100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Probleem 2 verbintenissenrecht $4.88   Add to cart

Summary

Samenvatting Probleem 2 verbintenissenrecht

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Probleem 2 verbintenissenrecht

Preview 3 out of 16  pages

  • September 26, 2023
  • 16
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Probleem 2 4.3 + 4.4 + 7.2 + 7.4 + 1.5
A
1 Welke grenzen stelt de wet aan een geldige overeenkomst? (Art. 3:40 BW) En wat zijn de gevolgen
als deze zijn overschreden?
Het beginsel van de contractsvrijheid
Het beginsel van de contractsvrijheid kent 2 aspecten:
 Het houdt in dat iedereen in beginsel vrij is om zelf te bepalen met wie hij een ovk sluit.
- Deze vrijheid, die niet expliciet in de wet staat, wordt vooral beperkt door feitelijke omstandigheden
(bijv. als zaken of diensten slechts door 1 bedrijf worden aangeboden).
- Bijvoorbeeld: bij monopolie  1 aanbieder.

Voor de overheid volgen daarnaast uit art. 3:14 BW bijzondere regels t.a.v. de contractsvrijheid.
- Deze bepaling komt erop neer, dat de overheid haar bevoegdheid om (niet) te contracteren niet
mag uitoefenen in strijd met onder andere de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
- Ook grondrechten kunnen de overheid beperken in haar vrijheid om (geen) contracten met anderen
te sluiten.

 Het tweede aspect ziet op de vrijheid om zelf de inhoud van een ovk te bepalen.
- Dit aspect is in negatieve zin in de wet neergelegd  art. 3:40: bepaalt dat rechtshandelingen die in
strijd zijn met de wet, de goede zeden of de openbare orde nietig zijn en soms vernietigbaar.
- Hieruit kan a contrario worden afgeleid, dat rechtshandelingen die ene geoorloofd karakter hebben
vrijelijk kunnen worden aangegaan.

Net als bij het eerste aspect geld ook hier dat de vrijheid voor een deel wordt beperkt door
maatschappelijke ontwikkelingen, zoals collectivering en schaalvergroting.
- Voorbeeld: de inhoud van de meeste contracten die consumenten sluiten niet het resultaat van een
onderhandelingsproces maar voor het grootste deel of geheel het dictaat van de verkoper of de
dienstverlener. Voor de consument is het dan een kwestie van take it or leave it; men spreekt hier
daarom ook wel over adhesiecontracten.

Overzicht; bepaalbaarheid/grenzen
Het hierboven behandelde beginsel van de contractsvrijheid staat in de bredere context van het
autonomiebeginsel: het individu zoekt zelfstandig zijn persoonlijke, maatschappelijke en economisch
ontplooiing en het recht erkent in beginsel de door het individu gedane keuzes.

Ontplooiing van het individu gebeurd niet alleen d.m.v. contracten, maar ook d.m.v. andere
rechtshandelingen.
- Denk aan verlenen van volmacht of de verwerping van een nalatenschap.
 Wat hierboven over de contractsvrijheid is gezegd, geldt daarom veelal ook meer in het algemeen voor
de vrijheid om rechtshandelingen te verrichten.

Ook het BW gaat van deze algemene notie uit: het stelt de vrijheid om rechtshandelingen te verrichten
voorop.

Een rechtshandeling is o.g.v. art. 3:40 slechts in 3 gevallen verboden: als zij in strijd is met de wet, de
goede zeden of de openbare orde.
- Lid 1: rechtshandeling in strijd met goede zeden of openbare orde is nietig
- Lid 2 en 3: rechtshandelingen in strijd met de wet kunnen nietig, vernietigbaar of geldig zijn.

In praktijk zijn de 3 categorieën niet altijd scherp van elkaar te onderscheiden.  In een concreet geval
kunnen diverse categorieën uit 3:40 van toepassing zijn.

Een wettelijk verbod kan op diverse aspecten van de rechtshandeling betrekking hebben: op het sluiten
van een bepaalde ovk, op de prestaties waartoe partijen zich verplichten of op de naar buiten toe blijkende
motieven van een of beide partijen.

