100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Taal en Taalwetenschap H11-20 $3.91   Add to cart

Summary

Samenvatting Taal en Taalwetenschap H11-20

2 reviews
 129 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek 'Taal en taalwetenschap' van Baker, A. E., Don, J., & Hengeveld, K. (2013; Tweede editie). Betreft alleen hoofdstuk 11 tot en met 20

Preview 3 out of 15  pages

  • No
  • H11-20
  • September 12, 2017
  • 15
  • 2017/2018
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: isilbahsi • 2 year ago

review-writer-avatar

By: melike-yalci • 4 year ago

avatar-seller
Deel IV: Woorden en hun betekenis
Hoofdstuk 11: Woordenschat
Hoewel iedereen lijkt weten wat een woord is, blijkt dit een moeilijk te definiëren begrip te zijn.
Criteria voor een definitie hebben te maken met klankvorm, syntaxis en betekenis. Er zijn woorden
die niet op zichzelf voorkomen, maar tegen andere woorden ‘aanleunen’ – dat soort vormen wordt
clitisch genoemd. In de meeste gevallen bestaat er geen relatie tussen de vorm en de betekenis van
een woord. Is dat wel het geval, zoals bij veel gebaren in een gebarentaal, dan is er sprake van
iconiciteit. Gesproken talen hebben ook enige mate van iconiciteit, zoals in onomatopïsche woorden
(bv. kukeleku). De meeste gesproken talen hebben ook zogenaamde ideofonen. Dergelijke woorden
worden gebruikt om situaties levendig voor te stellen door de bijbehorende geluiden na te bootsen.
Woorden zijn op basis van hun functie en betekenis in te delen.

Lexicale woorden of inhoudswoorden (deze woorden hebben een eigen zelfstandige betekenis)
kunnen worden onderscheiden van grammaticale woorden of functiewoorden (fungeren als een
soort ‘cement’). Het aantal lexicale woorden kan makkelijk toenemen in een taal; deze woorden
behoren tot de open woordklassen. Dit is niet zo voor grammaticale woorden; die behoren tot de
gesloten woordklassen.

Krantenkoppen en telegrammen bestaan vaak alleen uit lexicale woorden. Kinderen beginnen hun
taal vooral via het leren van inhoudswoorden (bv. de lexicale elementen nomina en verba); woorden
met een voornamelijk grammaticale functie worden veel minder gebruikt.

Inhoudswoorden kunnen vrij gemakkelijk aan andere talen ontleend worden, terwijl dat bij
functiewoorden veel moeilijker is.

Onder het lexicon van een taal verstaan we in de eerste plaats een verzameling woorden van die
taal. In de praktische betekenis van het woord is een lexicon een woordenboek dat verschillende
eigenschappen van woorden opsomt. Woorden die in een woordenboek opgezocht kunnen worden,
en een aparte betekenis hebben, heten lemma’s. Als we voor de regels van grammatica gebruik
kunnen maken van informatie uit een woordenboek, spreken we van een theoretisch lexicon.

Er bestaan verschillende soorten woordenboeken, afhankelijk van de manier waarop ze zijn
samengesteld. Naast het een- en meertalige woordenboek bestaat het:
 Etymologische woordenboek: herkomst van een woord
 Frequentiewoordenboek: beschrijft hoe vaak bepaalde woorden in bepaalde soorten van
teksten voorkomen.
Een geheel van teksten noemt men corpus.
 Thesaurus: ordent niet op alfabetische volgorde, maar groepeert begripsmatig +
synoniemen/alternatieve uitdrukkingen
 Concordantie: geeft voor de woorden die in een bepaalde tekst voorkomen alle vindplaatsen
in de vorm van het woord met een stuk context eromheen
 Retrograde woordenboek: geeft de woorden in alfabetische volgorde van achteren naar
voren; bv. deugniet valt alfabetisch onder de letter d maar in het retrogradewoordenboek
tref je het woord aan onder de t (de laatste letter van het woord)
 Beeldwoordenboek: visueel alternatief voor een gewoon woordenboek; het bevat
afbeeldingen van verschillende woorden, die vaak qua inhoud zijn gegroepeerd




1

,De lexicografie houdt zich bezig met het samenstellen van woordenboeken van verschillende aard.
Een theoretisch lexicon bevat in principe alle eigenschappen van woorden die de taalgebruiker moet
kennen.

