100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Historisch vergelijkende ontwikkeling van het privaatrecht (JUR-2HOPRIV) $6.96   Add to cart

Summary

Samenvatting - Historisch vergelijkende ontwikkeling van het privaatrecht (JUR-2HOPRIV)

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting - Historisch vergelijkende ontwikkeling van het privaatrecht (JUR-2HOPRIV)

Preview 4 out of 57  pages

  • September 24, 2023
  • 57
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting HOP
Week 1
Drie typen invloed van het Romeins recht op het huidig recht:
 Diepgaande invloed: veel onderwerpen gaan bijna rechtstreeks terug op het
Romeins recht
- Pandrecht
- Onderscheid bezit en houderschap
- Vereisten eigendomsoverdracht
- Onderscheid tussen goederen- en verbintenissenrecht
 Bepalende invloed: het gaat om drie vereisten. Er bestaat een keuzemogelijkheid in
het rechtssysteem. In het voorbeeld is het de geldige titel. In Romeinse stelsel ken je
dus twee stelsels. Het probleem speelt zowel bij de Romeinen als bij ons. Je maakt
een keuze
Voorbeeld: causale of abstracte stelsel van eigendomsoverdracht. Uitgangspunt is dat
eigendom overdraagbaar is. Je moet aan bepaalde vereisten voldoen
- Geldige titel
Als je een geldige overeenkomst verplicht stelt voor een geldige overdracht dan geldt die
overeenkomst als geldige titel. Het is een causaal stelsel. Geldige titel is voor de Romeinen
niet gek. Er zijn stelsels in Europa die een ander stelsel hebben. Dat is het abstracte stelsel.
Er is geen geldige titel nodig voor een geldige eigendomsoverdracht.
- Beschikkingsbevoegd
- Levering
 Oppervlakkige invloed: we hebben de beginselen overgenomen, maar anders
uitgewerkt. Veel rechtsstelsel moeten omgaan met het feit dat mensen schade
leiden. Heeft degene die schade leidt recht op een vergoeding?  Onrechtmatige
daad (art. 6:162 BW). De Romeinen hadden ook een aantal gevallen van
schadevergoeding. Hoe hebben die gevallen doorgewerkt in het huidig recht? Voor
een aantal strafbare gedragingen liep het in de Romeinse tijd anders dan het huidig
recht. Burgers moesten zelf handhaven. Ongegronde vormen van
schadetoebrenging. Bijvoorbeeld voor diefstal. Privaatrecht en strafrecht lopen door
elkaar in het Romeins recht. Huidig recht loopt het wat meer uit elkaar. Onze
vereisten voor onrechtmatige daad lijken niet veel op die van het Romeins recht.

Welk Romeins recht wordt gebruikt?
 Digesten
Het belangrijkste onderdeel van de wetgeving van keizer Justinianus. Ze gaan terug op
geschriften van Romeinse juristen die leefden en werkte in het oude Rome van het 1 e t/m 3e
eeuw na Christus  klassieke periode van het Romeinse recht. Het geldt in de oudheid als
hoogtepunt van de beoefening van het Romeins recht. Het valt samen met het hoogtepunt
van het Romeinse rijk. De juristen hoefden niet Romein te zijn. Ze kwamen uit andere
onderdelen van het Romeinse rijk. Iedereen trok naar Rome.
Ons privaatrecht gaat voor een groot deel terug op het werk van die klassieke Romeinse
juristen die leefden in die klassieke periode. Juristen hebben de neiging om van mening te
verschillen. Codificatie van alle juristenopvattingen door Justinianius. Tegengestellde
meningen kwamen in de digesten voor. Belangrijkste bron zijn digesten. Die tegenspraken

,leiden tot verschillen in moderne privaatrechtelijke rechtsstelsels. Voorbeeld het causale of
abstracte stelsel. Er zijn aanknopingspunten voor beide stelsels door de geschriften van
juristen die van mening verschilden. Digesten zijn bron voor argumenten in het huidige
recht.
 Codificatie van het klassiek Romeinse recht. Er bestaan geen voorrangsregels
 Codex Justinianus
Het wetboek van de keizerlijke verordeningen. Lex posterior regel geldt: de nieuwere
verordening gaat voor de oudere verordening. Het is een aanvulling op de digesten

Burgerlijk procesrecht
Huidig recht denkt in materiële rechten en plichten. Inhoudelijk gericht. De Romeinen waren
meer procesrechtelijk gericht. Het stond voorop. Belangrijkste vraag: ‘Heb ik toegang tot de
rechter? Hierin wijkt het af van onze huidige burgerlijk recht.

