Hoorcollege 1 t/m 7 uitgewerkt, met
aanvullingen uit het boek!
Tilburg University
Bachelor Psychologie
2e jaar: 1e periode
,Culturele Psychologie Hoorcollege 1 30-08-2017
Cultuur, so what?
Cursusdoelen:
(a) de basisconcepten en methoden in culturele psychologie
(b) de invloed van cultuur op affect, cognitie en gedrag
(c) culturele overdracht
(d) multiculturalisme, biculturalisme en acculturatie
(e) interculturele communicatie,
(f) specifieke culturele debatten.
Allochtoon: Als een van de ouders in het buitenland is geboren, is het kind automatisch allochtoon.
Autochtoon: Als zowel vader, moeder, als het kind geboren zijn in het land waar men verblijft.
Inhoudelijke start college:
Cultuur: Attituden, gedragingen en symbolen, die in een grote groep mensen gedeeld wordt.
Een soort bril waar we doorheen kijken, die ons denken, voelen en begrijpen beïnvloeden.
Redenen relevantie cross-culturele psychologie:
1. Globalisatie: Er is steeds meer contact tussen allerlei landen en naties. De grenzen tussen culturen
worden steeds meer diffuus.
2. Diversiteit: Veel verschillende culturen wonen momenteel in Nederland en zorgen voor een
gemengde cultuur.
3. Testen: Reageren bepaalde culturele groeperingen hetzelfde op een bepaalde psychologische
test? Of is niet elke test te gebruiken bij elke groepering?
Weird (bepaalde groep mensen) zijn “outliers” van de samenleving
W = western
E = hoop opgeleid
I = geïndustrialiseerd
R = rijk
D = democratisch
De meeste psychologische onderzoeken worden gedaan onder ‘weird’ people. Wij gaan ervanuit dat alles
wat we vinden universeel is. Het is de psychologie van alledag en dit werkt bij iedereen op dezelfde
manier. Henrich, merkt op dat er eigenlijk heel veel verschillen zijn onder populaties en dat het niet
vanzelfsprekend is dat het voor iedereen geldt.
,Vergelijken contrasten in Paper Heinrich
1. Modern geïndustrialiseerd vs. klein schaal stammen (Bosjesmannen, Zulu)
Carpentered world hypothesis
Moderne groepen leven in een (geïndustrialiseerde)
wereld en stammen leven in een natuurlijke omgeving.
Moderne groepen zien meer muren en hoeken in het
dagelijks leven, waardoor zij van een 2D plaatje een 3D
plaatje maken. Het is gecreëerd door onze omgeving.
- The muller-lyer illusion: Visuele illusies
Is muur A of B langer/hoger?
- Afgenomen bij grote groepen en stammen:
1. Stammen: zien geen/weinig verschil
2. Grote groepen: zien veel verschil
The dictator game: vrijgevigheid vs. egoïsme
Speler A krijgt een geldbedrag en moet dit verdelen tussen zichzelf een onbekende speler B. over
Speler B moet het bedrag gewoon accepteren.
* Westerse wereld: men geeft een onbekende gemiddeld 50% van het geld
* Kleine samenlevingen: lage biedingen worden sneller geaccepteerd dan in de Westerse
wereld
2. Westers vs. niet-Westers geïndustrialiseerde samenlevingen
Changed Blindness: treedt op wanneer men een grote verandering in het gezichtsveld niet opmerkt.
Een proefleider vraagt een persoon iets op straat, vervolgens wisselt de proefleider van persoon. Wordt
dit opgemerkt?
- Hoe goed kijkt de personen op straat naar de veranderende proefleider.
- Egocentric focus: De focus ligt op één punt, andere dingen worden minder snel opgemerkt
VB: Westerlingen: voorgrond objectcomponenten (1 brandpunt)
- Elocentric focus: De focus ligt op de context (perifeer blikveld)
VB: Japanners
3. Amerikaan vs. andere Westerse
Amerikanen zijn het meest individualistische volk in de wereld. Het heeft implicaties voor
processen waarbij het zelf betrokken is. Hierdoor is het belangrijk om na te gaan of een bepaalde
therapievorm wel effectief is.
- Minder burn-out in landen buiten Europa. Een individualist is verantwoordelijk voor zijn eigen
succes, maar is dus ook verantwoordelijk wanneer hij/zij faalt. Hierdoor meer burn-out in
Europa.
, 4. Universitair vs. niet-universitair opgeleide Amerikanen
Cognitieve Dissonantie (Leon Festinger): In welke mate ga ik mijn mening aanpassen aan de
situatie of groep? (Post-decisional spread)
Voorbeelden cognitieve dissonantie:
1. Twee tegenstrijdige gedachten (ik wil een hamburger, maar ik wil ook afvallen)
2. Het gedrag wat je vertoont komt niet overeenkom met je opvattingen
(Ik ga op stap, maar ik moet eigenlijk studeren)
3. Een beslissing moeten nemen, waardoor een aantrekkelijk alternatief buitenspel gezet wordt
(Ik zie 2 paar mooie schoenen, maar ik heb slechts geld voor 1 paar)
4. Moeite doen voor, of energie steken in, iets wat niets oplevert.
Experiment 1: Brehm: “Justifying difficult decisions”
Proefpersonen moeten twee huishoudelijke producten testen en beoordelen.
1. Na de beoordeling van de 2 producten werd verteld dat ze één product mochten houden.
2. Lastige keuze conditie: 2 producten lijken op elkaar.
Makkelijke keuze conditie: ene product duidelijk beter dan de ander.
3. Vervolgens moesten ze het product dat ze gekozen hadden opnieuw beoordelen.
4. Het gekozen product werd in beide condities als beter beoordeeld dan bij de eerste
beoordeling.
- Zodra je moet kiezen tussen twee even aantrekkelijke producten, levert dat dissonantie
op. Om dit te verhelpen ga je je attitude tegenover het gekozen product veranderen. Je
wijst extra positieve eigenschappen aan het product toe. = post decisional spread.
- Bij een makkelijke keuze blijf je eerder bij je mening.
* Deze bias vinden we vooral bij Westerse mensen in tegenstelling tot bijv. Japanners.
Experiment 2: Heine & Lehman: “Music preferences and personality”
Japanse en Canadese studenten wordt gevraagd muziekvoorkeur te ordenen.
1. De studenten wordt gevraagd een keuze te maken uit twee cd’s.
2. De Canadese studenten passen hun mening over de cd’s veel drastischer aan in positieve zin,
dan de Japanse studenten.
Experiment 3: Snibbe & Markus: “Social class and cognitive dissonance: education makes a
difference”
1. Groepen met een hoge en groepen met een lage sociale economische status (SES)
2. De proefpersonen moesten de twee aantrekkelijkste cd’s aanwijzen uit 10 cd’s.
3. Vervolgens moesten ze de cd’s op volgorde zetten van 1 (leukste) naar 10 (stomste).
4. Uiteindelijk mochten de deelnemers een cd kiezen van de 5e of 6e plaats.
5. Vervolgens moesten zij de 10 cd’s opnieuw op volgorde zetten van 1-10.
Cross culturele psychologie
1. Testen van hypothesen en bevindingen in andere culturele omgevingen
2. Het verkennen van andere culturen om culturele en psychologische variatie te ontdekken
3. Het integreren van bevindingen uit verschillende culturen en zo te komen tot een meer universele
psychologie - vb. Persoonlijkheidskenmerken: OCEAN
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisannetj. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.