Tussen woorden en hun betekenissen zijn tal van relaties te onderscheiden. Heeft een woord meer
betekenissen, dan hebben we te maken met polysemie. Als in betekenis van elkaar verschillende
woorden dezelfde vorm hebben, dan is er sprake van homonymie. Zowel polyseme als homonieme
woorden kunnen aanleiding geven tot ambiguïteit of meerduidigheid. Andere vormen van
semantische relaties betreffen:
 Hyponymie: is betekenisonderschikking, A is een hyponiem aan B als geldt: een A is een
soort van B. bv. Wodka – Borrel  wodka is een soort borrel, net zoals stoel een soort
meubel is
 Antonymie: betreft betekenistegenstelling, bv. zwart is het antoniem van wit, man-vrouw
 Synonymie: slaat op de betekenisidentiteit: A en B zijn synoniem als ze precies dezelfde
betekenis hebben, bv. fiets-rijwiel. Het is overigens de vraag of volledige synonymie in
natuurlijke taal wel voorkomt
o Denotatie: d.w.z. wat je met het woord aan kunt duiden
o Connotatie: betreft zaken als de gevoelswaarde, stilistische waarde en de sociale
betekenis van het woord
Ook als woorden dezelfde denotatie hebben, hebben ze vrijwel nooit dezelfde
connotatie. De keuze van woorden met de goede connotatie betekent dat de uiting
pragmatisch gepast is. Dit maakt deel uit van de taalgebruikskennis van de sprekers van
een taal.

Bij ieder lemma in een woordenboek staan verschillende soorten informatie, zoals een parafrase van
de betekenis. Een andere manier om semantische relaties binnen het lexicon zichtbaar te maken is
door binnen de betekenis verschillende semantische kenmerken (dimensies soort (bv. mens/rund
etc.), geslacht, volwassenheid) te onderscheiden.

Overeenkomsten tussen woorden over taalgrenzen heen kunnen wijzen op een gemeenschappelijke
voorouder of op een situatie van taalcontact. Om te kunnen onderscheiden tussen deze twee maken
taalkundigen gebruik van lijsten van basisconcepten en cultuuronafhankelijke concepten zoals de
Swadesh lijst waarmee familieverwantschap tussen talen kan worden vastgesteld.




2

, Hoofdstuk 12: Woordvorming
Woorden bestaan vaak uit verschillende delen. Woorden die in kleinere delen zijn op te splitsen
noemt men geleed (bv. eet+baar of on+denk+baar) en woorden die geen verdere geledingen
vertonen ongeleed (bv. leer). Het kleinste betekenisdragende element van een woord heet een
morfeem (bv. in eetbaar zijn eet en baar twee verschillende morfemen) en de wetenschap die zich
bezighoudt met de vorming van woorden morfologie.

De morfologie kent twee centrale functies:
 Derivatie (of afleiding): de mogelijkheid de woordenschat uit te breiden. Een lexicaal
element wordt verbonden met een niet-lexicaal element tot een nieuw woord, bv. leer-ling
of eet-baar.
Niet alle derivaties in een taal zijn mogelijk. Er bestaan ook beperkingen.
Samenstellingen: bestaat uit twee lexicale elementen bv. hooi-berg, water-bed of lig-stoel.
 Flexie (of buiging): grammaticale inpassing van woorden. Het woordenschat wordt niet
uitgebreid.
Het patroon van vormen die woorden door flexie van de stam kunnen aannemen heet
paradigma. In sommige gevallen bepaalt de context een bepaalde flexievorm (contextuele
flexie). Hiertegenover staan de andere gevallen van flexie, namelijk inherente flexie.

Voorbeeld van een beperking van derivatie:
Voor het Nederlands geldt dat adjectieven op –ig uitsluitend van ongelede en niet van gelede
adjectieven kunnen worden afgeleid. Bv. groen  groenig, maar niet zeegroen  *zeegroenig.

Van een bestaand woord kan op verschillende manieren een nieuw woord worden gemaakt. Bij
affigering hecht een niet-lexicaal element zich aan de stam van een woord. Dergelijke elementen,
affixen genaamd:
 Suffixen: achteraan het woord (bv. zenuw-achtig-heid)
 Prefixen: voor het woord (bv. ge-zeur)
 Infixen: in het woord (komt in het Nederlands niet voor)
 Circumfixen: zowel voor- als achteraan het woord (bv. ge-kook-t)

Affixen spelen een rol bij derivationele woordenschatuitbreiding én bij flexie.

Naast affigering treedt in sommige talen verdubbeling van een woord op (reduplicatie). Bij conversie
gaat het om een verandering in woordsoort die niet morfologisch zichtbaar is (bv. Ik koop een mooie
bos bloemen vs. Dat was een goede koop). Van suppletie is sprake als aanvullende vormen worden
ingezet om tot een volledig paradigma te komen.

In veel gevallen gaan opbouw en betekenis van een woord samen volgens het principe van
compositionaliteit (taalelementen hebben een eigen betekenis, maar ze kunnen gecombineerd
worden om andere betekenissen uit te drukken).

Verschillen tussen derivatie en flexie:
1. Productiviteit van morfologische processen: de mate waarin zo’n proces vrijelijk op alle
relevante gevallen is toe te passen. Vaak wordt aangenomen dat flexieprocessen
productiever zijn dan processen die de woordenschat uitbreiden
2. Betekenisverschuiving: bij derivatie treedt vaak verschuiving of vernauwing van betekenis op,
en bij flexie komt dat vrijwel niet voor. Bv. een katje is niet alleen een kleine kat, maar ook
een uitkomende wilgenknop




3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cweiler. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83430 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.91  4x  sold
  • (2)
  Add to cart