Grondbeginselen:
- Verbod van eigenrichting. Wij hebben het niet geformuleerd voor het privaatrecht,
maar wel voor strafrecht. De Romeinen hadden het voor beide geformuleerd.
- Recht van parate executie. Je mag zelf de tenuitvoerlegging van een uitspraak
regelen. Voor alle andere zaken heb je een veroordelend vonnis nodig 
executoriale titel. Die levert recht op bijstand van de overheid op. Overheid heeft een
geweldsmonopolie. Als je gelijk krijgt, heb je recht op bijstand van de overheid. Je
mag niet zelf actie gaan ondernemen. Dit geldt voor huidig als Romeins recht. In die
tijd kreeg je hulp van preator. In het huidig recht krijg je bijstand van de
deurwaarder.

Adagium: ieder veroordelend vonnis luidt in geld  hoofdregel. Dit geldt alleen voor het
Romeins recht. Alle veroordelende vonnissen luiden in geld. Ontbinding en nakoming vragen
kan niet.
Bij vijf goederenrechtelijke acties (bijvoorbeeld revindicatie: actie van eigenaar tegen een
bezitter niet-eigenaar) kan je in het formulier van de akte een restitutieclausule opnemen.
Als een dagvaardingsformulier zo’n clausule is opgenomen dan kan je de zaak terugkrijgen.
Dit is een uitzondering op het adagium. In het goederenrecht geldt alleen deze uitzondering.
Dan luidt de veroordeling niet in geld, maar je krijgt de zaak terug.

Formula-proces
Het woord formula kan je vertalen naar formulier of dagvaardingsformulier. Het was de
procesvorm in de klassieke periode van het Romeins recht. Na keizer Justinianus komt een
procesrecht tot stand die meer overeenkomt met het huidige procesrecht. Maar er wordt nu
alleen beperkt tot de digesten. Kenmerken van het proces zijn:
 Beperkte rechtsingang: je kan niet over elk juridisch probleem procederen. De
praetor had je daarvoor nodig, want die moest rechtsingang geven. Hij moest
toestemming geven. Praetor had beperkte capaciteit. Daarom beperkte rechtsingang.
Er waren geen algemene onrechtmatige daad acties (art. 6:162 BW) of wanprestatie
acties (art. 6:74 BW). Die kennen we wel in het huidige recht. Alle acties stonden in
de digesten omschreven. Alleen in een aantal specifieke acties kon je procederen. Ze
moesten in de wet staan. Als een juridisch probleem voordeed en die was niet aan te
pakken met de in de digesten omschreven acties dan moest je zelf de schade dragen.

,Twee kanten:
- Uitgangspunt in Romeins recht: ieder draagt zijn eigen schade
- Uitzondering in Romeins recht: een grond om schade op een ander af te wentelen.
In het huidige recht is het bijna andersom.
Het procesrecht bij de Romeinen was een gesloten stelsel van acties/rechtsvorderingen
(meest bekende is de revindicatie of pandhouder tegen pandgever), bezitsinterdicten
(rechtsmiddelen in verband met bezitsposities). Voor Romeinen was bezit belangrijker dan
eigendom. In het huidig recht eerder andersom) en juridische verweermiddelen (ze stonden
in de wet omschreven  excepties).
 Gebruik van dagvaardingsformulier/formula: bewoording van de formula liggen in de
wet vast. Partijen kunnen niks veranderen aan de bewoording van het
dagvaardingsformulier. Het gaat voor juristen vooral om de uitleg. Veel praetoren
hadden advies nodig van hun adviesraad. Als die meebewoog dan kon de bewoording
nog weleens veranderen over tijd. Juristen moesten de wet in het licht van de huidige
feiten en omstandigheden uitleggen. Afhankelijk van de praetor en dus de
adviesraad.

In zo’n formulier stond:
- De benoeming van een rechter. De naam van de rechter
Dit kon moeilijk zijn. De rechter was een privépersoon. Berecht worden door
gelijken/burgers en niet door overheidsambtenaren. Als de rechter corrupt was dan werd hij
aangesproken door een aparte onrechtmatige daadsactie.
- Feiten/omstandigheden van het geval waarop de vordering steunt
- Vordering zelf + toelichting op de vordering
- Eventuele verweermiddelen en restitutieclausule
Partijen sloten ten overstaan van de praetor een procesovereenkomst. Het ging over die vier
aspecten. Dat betekent dat beide partijen het eens waren met de inhoud van de
procesovereenkomst. De praetor was een hoge gezagsdrager. Alles stond vast. Litis
contestatio is de procesovereenkomst. Als een van de twee partijen niet bij de praetor
kwam dan verloor zij meteen de rechtszaak. Er bestond geen verstek en verzet tegen
verstek. De praetor kon op allerlei fora zitten in Rome. De stoel was verrijdbaar en hij ging
vaak bij het fora van de keizer zitten. Het was namelijk een beledeging van de praetor als je
niet kwam opdagen. Wat niet in de overeenkomst stond, kon je niet meer over procederen.
Adagium: ne bis in idem. Niet twee keer over hetzelfde feit. Fase bij de praetor was heel
belangrijk.

