Examenmatrijs vermogensrecht:
1.1.De kandidaat onderbouwt voor een situatie of deze behoort tot het goederenrecht of het
verbintenissenrecht.
- Goederenrecht: het goederenrecht gaat over de rechtsverhouding van burgers ten opzichte
van goederen. Anders gezegd: wat zijn nou eigenlijk goederen en hoe kunnen zij worden
ingericht. Dit is een absoluut recht! dit geldt ten opzichte van iedereen.
- Verbintenissenrecht: rechtsverhouding van personen ten opzichte van andere personen met
betrekking tot hun vermogen. Het gaat over de verplichtingen die de ene burger heeft ten
opzichte van een andere burger. Verplichtingen worden ook wel prestaties genoemd. De een
zijn plicht is de ander zijn recht. Dit is een relatief recht! de rechten en plichten gelden
alleen tussen de personen.
1.1.De kandidaat onderbouwt voor een situatie of er sprake is van een absoluut of relatief recht:
- Relatieve rechten:
Beschrijven de juridische relatie tussen (rechts)personen. De rechten en plichten die
tussen personen ontstaan noemen we dus relatieve rechten: een ander woord voor
relatieve rechten- verbintenissen. Dit geldt alleen tussen partijen.
- Absolute rechten:
Beschrijven de relatie die een (rechts) persoon heeft ten opzichte van een bepaald
goed. Bepaalt welk zeggenschap iemand heeft over een bepaald goed. Dit geldt ten
opzichte van iedereen.
1.1. De kandidaat onderbouwt voor een situatie van welk soort goed(eren) er sprake is van (een
zaak, een vermogensrecht, een register goed, een niet registergoed, een roerende zaak, een
onroerende zaak.): onder goederen vallen zaken en vermogensrechten, onder zaken valt weer
roerende en onroerende zaken.
- Zaak: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke producten.
- Een vermogensrecht: niet tastbaar. Rechten die op geld waardeerbaar zijn en die de
rechthebbende aan een ander kan over worden gedragen. Bijvoorbeeld een auteursrecht.
- register goed: Dit zijn goederen die alleen kunnen worden overgedragen als dat wordt
bijgehouden in een openbaar register (kadaster). Dit zijn goederen zoals bijvoorbeeld alle
onroerende zaken, grote schepen, grote vliegtuigen en alle absolute rechten op
registergoederen. Een register goed is niet hetzelfde als een onroerende zaak. Bijv. Een groot
schip is wel een register goed, maar het is geen onroerende zaak.
- Niet- registergoed: Dit zijn goederen die niet volgens de wet als register goederen zijn
aangeduid. Niet register goederen zijn goederen zoals bijvoorbeeld een computer, fiets,
auto.
- Roerende zaak: dit zijn alle zaken die niet onroerend zijn. zoals bijvoorbeeld een auto, schip,
vliegtuig, telefoon.
- Onroerende zaak: onroerend betekent (niet beweegbaar), dus denk dan aan bijvoorbeeld
grond, gebouwen, huizen.
1.1.De kandidaat onderbouwt voor een situatie of er sprake is van houderschap, eigendom en/of
bezit:
- Houderschap, art. 3:110 BW: als ik macht heb over een zaak en ik gedraag mij NIET als
eigenaar, dan ben ik ‘houder.’ Je wordt houder op grond van een rechtsverhouding, dat kan
op grond van een overeenkomst zijn of van de wet.
, - Eigendom: het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Je kunt
eigenaar zijn van alle zaken. Als eigenaar mag je gebruik maken van de zaak, vruchten nemen
(de opbrengsten van een zaak nemen), vervreemden (overdragen aan een ander), bezwaren
(een beperkt absoluut recht vestigen) en revindicatie (het recht om zijn eigendom terug te
eisen.) je hebt recht op de zaak.
- Bezit, art. 3:107 lid 1 BW: de begrippen eigendom en bezit worden vaak door elkaar gehaald,
toch zijn ze verschillend. Als je iets in je bezit hebt dan heb je de zaak in je macht en gedraag
je je als eigenaar. ‘ je hebt iets in je bezit’ = je houd dit voor jezelf. Bezit is geen recht.
Bezit ter goeder trouw, art. 3:118 BW : de vergisser gedraagt zich als eigenaar, maar
DENKT ook eigenaar te zijn. doordat je bijv. de verkeerde jas hebt gepakt.
Bezit te kwader trouw, art. 3:121 BW: iemand oefent bezit uit en hij weet of kan
weten dat hij geen eigenaar is. Bijv. bij diefstal.
1.1.De kandidaat onderbouwt voor een situatie of deze voldoet aan de vereisten voor overdracht:
- Overdracht, art. 3:84 BW: overdracht is de verkrijging van iets, de overgang van een goed
van het ene vermogen naar het andere vermogen.
Geldige titel: de ‘titel’ geeft reden voor de overdacht. (de rechtshouding die tot
overdacht verplicht.) Bijv. een koopovereenkomst, schenkingsovereenkomst of
ruilovereenkomst.
Beschikkingsbevoegd: dit is het recht om een goed over te dragen aan een ander.
Doordat je bijvoorbeeld eigenaar van de zaak bent, de rechthebbende van aandelen.
Een lener, huurder of dief zijn niet beschikkingsbevoegd.
Levering: de 3de voorwaarde is de levering. Er moet een leveringshandeling plaats
vinden om het eigendom of het recht over te dragen aan de verkrijger. Meestal is
een levering van een roerende zaak de overhandiging. Voor onroerende zaken moet
de notaris een transportakte opmaken en schrijft deze in bij het openbaar register
(kadaster.)
1.1. De kandidaat onderbouwt voor een situatie op welke wijze de levering van goederen
(roerende en onroerende zaken en vermogensrechten plaatsvindt.) NB de genoemde
leveringen art. 3:115 BW wordt NIET getoetst: de levering ook wel gezegd de bezit verschaffing.
(de vervreemder zorgt er voor dat de verkrijger het goed in zijn macht krijgt.)
- Niet registergoederen/roerende zaken:
Overhandiging
Aflevering aan huis
Een akte waarin de vervreemder verklaart dat hij het goed aan de verkrijger levert.
Het overhandigen van sleutels.
Levering met de korte hand (houder wordt eigenaar.)
Levering met de korte hand: de levering was al in de handen van de koper.
Die had de zaak bijvoorbeeld al te leen. De wilsverklaring van de eigenaar
moet nog wel bevestigt worden.
Levering met de lange hand (houder voor de ene eigenaar wordt houder door de
andere eigenaar.)
Levering met de lange hand: hierbij is de zaak in handen van een houder.
Iemand die de zaak bijvoorbeeld leent. Het gaat hierbij dus om een derde
die de zaak heeft, deze derde moet de zaak aan de koper afleveren.
Levering constitutum possessorium > hierbij houd de oude eigenaar de zaak nog
even in handen. Terwijl de koper al de nieuwe eigenaar is. De oude eigenaar wordt
dus houder.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marjolain3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.29. You're not tied to anything after your purchase.