Chapter 1
Consumptie = selectie, aankopen, gebruik, hergebruiken en wegwerpen van goederen en
diensten; set praktijken om identiteit te creëren en schikken tot bepaalde sociale
groepen; centraal aan de manier waarop we ruimtes en plaatsen construeren,
ervaren, interpreteren en gebruiken (je consumeert dus ook door in een ruimte te
zijn; bijvoorbeeld in een winkelcentrum). Consumptie is holistisch (belang context)
Identiteit en levensstijl worden bepaald door toegang tot, gebruik van en toenemend aanbod van
goederen en diensten (consumerism) sociale differentiaties gebaseerd rond consumptie praktijken
in plaats van werk en werkgelegenheid. Consumptie als cultureel fenomeen. Goederen en diensten
kennen ook symbolische betekenis, waardoor men kan communiceren en interpreteren via
consumptie; consumptie is productief en creatief proces. Ruimtes en plaatsen kunnen ook
geconsumeerd worden.
Theories of consumption and urban transformation:
1. Klassieke sociologische theorie: productie als centrale invloed op het karakter van het sociale
leven; consumptie puur als ‘aftertought’ van het productie proces.
- Marx: Vervreemding: arbeider/consument is steeds meer verwijderd van het product, omdat
het productieproces zo uit elkaar is getrokken. Als consument heb je geen idee waar het goed
vandaan komt of wie het geprocedeerd heeft onder welke omstandigheden.
Frankfurt School: oprechte volkscultuur is vernietigd door gecommercialiseerde en
gestandaardiseerde massacultuur in urbane populatie centra. Cultuur is iets geworden wat
gemaakt en verkocht werd als product om winst te maken. Volgens hen is de massacultuur
cruciaal voor het behouden van een kapitalistische samenleving: verveeldheid/exploitatie op
werk kon worden geaccepteerd door ontsnappen tijdens vrije tijd door popular culture.
Turning point = Toenemende consumptie cultuur wordt steeds gespecialiseerder gefixeerde
(structurele) identiteiten groepen en sociale klassen worden ondermijnd, waardoor individuen
‘freely’ hun identiteit en levensstijl konden construeren door consumptie keuzes.
2. Menselijke acties en verwachtingen als consument spelen toenemend formatieve rol in
behouden van sociale leven en consumptie is niet langer allen ‘aftertought’ van productie
proces. Hierbij zijn ook consumptie plaatsen en ruimtes belangrijk.
- Voorheen werd status, self-worth en identiteit gebaeerd op productieve werk, maar nu
nadruk op dingen die mensen konden kopen: identiteit gebaseerd op consumptie in plaats
van op werk.
- Individualised consumption en levensstijl patronen zijn onderdeel van klassenscheiding
proces en afname gestandaardiseerde producten van Fordisme post Fordisme met flexibele
gespecialiseerde mulit-skilled flexibele arbeidskrachten en kleine productie.
- Consumptie wordt niet langer bepaald door de producent, deze moet meer luisteren naar de
smaak en vraag van consumenten disorganised capitalism: consumptie minder functioneel
en meer esthetisch. Consumptie is pro-actief geworden los van productie.
- Consumer choice = nieuw concept van vrijheid individuen sociaal gevormd in termen van
consumenten ideologieën en de manier waarop ze verschillende betekenissen construeren
van deze discoursen.
‘Circuit of culture’ = rangschikken van productie, consumptie, identiteit, representatie en regulatie in
een eindeloze cirkel (1) linkt publieke en private gebieden; (2) objecten van consumptie als ‘tekst’
die geïnterpreteerd en gelezen kan worden en toegeëigend kan worden, dus interpretatieve en
productieve aard van consumptie. (3) Consumptie als ordenend en opstellen van sociale relaties en
menselijke acties.
Consumptie als …
,Negatief:
Destructie: waarde wordt gecreëerd in productie in de industrie, wanneer het product
gekocht wordt begint destructie (waardedaling). Consumenten en winkels voegen geen
waarde toe (historisch idee was waarde wordt in agrarische sector gecreëerd).
Decadentie: consumptie als etaleren wat je hebt opvallende consumptie: negatieve lading
Vervreemding: arbeider/consument steeds meer verwijderd van product door uiteen trekken
van productieproces (consument weet niet waar goed vandaan komt/wie het produceerde).
Positief:
Productie: creëren van waarde in de winkel door marketing, reclame en presentatie;
betekenissen creëren voor product door associaties (waarde toevoeging)
Vrijheid: ‘pseudo souvereignity’: men denkt vrije keuze te hebben maar deze wordt beperkt
binnen een bepaalde marge (geld; middelen; aanbod in de winkel is ‘de mode’) consumer
paradox: hoewel consumenten consumptie gebruiken om eigen identiteit en levensstijl te
bepalen, zijn er ook doordringende grenzen hieraan (geld/macht etc.)