Bij de categorie ‘strijd met de wet’ is dit onderscheid tussen het verrichten, de inhoud en de strekking van
de rechtshandeling bepalend voor de toepasselijkheid van lid 2 en lid 1.
- Lid 2: is alleen van toepassing als de wet het verrichten van een rechtshandeling verbiedt.

, - Lid 1: is alleen van toepassing als de wettelijke bepaling betrekking heeft op de inhoud of de
strekking van de rechtshandeling  dan moet de geldigheid van de rechtshandeling aan de hand
van lid 1 worden beoordeeld.

Het praktisch belang van dit ligt in de rechtsgevolgen: lid 1 kent als sanctie alleen nietigheid, terwijl bij lid 2
ook vernietigbaarheid mogelijk is.
- Om deze reden zal hier niet de volgorde van de wet worden aangehouden maar zullen eerst de
rechtshandelingen in strijd met de wet aan de orde komen en daarna de rechtshandelingen in strijd
met de goede zeden of de openbare orde.

Om te kunnen vaststellen of een rechtshandeling een geoorloofde inhoud heeft, is het noodzakelijk dat
deze inhoud bepaalbaar is.

Over de bepaalbaarheid van de inhoud staat niets in de wet, maar uit de parlementaire geschiedenis kan
worden afgeleid dat, een rechtshandeling een bepaalbaar onderwerp moet hebben.

Strijd met de wet
Inleiding
Bij art. 3:40 begin je met lid 2.
Voorvraag vóór lid 2: voorziet de wet zelf al voor een sanctie?

Art. 3:40 lid 2 en 3 is heel breed en bevat heel veel uitzonderingen.
 Juristen dwalen erin en de rechter heeft veel ruimte voor een rechtvaardige beslissing.

Hierbij dient de rechter strekking van de regeling in art. 3:40 als leidraad te nemen, namelijk het
terughoudend toepassen van de door de praktijk ingrijpende nietigheidssanctie en het beperken van de
gevolgen ervan.

Het toepassingsgebied van art. 3:40 leden 2 en 3 is om twee redenen beperkt:
1. Omdat de wet zelf een rechtshandeling (of een onderdeel daarvan) met zoveel woorden kan
verbieden en daaraan een sanctie verbinden.
- De sanctie van art. 3:40 is dan niet nodig, omdat zij rechtstreeks uit de wettelijke verbodsbepaling
zelf volgt.
2. De tweede beperking van het toepassingsgebied van art. 3:40 leden 2 en 3 ligt besloten in deze
bepaling zelf.
- Voor de toepasselijkheid van art. 3:40 lid 2 is namelijk vereist dat het verbod in een wet in formele
zin staat, van dwingend recht is en het verrichten (de totstandkoming) van de rechtshandeling
verbiedt.
- Daarnaast bepaalt lid 3 dat de toepasselijke wetsbepaling moet strekken tot aantasting van de
geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandeling.
 Is aan een van deze vereisten niet voldaan, dan is er geen sprake van nietigheid of
vernietigbaarheid o.g.v. art. 3:40 leden 2 en 3.

Dit sluit niet uit dat de rechtshandeling nietig is o.g.v. strijd met de openbare orde of de goede zeden (lid 1).

Vraag voor de voorwaarden: is er strijd met een dwingende wetsbepaling?
 Wet
 Dwingend
 Verrichten van rechtshandeling  aangaan.

Wet in formele zin (eerste eis)
Onder het begrip ‘wet’ in art. 3:40 lid 2 (rechtshandelingen in strijd met de wet) vallen drie categorieën
regelgeving:
a. Wetten in formele zin: wetten die in gemeen overleg tussen Regering en Staten-Generaal tot stand
zijn gekomen en in werking zijn getreden;
b. Door het Parlement goedgekeurde verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties (vgl.
dart. 93 Gw);
c. Verordeningen van lagere wetgevers indien de bevoegdheid tot het maken van een dwingende
wetsbepaling uitdrukkelijk aan de lagere wetgever is gedelegeerd.

