Dit is een volledige cursus / samenvatting voor het vak wetgevingsleer en -techniek gedoceerd door prof. Corthaut. Deze samenvatting bevat alle leerstof en regels om te kunnen slagen voor het examen en de eindopdracht.
WETGEVINGSLEER &
WETGEVINGSTECHNIEK
VUB Rechten – De Mentor
, L-WT: LES 1 DE WETGEVER
MACHT EN ONMACHT VAN DE WETGEVER
WAT BETEKENT HET WETSBEGRIP?
We hebben formele en materiële wetten.
Formele wetten:
ð Is het resultaat van het gezamenlijk optreden van de Koning, Kvv en de Senaat
o Kan ook op niveau van de deelstaten (decreet/ordonnantie)
ð Voorbeeld: begrotings-, legercontigentwetten (staan geen materiële regels in.)
Materiële wetten:
ð Is wanneer er regels in staan ongeacht door wie ze zijn aangenomen en dus elke
maatregel die een algemene draagwijdte heeft en die toepasselijk is op een
onbepaald aantal gevallen en een verbindend karakter heeft.
ð Voorbeeld: kan een ministrieel besluit zijn
Die algemene draagwijdte is relatief want:
ð Door de plaats:
De normsteller is enkel bevoegd binnen zijn rechtsgebied en de
extraterritorialiteit
ð Door de tijd:
Wetten zijn niet echt voor ‘altijd’ vaak staat er een tijdsbepaling in en kunnen
ze ook retroactief zijn
ð Door de te regelen gedraging:
Regelgeving moet in beginsel op herhaalbare rechtsfeiten toepasbaar zijn (=dat
de regel op gelijke gevallen bij herhaling kan worden toegepast, ook al doen
die feiten zich niet effectief voor)
ð Door het functioneel toepassingsgebied
Voor de toepassing van de specifieke wetgeving of reglementering wordt een
eigen inhoud gegeven aan het algemeenheidsvereiste en dat bepaalde
voorschriften, die weliswaar voldoen aan het algemeenheidsvereiste, voor de
toepassing van de specifieke wetgeving of reglementering desalniettemin NIET
wordt beschouwd als norm.
Voorbeeld: het begrip reglementair besluit = een functioneel begrip dat er zich
enkel toe strekt zicht te krijgen op het al dan niet bestaan van het vereiste van
raadpleging van RvS-afdeling wetgeving.
1
,WIE SCHRIJFT DE WET?
De wetgever is ≠ 1 persoon of een welbepaalde groep van personen
ð Bestaat uit verschillende personen die op diverse momenten een andere rol
hebben en een vertrouwen hebben.
Voorbeeld: initiatieven komen zelden van de WM dit is de facto een grote rol
van/voor de UM, administraties, kabinetten of externen zoals
advocatenkantoren of hulp van de afdeling wetgeving van de RvS. (Wat hebben
ze gemeenschappelijk? Niemand is ervoor opgeleid om wetgeving te schrijven,
legistiek is een vak dat enkel wordt gedoceerd aan de VUB Rechten)
Er zijn teven ook geen wetgevingsambtenaren in België
ð Dit zijn ambtenaren die zijn opgeleid om de beleidsmatige keuzes en
imperatieven in kwaliteitsvolle normatieve teksten te gieten en die onderlegd
zijn in het vak van de vormelijke opmaal van de betrokken teksten.
ð Kwaliteitsvolle regelgeving? =een zo harmonieus mogelijk samengaan van
beleid (politiek) en techniek (juridisch)
DE VERANDERENDE MAATSCHAPPELIJKE ROL VAN DE WETGEVER
We zijn veranderd van een liberale nachtwakerstaat naar een sociale verzorgingsstaat.
Aldus van een systeem van het in de wet vastleggen van gewoontes die er reeds
bestonden naar een systeem waar de OH maatschappelijke activiteiten hoopt bij te
sturen en te beïnvloeden ipv. deze louter te registreren.
ð Dus van gecodificeerde wetgeving naar modificerende wetgeving.
Welke vormen zijn niet gelijk aan vormen van codificatie?
*Legisme
ð Recht kan uitsluitend ontstaan door wetgeving + de rechter is op een zeer
strikte wijze gebonden door de wet. De wet werd geacht niets anders te zijn dan
de wil van de wetgever.
= Subjectivistische wetsinterpretatie (focus op de wil van de wetgever)
*Freiheidslere
ð Recht ontstaat uitsluitend door rechtspraak. De wet en het gewoonterecht waren
slechts hulpmiddelen voor de rechter bij het spelen van recht in concrete
gevallen.
Beide stromingen zijn omwille van hun eenzijdigheid NIET haalbaar gebleken want
het recht ontstaat op uiteenlopende wijze.
Bestemmeling van de wetgeving evolueert tevens.
Want er zijn regels voor de burgers, maar ook regels voor de overheid =>
bestuurswetgeving
2
, FUNCTIES VAN DE WET
1. Ordenende functie: duurzaam regelen van de relaties tussen burgers (vb. BW)
2. Presterende functie: kader voor de toekenning van sociale voordelen
(“prestaties”) (vb. SZ-wetgeving)
3. Faciliterende functie: kader creëren waarbij anderen diensten kunnen
aanbieden, zowel publiek (vb. NMBS) als privaat (vb. ziekenhuizen) en alles
daartussenin (vb. onderwijs)
4. Sturende functie: aanmoedigen van gewenst gedrag en ontmoedigen van
ongewenst gedrag
a. Sturen van de economie → stimulus → waarborgfunctie (zie alle
economische Covidmaatregelen om koopkracht te garanderen)
b. Sturen van het gedrag → nudging (Thaler/Sunstein), ‘sin’ taxes,
coronapaspoort
5. Arbitrerende functie: balans tussen tegenstrijdige belangen en rechten (vb.
milieu- en stedenbouwwetgeving)
Ironisch genoeg is de Paradox hier dat er steeds meer regelgeving is met een kleinere
rol van de wetgever dit leidt tot het terugtreden van de wetgever;
ð Terugtreden van de formele wetgever ten gunste van de uitvoerende macht
dmw;
o Wetsontwerpen i.p.v. wetsvoorstellen
o Delegaties
o Bijzonderemachten
ð Terugtreden van de nationale wetgever t.o.v. supranationale regelgevers
ð Terugtreden van publieke regelgever dmw;
o Delegatie aan administraties
o Privatenormering
o Zelfregulering
o Deregulering
ð Onschendbaarheid van de wet op de helling
TOEGENOMEN TECHNICITEIT VAN DE WET
Complexiteit van de samenleving → fragmentatie van de expertise (toegenoemen
techniciteit)
ð Regelgeving soms heel gedetailleerd: moderne regelgeving wordt almaar
technicher (specialisatie) + moeilijke om een globaal overzicht te behouden van
de regelgeving. Coördinatieproblemen – verkokering
Bureaucratische paradox: techniciteit kan leiden tot nationale wetgeving, maar ook tot
een geringere toegankelijkheid van het normenapparaat voor de bestemmeling van de
norm.
ð Experten stellen wetgeving op die enkel experten nog kunnen begrijpen =
hermetisch karakter van wetgeving (moeilijk toegankelijk en bekritiseerbaar)
Nog een factor van onmacht van de formele wetgever: snelle besluitvorming => heeft
een invloed op de aard van de parlementaire besprekingen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vubrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.78. You're not tied to anything after your purchase.