HOOFDSTUK 3: ZENUWSTELSELS EN
SPIEREN, TECHNISCH ONDERZOEK
OPBOUW VAN HET ZENUWSTELSELS
- Levend organisme kan zich voortplanten, kan de omgeving actief veranderen, kan zich aanpassen =
door het uitscheiden van stoffen en maken van bewegingen
- Planten: alleen op hun plaats een beweging uitvoeren, nl door groei
- Dieren: zelfstandig voortbewegen (motoriek); weg of net naar een plaats. Dieren kunnen ook de
omgeving veranderen of met de omgeving communiceren = via afscheiden van stoffen of
uitzenden van signalen in de vorm van geluiden, gebaren, gelaatstrekken,… = uitingen van een ZS.
- Waarnemen en tot actie komen = functie vh ZS dat met behulp van ontvangers (sensorische
receptoren) – gevoelig voor licht, geluid, geur, smaak,… - de omgeving verkent en dmv twee typen
effectoren – klieren en spieren – de omgeving beïnvloedt.
o Klieren, spieren en zenuwen zijn vanaf de embryonale ontwikkeling te herkennen
o Presenteren zich in drie kiembladen
§ Spier: mesoderm
§ Zenuw + zintuigen: ectoderm
§ Klier: alle 3, dus meso, ecto en endoderm
- Spieren zijn overal aanwezig, voor de besturing = PZS
o Begint in de cellichamen vd sensible zenuwen die in kernen (ganglia) vlak naast het
ruggenmerg en de hersenstam liggen.
- Ruggenmerg (medulla spinalis) + hoger gelegen gedeelten (hersenstam, tussenhersenen en
hersenschors) = CZS
o Bij primitieve diersoorten: hoger gelegen gedeelten niet of weinig ontwikkeld, het
ruggenmerg vervult een belangrijke functie bij het regelen van de motoriek
o Hoog ontwikkelde diersoorten: motorische programma’s meer hogerop, merendeel van
de bewegingen vanuit het RM zelf, zijn een automatische reflex
- Ruggenmerg:
o 30 segmenten: 8 cervicaal, 12 thoracaal, 5 lumbaal en 5 sacraal
o Bij elk segment hoort een voorwortel die info uit het RM naar spieren stuurt en een met
ganglion verbonden achterwortel die sensiebele info het RM inbrengt.
o Craniale verlengstuk vh RM = hersenstam
§ Vroeger vaak aangeduid met ‘bulbus’
§ Hier automatisch verlopende processen, deze veel complexer dan in RM
• Vb. ademhalen, coördinatie van oogbewegingen, veranderen van
pupilgrootte, automatische bewegingen vh lichaam
§ = cruise control vh CZS
§ Onderverdeling van caudaal naar craniaal
• Medulla oblongata (verlengde RM)
• Pons (brug waarover zenuwbanen geleid worden)
• Mesencephalon (middenhersenen)
- Cerebellum
o Van belang voor bewegingssturing
o Vormt embryologisch een eenheid met de pons; van belang bij het kruisen van
zenuwbanen
, - Diencephalon (tussenhersenen) = meer rostraal (naar voren), met hierin:
o Thalamus (kamer)
§ Voorschakelstation voor de hersenschors waar alle info die van belang is voor het
waarnemen en bewegen doorgeschakeld wordt
o Hypothalamus (onderkamer)
§ Coördinatiepunt van het AZS en het endocriene systeem
o Hypofyse (ondergroeisel)
- Telencephalon (eindhersenen)
o Meest geraffineerde deel
o Bestaat uit:
§ Cortex (hersenschors)
• Van belang voor bewust waarnemen en handelen
§ Limbische systeem (binnenzoom vd hersenen)
• Van belang voor episodisch geheugen en emotie
§ Basale kernen
• Van belang voor procedurele activiteiten zoals automatische alsook
bewust en onbewust aangeleerde motoriek
- Vliezen rondom het CZS
- Binnenin zijn ruimten (ventrikels) waarin vocht gevormd wordt (liquor cerebrospinalis)
o Liquor komt tussen de hersenvliezen om hersenen en RM terecht en wordt afgevoerd
naar het veneuze systeem
FIGUUR 3.1: Overzicht
- Functionele hiërarchie in het CZS
o Hogere centra moduleren de activiteit van lagere centra
o Dit betekent afremmen van reflexmatige activiteit
o Bij uitval van hogere systemen raken lagere centra ‘ontremd’ en worden dus hyperactief.
§ Vb ontremd gedrag bij uitval van delen vd frontale cortex of verhoogde
spierspanning in armen en benen bij uitval vd motorische sturing door de cortex
(spasticiteit).
§ Vb. optreden van primitieve motoriek wanneer hogere delen van het CZS door
bijv een truama zijn uitgeschakeld.
§ Vb. pathologische voetzoolreflex
, - Delen van het CZS zijn onderling verbonden door zenuwbanen (tractus)
o Opstijgende banen (ascenderende) van het RM naar boven
o Afdalende banen (descenderende) van de hersenen naar het RM
HET ZENUWSTELSEL IN BEELD
- Oogzenuw is in feite de enige die bij directe inspectie (fundoscoop) te zien is
- Vroeger:
o Röntgenfoto’s van de omgevende beenstructuren, zenuwweefsel is hiermee niet
zichtbaar
o Inspuiting van lucht in de liquorruimte of van contrast in bv gaf info over eventuele
verplaatsing van hersenstructuren
§ Dit was door belasting en risico pas een laatste redmiddel
§ Meeste werd via oren, ogen en de vaardige hand vd neuroloog opgepikt
- Nu: sterk ontwikkelde technieken van angiografie dmv IV toediening van contrastvloeistof in
gebruik, ook CT, MRI, isotopenonderzoek en echo.
CT
- Bot is wit, liquor is zwart en hersenweefsel is grijs
- Verse bloeding = wit, hyperdens, net als aankleurende structuren na toediening van IV contrast
- Extra vocht (oedeem), bv. Rondom een tumor = hypodens, donkerder
- Nog steeds belangrijk voor acute diagnostiek van traumatisch hersenletsels en beroertes -> snel
informatie over het al dan niet aanwezig zijn van een bloeding
- Met IV contrast: intracraniële vaten zichtbaar -> thrombus opsporen
- Meest geschikte methode om botstelsel rondom het zenuwweefsel te onderzoeken
- Algemeen: met MRI meer info te verkijgen
MRI
FIGUUR 3.2: MRI
- T1 gewogen: anatomie van de hersenen = beste
zichtbaar
o Vetweefsel: hyperintens
o Liquor: hypointens (zwart)
o Hersenweesfel: donkergrijs
o IV contrast geven: aankleuring bij een verstoring vd
membranen tussen bloed en hersenweefsel (BHB)
- T2 gewogen: afwijkingen in weefselsamenstelling beter
te zien vb. bij MS of kleine cerebrale infarcten
o Liquor is wit
§ Kan onderdrukt worden door ‘fluid attenuated inversion
recovery’ (FLAIR)
§ Zo worden signaalrijke afwijkingen beter zichtbaar
o Hersenweefsel is ook vrij signaalrijk
o Contrast op T2 is niet zichtbaar
- Geen schadelijke bijwerkingen, hierdoor is het
aantrekkelijker dan conventionele röntgenonderzoeken, zeker
voor kinderen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller katoendegroote. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.80. You're not tied to anything after your purchase.