 Het verloop van het proces in twee fases: fase bij de praetor (belangrijkste fase
waarin overeenkomst werd vastgesteld) en de fase bij de rechter. De rechter moest
oordelen aan de hand van wat in de procesovereenkomst staat. Retoren (mensen die
gebruik maken van de taal) werden gebruikt. Een verhaal dat de rechter overtuigde.
De feiten en rechtsregel stonden namelijk al vast. Jouw versie van de feiten is het
meest aannemelijk. De rechter kon twee dingen doen:
1. Vrijspreken/vordering afwijzen
2. Veroordelen/vordering toewijzen. Het was altijd in geld tenzij er een
restitutieclausule was. Tetion notatium: er bestaat geen derde weg
Er zijn twee soorten rechten:
 Absolute rechten

, Rechten die je kunt handhaven tegen eenieder. Het worden ook wel goedenrechtelijke
rechten genoemd. Je kan het recht altijd inroepen. De voorwaarden zijn vastgelegd in de
wet. Alleen als aan de voorwaarden uit de wet is voldaan, is er sprake van een absoluut
recht. Daarom wordt het ook wel het gesloten stelsel van absolute rechten.
Het kent droit de suite, wat zaaksgevolg betekent. Het kent ook droit de préférence wat
inhoudt dat indien de persoon failliet gaat het absoluut recht kan worden uitgeoefend alsof
het faillissement niet bestaat
 Relatieve rechten
Je kan het enkel inroepen tegen de wederpartij. Wederpartij alleen jegens u verbonden op
grond van contract of onrechtmatige daad. Als de afspraken niet voldoen aan de wettelijke
voorwaarden dan kan er geen sprake meer zijn van een absoluut recht. Het is dan enkel een
relatief recht.

Zakelijke actie Persoonlijke actie
Tegen de bezitter Tegen wederpartij
Absoluut recht Relatief recht
Vloeit voort uit goederenrechtelijke actie Vloeit voort uit rechtsbetrekking

Een actie komt uit het Romeins recht en het is een rechtsmiddel. Er gold een gesloten stelsel
van acties.

Dit volgt uit HR Blaauboer/Berlips.
Gebroeders Berlips waren eigenaar van twee naast elkaar gelegen percelen. Een van die
percelen droegen zij over aan Blaauboer. Afspraak dat de gebroeders een weg op hun
perceel zouden aanleggen. Die weg is nooit aangelegd. Wel droegen zij het perceel over aan
mevrouw Maks. Blaauboer sprak de gebroeders aan, omdat zij nooit de weg hebben
aangelegd. De broers verweerden zich dat het ging om een absoluut recht. Een absoluut
recht van bestrating. Het recht kan je inroepen tegen eenieder die eigenaar is van de grond.
Met de overdracht van de grond wordt ook dit recht dus overgedragen aan mevrouw Maks.
De verplichting was dus overgegaan. Blaauboer zou dus tegen de verkeerde opkomen. HR
ging hier niet in mee. De vraag was of Blaauboer een absoluut recht had tegen mevrouw
Maks of een relatief recht tegen de gebroeders Berlips. Absoluut recht kan alleen ontstaan
als de wet daar een grondslag voor geeft. Als er niet aan de voorwaarden van de wet is
voldaan dan ontstaat er slechts een relatief recht. Deze onderscheiding is van belang voor
het verschil tussen goederenrecht en verbintenissenrecht.
Recht van bestrating voldeed aan geen van de goedenrechtelijke rechten. Er was geen
sprake van een erfdienstbaarheid. Dat recht ontstaat alleen als het gaat om een verplichting
van dulden of niet doen. In de casu ging het om een doen. Aan de vereisten van een
absoluut recht is dus niet voldaan.
Verplichting op Berlips was niet ingeschreven in de openbare registers. Alle absolute rechten
die rusten op een stuk grond moeten in die registers staan. Het verweer van Berlips moest
worden verworpen. Blaauboer had een relatief recht jegens de contractuele wederpartij de
gebroeders Berlips. Berlips moest dus de gevolgen dragen van het niet nakomen van de
afspraken.

Wat zijn de zakenrechtelijke gevolgen van een afscheiding van nagetrokken zaak?
Het antwoord verschilt tussen het Nederlands en Romeins recht.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bernsmaud. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.96
  • (0)
  Add to cart