, Dit betekent dat buiten het wetsbegrip van art. 3:40 lid 2 vallen de AMVB’s van provincies, gemeenten en
waterschappen, die anders dan o.g.v. een gedelegeerde bevoegdheid worden uitgevaardigd.

Belangrijke reden voor wetgever om onderhandelingen in strijd met lagere wetgeving buiten lid 2 te laten:
dat de lagere wetgever doorgaans geen oog heeft voor de privaatrechtelijke gevolgen van de door hem
uitgevaardigde regels.
- Hij mag daar zelfs geen oog voor hebben want hij is niet bevoegd op het gebied van het
privaatrecht: wij kennen immers geen gemeentelijk of provinciaal privaatrecht maar alleen een
nationaal privaatrecht.

Dwingend recht (tweede eis)
De tweede eis voor toepasselijkheid van 3:40 lid 2 houdt in, dat de wettelijke bepaling waarmee de
rechtshandeling in strijd is, van dwingend recht is.

De vraag of een wetsbepaling van dwingend recht is, is eenvoudig te beantwoorden als de wet zelf het
antwoord geeft.
- In die bepalingen is steeds met zoveel worden aangegeven, dat van de wettelijke regels niet kan
worden afgeweken.

In andere gevallen is het karakter moeilijker vast te stellen (dwingend of aanvullend).
- Hier zal de bedoeling van de wetgever en de strekking van de wettelijke regeling een belangrijke rol
spelen.
- Als vuistregel kan daarbij worden onderscheiden tussen enerzijds het verbintenissenrecht, dat in
beginsel van aanvullend recht is, en anderzijds het goederenrecht, dat in beginsel van dwingend
recht is.

Een overeenkomst die wordt gesloten zonder de dwingendrechtelijk vereiste toestemming van een
bepaalde overheidsinstantie is in strijd met de wet en dus nietig.  Een bijzondere uitwerking van dit
principe is te vinden in art. 3:43 lid 3.
- Deze situatie moet worden onderscheiden van het geval waarin achteraf goedkeuring van een
overheidsinstantie, bijvoorbeeld de gemeenteraad, nodig is voor het realiseren van het beoogde
rechtsgevolg; zie art. 3:57.

Het verrichten van de rechtshandeling (derde eis)
Zoals eerder gezegd bestaat er een belangrijk onderscheid tussen de inhoud, de strekking en het
verrichten van de rechtshandeling.
- Verschil inhoud en strekking: inhoud ziet op prestatie en strekking ziet op motieven en gevolgen.

Alleen als de wet het verrichten van de rechtshandeling verbiedt kan 3:40 lid 2 worden toegepast.
Bij een rechtshandeling met een verboden inhoud of een verboden strekking moet worden uitgeweken naar
de regel van 3:40 lid 1 (strijd met openbare orde of goede zeden).

Het onderscheid tussen het verrichten en de inhoud van de rechtshandeling is in praktijk niet altijd
eenvoudig te maken. Ook is het niet altijd duidelijk of de wettelijke bepaling het verrichten of de inhoud van
de rechtshandeling verbiedt.
 In beide gevallen is het aan de rechter om in het concrete geval de knoop door te hakken.

Het onderscheid is van belang omdat: in lid 1 het beginsel een alles-of-niets-oplossing kent (nietig of
geldig), terwijl de leden 2 en 3 meer ruimte bieden voor nuanceringen (nietig, vernietigbaar of geldig).

De rechtsgevolgen (lid 2)
Als is vastgesteld dat het verrichten van een rechtshandeling in strijd is met een dwingende wetsbepaling,
zijn er voor wat betreft de sanctie diverse mogelijkheden:
a. De rechtshandeling is nietig (lid 2 aanhef);
b. De rechtshandeling is vernietigbaar als de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van 1 der
partijen (lid 2 midden);
- Zoals bij arbeidsovk of huurovk.
c. Uit de strekking van de bepaling kan anders voortvloeien (lid 2 slot);
- Rechter beslist dit (in samenhang met lid 3).
d. De rechtshandeling is geldig (lid 3).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annedenhartog. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.88
  • (0)
  Add to cart