2. De bronnen van het economisch recht ................................................................................................ 6
Wetgeving ............................................................................................................................................................ 6
5. Vrijheid van ondernemen en algemene verplichtingen van de onderneming ....................................... 12
De onderneming ................................................................................................................................................. 12
De vrije en intellectuele beroepen ...................................................................................................................... 13
Het statuut van de ondernemer ......................................................................................................................... 13
6. Handelszaak ..................................................................................................................................... 19
Het begrip ........................................................................................................................................................... 19
Het huurcontract ................................................................................................................................................ 19
Verkoop van een handelszaak ............................................................................................................................ 25
De indpandgeving van een handelszaak ............................................................................................................ 25
Elektronisch contracteren voor onroerend goed ................................................................................................ 26
10. De onderneming in moeilijkheden: de insolventiewetgeving .......................................................... 59
Inleiding .............................................................................................................................................................. 59
Toepassingsgebied boek XX WER ....................................................................................................................... 59
Het faillissement ................................................................................................................................................. 63
11. Mededinging en prijsreglementering ............................................................................................. 66
Inleiding .............................................................................................................................................................. 66
Bescherming van de mededinging in België....................................................................................................... 66
De mededinging en de prijsevoluties Boek V WER ............................................................................................. 67
3
,12. Boek VI WER 'Marktpraktijken en Consumentenbescherming' ....................................................... 69
Inleiding .............................................................................................................................................................. 69
Informatie van de markt .................................................................................................................................... 70
Overeenkomsten met consumenten .................................................................................................................. 73
Vordering tot staking ......................................................................................................................................... 77
13. Extra ............................................................................................................................................ 78
4
,1. Inleiding
Vroeger:
Handelsrecht = recht dat van toepassing is op handelsrechtelijke verbintenissen en op de handelaars:
• Vroeger: kern van het economisch recht:
o Wetboek van Koophandel
• Begrip ‘handelaar’ → begrip ‘onderneming’ = vervanging
Nu:
Economisch recht = alle rechtsregels die in het economisch leven moeten worden nageleefd. Regels
betreffen zowel ondernemingen (B2B) als consumenten (B2C):
• Ondernemingsrecht = het geheel van de rechtsregels over de oprichting, organisatie en de
werking van de onderneming
• Marktrecht = het geheel van regels die door de ondernemingen moeten worden
gerespecteerd bij het verdelen van de goederen en diensten op de markt:
o Bescherming van de consumenten, concurrenten en de spaarders
o Normen inzake eerlijke mededinging, de marktpraktijken en het consumentenkrediet
• Wetboek van Economisch Recht = nieuwe basis
• Afwijkend recht = economisch recht verschilt met de regels van het burgerlijk recht bv. de
regels rond het bewijs van een factuur
• Bijzonder recht = het toepassingsgebied van het economisch recht is niet algemeen, maar
specifiek voor ondernemers en ondernemersactiviteiten bv. het bestaan van speciale
ondernemingsrechtbanken
Burgerlijk recht = in Burgerlijk Wetboek en is van toepassing op alle burgers.
5
,2. De bronnen van het economisch recht
Klassieke rechtsbronnen: wetgeving, rechtspraak, gewoonte en rechtsleer.
