Samenvatting van lessen en boek. Notities die van het boek erin zitten zijn vooral de begrippen en kantlijnen die de prof in de les ook benadrukt om te leren.
,H11: prijsbeleid
Prijs = hoeveelheid geld die gevraagd wordt voor een product of dienst
Som van alle waarden die consumenten inleveren voor gebruik of bezit van een product of
dienst
Enige p die geld oplevert de andere p’s zijn kosten
Een van de meest flexibele elementen van de marketingmix
prijs als strategisch instrument
belangrijk onderdeel van totale waarde propositie => noodzakelijk bij prijsbeleid
Doelstellingen formuleren en de prijs laten berusten op waarde (niet op kosten)
Afstemmen op de rest van de marketingmix
Afweging bij prijszetting
Waardepropositie => het geheel van benefits van het aanbod
Waardeperceptie => de waarde die de consumenten hecht aan de benefits van het product
Prijszetting op basis van beleefde waarde (value-based pricing) => vraaggeoriënteerde
prijszetting op grond van de waardeperceptie van de klant, niet op grond van kosten
Diverse opties en overwegingen tussen minimale (ingegeven door kosten structuur) en maximale prijs
(plafond)
Prijszetting
3 methoden voor prijszetting
VRAAGGEORIENTEERD
o Value based pricing => aardeperceptie van de klant en niet de kosten van de aanbieder
o Waar-voor-je geldprijszettingsbeleid = good-value pricing => precies de juiste combinatie
van kwaliteit van service tegen een redelijke prijs en vaak diverse varianten van product
o Toegevoegde-waarde prijszetting: door de waarde toevoegende functies / diensten het
aanbod differentiëren en de prijs verhogen
KOSTENGEORIENTEERD
Prijzen worden gezet op basis van de kosten van het produceren, distribueren en verkopen van een
product + redelijke opslag voor de moeite en het risico (winstopslag)
o Kostprijs-plus-prijszetting => standaard opslag wordt opgeteld bij de kosten van het product
o Opslag = verkoopprijs – kostprijs
1
, o Break-evenprijszetting => target return-prijszetting) => omzet = kosten + streefwinst => totale
kost= totale omzet
Kostengeoriënteerde vs vraag georiënteerd
Vaste kosten (overhead) => kosten die bij een bepaalde capaciteit niet veranderen als de productie of
omzet wijzigt
Variabele kosten => kosten die meebewegen met productniveau
KT – gemiddelde kostencurve (KTGK) vs LT-gemiddelde kostencurve (LTGK)
Door schaalvoordelen worden de kosten per stuk lager
Ervaringscurve (leercurve)
Geeft de daling weer van de gemiddelde productiekosten, als
gevolg van het opdoen van meer productie-ervaring
Er treden leer of ervaringsvoordelen op
Hoe langer je in de business zit dan leer je om
efficiënter te produceren
Schaalvoordelen en leereffecten gecombineerd =>
2
, Bewegen naar beneden door de schaalvoordelen maar ook beweging naar beneden door kennis die
groter wordt
Break-evenprijszetting => totale omzet = totale kosten => geen winst of verlies
NB vaste kosten = totaal per periode / prijs en variabele kosten per stuk
Break-evenomzet (in geld) = break-evenafzet . verkooprijs per stuk
CONCURRENTIEGEORIENTEERD
Beleid, kosten, prijzen, aanbod van de concurrent
Strategieën
1. Put-out pricing => (grote) aanbieder krijgt tijdelijk zijn prijzen verlaagt om kleinere
aanbieders uit de markt te dwingen
2. Premium pricing => kwalitatief goede producten aanbieden tegen een hogere prijs dan de
concurrentie (premium spotify)
3. Prijzenslag => prijzenoorlog => concurrentie op basis van prijs
4. Gangbare prijzen = going rate = prijs grotendeels gebaseerd door de markt of prijs
concurrentie => minder aandacht aan kost bedrijf en de vraag
5. Veilingen (kopers bepalen zelf de prijs)
6. Stay-out pricing = bestaande aanbieders houden prijzen zo laag zodat het voor nieuwe
betreders niet interessant is om de markt te betreden
7. Inverse prijsstijging, backward pricing, eindprijs-min-methode = je gaat uit dat de prijs
acceptabel is voor de afnemers => deze verminderen met een marge => kunnen we dit
product met de kostprijs maken
Marktvormen: 4 soorten
Volledig vrije mededinging / zuivere concurrentie (veel aanbieders en afnemers, uniforme
bulkgoederen ( er zit weinig verschil in)
Geen enkele individuele aanbieder heeft een grote invloed op de gangbare prijs
Zand of cement
Monopolistische concurrentie (veel afnemers en aanbieders, verschillend maar gelijksoortig
product
Elke aanbieder heeft beperkte vrijheid in vaststellen eigen verkooprijs
Homogeen oligopolie => beperkt aantal aanbieders met identieke producten
Geen individuele aanbieder heeft vrijheid in vaststellen eigen verkoopprijs
olie
Heterogeen oligopolie => beperkt aantal aanbieders, aantal varianten binnen productcategorie
Elke aanbieder heeft beperkte vrijheid in vaststellen prijs
(zuiver) monopolie => 1 aanbieder
Aanbieder heeft tamelijk grote vrijheid in vaststellen eigen verkoopprijs
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evehuybrechts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $20.50. You're not tied to anything after your purchase.