Verschuiving van negatief naar positief: consumentenbestedingen aantrekken
Definities van de stad:
1. Modern city: homogene zonering van zakelijke en residentiële activiteit met een duidelijk
commercieel centrum en afname van waarde van land verder van het centrum. Bestuur is
gebaseerd op manager benadering: registratie van hulpbronnen voor sociale doelen en
publieke voorziening van essentiële diensten. Vooral massaproductie economies of scale;
ruimte wordt gevorm door sociale wensen en strikte klassenscheiding (homogeniteit erin)
2. Postmoderne city: chaotisch; bestuur is ondernemend en hulpbronnen worden gebruikt voor
het aantrekken van internationaal kapitaal en investeringen; publiek private samenwerking
en de markt voorziet in diensten. Economie is dienstbericht met flexibele productie
economie of scope. Stad is georiënteerd rondom consumptie; planning eerder naar
esthetische, dan functionele waarde. Cultuur is gefragmenteerd; sociale polarisatie.
3. Industriële city: resultaat van fabricage en productie-gefocust kapitalisme. Natie heeft sterke
controle over stedelijke macht; lokale autoriteiten focussen op behoud van collectieve
consumptie infrastructuur om te voldoen aan kapitaal accumulatie. Fysieke organisatie is
rondom fabrieken en scheiding van huizen en productie. Focus vooral op collectieve
consumptie (mass education; gezondheid en housing etc) betere productiviteit van
arbeiders. Sociale structuur familie/vrienden netwerk vooral gebaseerd op nabijheid.
4. Post-industrial city: meer gefocust op diensten industrie; empathie voor de rol van kennis in
productie, consumptie en vrije tijd (onderwijs innovatie). Sociale organisatie wordt
gekarakteriseerd door dominantie van groepen met veel kennis etc.
5. Fordist city: georganiseerd rondom low-cost en gestandaardiseerde industriële productie.
Stad is opgedeeld in residentiële en industriële zones en CBD. Gefragmenteerde productie;
massaproductie; kapitaal intensief; inflexibel. Politieke macht en sociale structuren worden
bepaald door de dominante manier van productie en sociale scheiding van managers/worker
6. Postfordist city: meer computertechnologie en flexibliteit. Stad wordt gedomineerd door de
autonomie en wensen van multinationals en global processen van kapitalistische productie
met nieuwe internationale arbeidsverdeling. Veel economische activiteit door kleine en
middelgrote bedrijven met flexibele productie. Macht van lokale overheden wordt beperkt
door centrale overheden. Individuele onderscheidende levensstijlen ruimtelijk te zien
Steden zijn echter sterk verschillend en geen stad is te generaliseren; unieke locatie factoren.
, Hoorcollege 1
Merken komen uiteindelijk op een voetstuk te staan; consumptie is een godsdienst geworden en
warenhuizen zijn de nieuwe kathedralen geworden.
- Politiek: strategieën om als consument bewuster zijn over wat je koopt (aandacht voor
productieproces) en d.m.v. boycots bijvoorbeeld betere omstandigheden afdwingen.
- Recht: behalve basisbehoeften wordt luxe ook steeds meer als recht gezien.
Nieuwe consument = wispelturig, mobiel, veel vrije tijd en veel te besteden.
In detailhandel lang focus op locatie, later aandacht voor economische en culturele dimensie.
- Klassiek beeld: detailhandel puur rol van distributie (geen waarde toevoging in de winkel (of
door consument)); waarde wordt gecreëerd in de industrie.
- Huidig beeld: consument wordt belangrijker (wensen en mobieler); rol van de winkel wordt
marketing, creëren van betekenis (waarde toevoegen); actieve klantenwerving. Rol van
detailhandel wordt sterker dan product (eisen stellen bij producent, anders makkelijk naar
een andere). Winkels beschikken over veel klanten informatie.
Soms is een merk zo sterk dat de winkel een symbolische waarde heeft (sommige steden
willen deze dan om op stedelijk niveau klanten te trekken).
Economic base theory maakt onderscheid tussen:
1. Stuwende industrie zorgt voor toename van geld in de regio door productie van producten,
die geëxporteerd kunnen worden, waardoor er geld terug komt. Economische groei wordt
bereikt door export.
2. Verzorgende industrie: verdiend geld door mensen in de regio wordt besteed in winkels in de
regio slechts circulatie van geld; dus parasitair (geen toevoeging van geld) en genereert
geen economische groei ( = producenten en consumenten industrie); dan tranformatie:
a. Producentendiensten: aandacht voor diensteneconomie (’80); genereren
(‘produceren’) ook kennis en informatie dus deze hoofdkantoren kunnen worden
‘geëxporteerd’, omdat dit geldstromen naar de stad oplevert veranderd dan dus
naar stuwende industrie.
b. Consumentendiensten: aandacht voor consumptie economie (’90). Goederen en
belevenissen kunnen ook geëxporteerd worden, dus geld opleveren en veranderen
dus ook naar stuwende industrie.
= andere blik op verzorgende industrie: import-substitutie (voorkomen van weglekken van
inkomen). Vasthouden van geld als cruciaal voor netto toename van geld in een regio. Dit
creëert een concurrentiestrijd tussen steden door toegenomen mobiliteit van consument.
Eerst alleen belang stuwende industrie gezien met verzorgende industrie als parasiet. Later erkenning
voor beiden wanneer consumenten en producentendiensten veranderen in stuwende industrie.
Verzorgende industrie gaat om import-substitutie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 21111996. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.