Wetgeving
Nationale wetgeving = wetgeving die in een bepaald land bekend gemaakt zijn. Op vlak van
nationale wetgeving zijn dit de belangrijkste wetten:
• Het Wetboek van Economisch Recht (WER)
• Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV)
• Het Burgerlijk Wetboek (BW)
• Koninklijke besluiten (KB)
Het internationale recht:
• Door politieke instellingen:
o Economisch recht → Europese normen
o Doelstellingen EU → 5 instellingen: het Europees Parlement, de Europese Raad, de
Europese Commissie, het Hof van Justitie en een Rekenkamer:
▪ Europese commissie stelt wetten voor
o 3 wetgevende instrumenten:
▪ Richtlijnen = bevatten regels die verplicht moeten worden opgenomen in de
eigen wetgeving
▪ Verordeningen = bevatten regels die van toepassing is in alle lidstaten
▪ Besluiten = bevatten bijzondere besluiten die enkel op de aangeduide
bestemmeling (staten, ondernemingen of personen) van toepassing zijn
• Het traditionele internationaal recht:
o Bi- of multilaterale verdragen tussen soevereine staten
o Van kracht door goedkeuring nationale parlementen
Rechtspraak
Rechtspraak = geheel van beslissingen door diverse rechtscolleges
Gewoonte
Gewoonte = gebaseerd op bepaald en herhaalde handelswijzen die als algemeen verbindend worden
aanvaard
Rechtsleer
Rechtsleer = geheel van studies geschreven door rechtsgeleerden
6
,3. De ondernemingsrechtbank
Samenstelling
• 9 ondernemingsrechtsbanken:
o Antwerpen
o Brussel (2 talen)
o Leuven
o Gent
o Eupen
o Luik
o Henegouwen
o Nijvel
• Sommige hebben een lokale afdeling
• Elke afdeling telt meerdere kamers:
o Elke kamer bestaat uit:
▪ 1 voorzitter (beroepsmagistraat)
▪ 2 lekenrechters = ‘rechters in ondernemingszaken’:
• Bijzitters uit het bedrijfsleven
• Geen juridische opleiding nodig
• Door de koning benoemd voor 5 jaar (hernieuwbaar)
• Meer voeling met de gangbare ondernemingspraktijken
• Rechtbank bijgestaan door een griffier
• In aantal gevallen het advies van een magistraat van het Openbaar Ministerie horen
Bevoegdheden
• Bevoegd voor alle geschillen tussen ondernemingen
• Een niet-onderneming die een vordering tegen een onderneming instelt (andersom niet):
o Kan wel alleen via vrederechter of rechtbank van eerste aanleg
• Aantal specifieke gevallen (zelfs als de partijen geen ondernemingen zijn):
o Vennoten van een vennootschap
o Wisselbrieven
o Faillissement
o Intellectuele eigendomsrechten
o Marktpraktijken
Procedures
• De gewone procedure (3 kernmomenten):
o Dagvaarding = eiser brengt de verweerder voor de bevoegde rechtbank
o Openbare terechtzitting = waar de partijen hun zaak bepleiten
o Vonnis = waar de rechten zijn oordeel doet over het geschil
• De verkorte en buitengewone procedures (in spoedeisende zaken):
o De voorzitter kan in kortgeding maatregelen treffen (bv. een leverancier wordt
verplicht om een levering levering te doen die hij niet gedaan heeft)
o De voorzitter kan ook optreden zoals in kortgeding (bv. bij vordering tot staking)
• B2B → bijzondere procedure voor de invordering:
o Van niet-betwiste geldschulden
o Dossier aan advocaat → doorsturen naar gerechtsdeurwaarder
o Geen reactie → gerechtsdeurwaarder legt proces-verbaal van niet-betwisting op
7
,4. Het bewijs in ondernemingszaken
Algemene regels
• Persoon die iets beweert, moet het bewijs van die bewering leveren
• Definities in het BW:
o Art. 8.1.1° BW → geschrift = geschreven tekst bv. document, bestand, sms, …:
▪ Verstaanbaar, begrijpbaar
▪ Voor een duurzame periode gebruikt kan worden
▪ Inhoud moet beschermd zijn
▪ Door iedereen gebruikt kan worden
▪ Vorm maakt niet uit
o Art. 8.1.2° BW → handtekening = met de hand geschreven krabbel op een brief of
document, waarmee de handtekenaar aangeeft dat de inhoud correct is of daarmee
akkoord gaat
o Art. 8.1.3° BW → elektronische handtekening = digitale versie van met de hand
geschreven krabbel, waarbij de handtekenaar online aangeeft dat de inhoud correct
is of daarmee akkoord gaat:
▪ Mag niet geweigerd worden, want elektronisch
▪ Elektronisch = papier
▪ Betwisten? Bewijs
• In burgerlijk recht zijn er 2 vuistregels i.v.m. de toegelaten bewijsmiddelen:
o Waarde verbintenis hoger dan 3.500 euro? Enkel schriftelijk bewijs geldig
o Materiële feiten mogen worden bewezen met getuigen en vermoedens
• In ondernemingsrecht kan bewijs soepeler en vrijer zijn:
o Ondernemingen moeten snel kunnen werken waardoor soms de tijd ontbreekt om
volwaardige schreven bewijzen op te maken
o Nieuwe wetboek → bewijs tussen of tegen ondernemingen kan worden geleverd
door alle bewijsmiddelen, tenzij de wet anders bepaalt
o Een onderneming die iets wil bewijzen tegen een niet onderneming kan dit niet doen
→ alleen andersom
Bijzondere bewijsmiddelen
Boekhouding:
• Algemeen = elke onderneming moet een boekhouding voeren die past bij de aard en de
omvang van hun bedrijf. Juridisch is de boekhouding van belang als bijzonder bewijsmiddel,
dit om twee redenen:
o Boekhouding → veel bedrijfsgeheimen (bv. identiteit van de klanten en leveranciers,
...) = vertrouwelijk karakter
o Elke onderneming stelt haar boekhouding eenzijdig op (d.w.z. zonder de
rechtstreekse medewerking van de tegenpartij)
8
, • Bewijskracht van de boekhouding = nieuwe wetboek vereist dat de boekhouding regelmatig
moet worden gevoerd → bewijs tussen of tegen ondernemingen:
o Geschillen tussen ondernemingen onderling:
▪ Vermeldingen in de boekhouding van de partijen overeenstemmend →
weinig bewijswaarde
▪ Rechter oordeelt over de bewijswaarde van de boekhouding
▪ Rechter aanvaard bewijs → voordeel als nadeel
o Geschillen van een niet-ondernemer tegen een ondernemer:
▪ Boekhouding van de onderneming kan tegen hem gebruikt worden →
boekhouding als geheel, geen delen kunnen eruit gehaald worden (nadeel)
▪ Boekhouding van de onderneming levert geen bewijs op tegen personen die
geen onderneming zijn
• Procedureel gebruik van de boekhouding:
o De rechter kan, op verzoek van een partij, de openlegging bevelen van het geheel of
van een gedeelte van de boekhouding
o De boekhouding mag worden gesplitst (nadeel onderneming)
Factuur:
• Algemeen:
o Factuur = geschreven stuk dat de bevestiging inhoudt van een schuldvordering in
geld wegens de levering van goederen of diensten. Het is opgesteld door de
leverancier en bezorgd aan de klant
o De vorm van de factuur maakt niet uit, aangezien ze allebei aan dezelfde regels
onderworpen zijn (7 jaar)
o Gereglementeerd in de btw-wetgeving (wat er op de factuur moet komen)
o Btw-plichtigen moeten een factuur uitreiken:
▪ Niet verplicht aan klanten-verbruikers (privégebruik)
▪ Als de klant-verbruiker of consument een factuur vraagt → opstelling factuur
o E-facturatie aan overheden (B2G, Business to Government):
▪ Elektronische facturen moeten aan de Europese norm voldoen en de
overheden moeten dit accepteren
• Inhoud van de factuur:
o Het woord ‘factuur’
o De datum
o Een volgnummer
o Identiteit van de leverancier
o Identiteit van de klant
o Datum van belastbaar feit
o De aard van de uitgevoerde handeling
o De maatstaf van heffing
o De btw-tarieven
o De verschuldigde btw
o Het totaalbedrag
9
, • Bewijskracht van de factuur:
o Factuur → mogelijke bijzonder bewijsmiddel:
▪ Onderneming aanvaarde factuur = bewijs tegen deze onderneming
o Het gebruik van de factuur als bewijs:
▪ Klant-ondernemer/verbruiker → leverancier-ondernemer:
• Om de prijs, kwaliteit en levering te bewijzen
▪ Leverancier-ondernemer → klant-ondernemer:
• Mogelijk op voorwaarde dat de klant die factuur aanvaardde (kan
uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren bv. niet reageren op meerdere
aanmaningen)
• Klant-ondernemer → aanvaarding stilzwijgend of uitdrukkelijk:
o Gaat de klant niet akkoord met de vermeldingen op de
factuur → weigeren binnen een bepaalde termijn
protesteren → niet op tijd = aanvaard
• Leverancier moet in te goeder trouw gehandeld hebben, aangezien
de meeste niet de algemene voorwaarden lezen, waardoor ze vaak
plotseling overvallen zijn door nieuwe of tegenstrijdige algemene
voorwaarden
▪ Leverancier-ondernemer kan niet inroepen tegen klant-verbruiker, de
consument:
• Klant-verbruiker → stilzwijgend:
o Moeilijker omwille van de bescherming van de consument
• Hoe een factuur protesteren?:
o Aangetekend schrijven te sturen naar de leverancier:
▪ Waarom aanvaard je de factuur niet
▪ Best aangetekend of per fax of e-mail
▪ Binnen een korte termijn (binnen de week à 10 dagen):
• Indien niet vermeld in de verkoopsvoorwaarden, ook in de brief
vermelden
o Het is ook aangewezen een factuur die bij de verkeerde geadresseerde
terechtgekomen is te protesteren
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sweetvio22. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.