uitgaven stijgen of dalen, hangt af van of de winst uit
extra verkopen groter is dan het verlies uit lagere prijzen.
De algemene regel voor kleine prijsverlaging is: een prijsverlaging zal de totale omzet verhogen als de
absolute waarde van de prijselasticiteit van de vraag groter is dan 1. Een prijsstijging zal de totale
omzet verhogen als de absolute waarde van de prijselasticiteit kleiner is dan 1.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lieskezijlstra2002. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.