Dit is een samenvatting voor de module V2NED25 van Hogeschool KPZ. Het is een samenvatting van de lessen van KPZ en hoofdstuk 4 en 10 uit het boek 'Basiskennis Taalonderwijs'.
Niveau Regels voor Onderdeel taalkunde
Fonologisch niveau Uitspraak Fonologie
Morfologisch niveau Opbouw van woorden Morfologie
Syntactisch niveau Volgorde van woorden Syntaxis
Semantisch niveau Betekenis Semantiek
Pragmatisch niveau Gebruik Pragmatiek
Orthografisch niveau Spelling Orthografie
Fonologie:
= de klankleer
Letten op: uitspraak, regels voor volgorde van spraakklanken, intonatie en woordaccent.
Kleinste elementen = spraakklanken elke taal heeft eigen bijzondere spraakklanken
/ai/ = Engels (bike)
/jar/ = Frans (garçon)
/sch/ = NL (Scheveningen)
Spraakklank = foneem
Foneem = een klank die betekenisverschil tussen woorden veroorzaakt. We spreken van twee
verschillende fonemen als twee spraakklanken ook verschil in betekenis teweegbrengen.
Been en beer = twee verschillende ee-klanken, maar wel één foneem
De /n/ en de /r/ zijn wel twee verschillende fonemen, want die zorgen in deze
woorden voor het verschil in betekenis.
Pit/put/pot i/u/o zorgen voor betekenisverschil
Losse spraakklanken hebben geen betekenis, alleen woorden en zinnen betekenen iets.
Maar de klemtoon of het woordaccent kan wel zorgen voor een andere betekenis.
Lopen = accent eerste gedeelte van het woord
Kantelen en negeren is klemtoon bepalend voor betekenis van het woord
Zinsaccent = als je in een zin de nadruk legt op een woord, dat geeft een bepaalde
betekenisnuancering.
Zinsmelodie = intonatie waarom een zin wordt uitgesproken. Is ook weer bepalend voor de
betekenis van een zin.
Rijm= beginrijm (alliteratie) of eindrijm. Hebben niet zo’n sterke communicatieve waarde, maar
meer expressieve functie van taal. zijn zeven zonen zongen…
Assimilatie als spraakklanken na elkaar uitgesproken worden kunnen ze elkaar beïnvloeden.
Nestje nesju
Postzegel poseegul
, Morfologie:
= opbouw van woorden
Woord heeft altijd een betekenis vaak is een woord opgebouwd uit kleinere
betekeniselementen nijdig: nijd + ig
Woorden zijn dus niet de kleinste betekenisdragende elementen van een taal. Ook voorvoegsels
en achtervoegsels hebben betekenis, deze komen vaak niet als los woord voor, alleen in
combinatie met een bestaand woord.
Omdat er nog andere betekenisdragende elementen in een taal zijn dan woorden, gebruik je de
term morfeem.
Morfeem = het kleinste betekenisdragende element van een taal
Vrij morfeem = los woord die je niet verder kan splitsen (paard, huis, meel, klein)
Gebonden morfeem = kun je niet al los woord gebruiken, zijn altijd gekoppeld aan
een ander woord (voorvoegsel be-, ge- , achtervoegsel -er, -en, waarheid, fietst)
Vier morfologische principes:
1. Samenstelling:
Twee losse woorden worden samengevoegd tot één woord. Laatste deel van de
samenstelling is altijd de kern en het eerste deel geeft aan om wat voor soort het
gaat. Fietsbel, dorpshuis, donderrood, sportauto, autosport.
2. Afleiding:
Woord waarvan niet alle delen als zelfstandig woord kunnen voorkomen. Een
gebonden morfeem (voorvoegsel of achtervoegsel) toegevoegd aan een woord,
zodat er een nieuw woord ontstaat. Nat + ig = nattig, on + stabiel = onstabiel.
Grondwoorden kunnen van woordsoort veranderen
Breek-breekbaar-onbreekbaar
Baas-bazig
3. Verbuiging:
Ook sprake van het samenvoegen van vrij morfeem met gebonden morfeem, maar
er ontstaat niet een geheel nieuw woord.
Meervoud: beesten
Verkleinwoord: huisje, boompje
Vergelijking: kleiner, kleinst
Buigings-e: mooie
Buigings-s: leuks
4. Vervoeging:
Voor de verbuiging van werkwoorden: -t, -en, -te, -ten, -de of -den.
Werken-werk-werkt-werkte-werkten-gewerkt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurafrisart. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.