Aantekeningen van alle hoorcolleges van Biologische en Cognitieve Psychologie. Tijdens deze colleges zijn alle onderwerpen behandeld en zijn de boeken Physiology of Behavior en Cognitive Psychology gebruikt. Alle verplichte onderwerpen worden behandeld.
Hoorcollege 1 (31-10-2022): Introductie BIO (H1) & COG (H1, H2)
Cognitieve psychologie: het bestuderen van de geest
- Functionele verklaringen: procesmodellen
- Hoe werken deze processen op elkaar in
Biologische psychologie: het bestuderen van de biologische basis van de geest
- Focus op hersenprocessen: structurele modellen
- How werken hersengebieden samen
Cognitieve neurowetenschappen: integratie van biologische en cognitieve psychologie
- “De geest is wat de hersenen zijn”
1860: Weber / Fecher’s Law
- Psychofysica
- Relatie fysieke energie naar sensatie
1867: Hermann von Helmholtz stelt perceptie voor als proces van onderbewust gevolgtrekkingen
over de wereld
1879: Wundt opent het eerste psychologische lab
Fysiologische chronometrie:
- Johannes Müller (eerste helft 1850). Zenuwgeleidingssnelheid is oneindig snel → spirituele
"Lebenskraft".
- Von Helmholtz (1850): Zenuwgeleidingssnelheid = 30 m/s (kikker) en 60 m/s (mens). Maakt
de weg vrij voor mentale chronometrie.
Mentale chronometrie (Donders)
- “Zou het kunnen dat het denken niet de oneindige snelheid
heeft die men geneigd is eraan toe te schrijven, en zou het
mogelijk zijn om de vorming van een verbeelding of een
vrijwillige beslissing te timen?”
1885: Ebbinghaus’ geheugenonderzoek: “savings”
Eeuw van behaviorisme:
- Gooi de geest weg; exclusieve focus op gedrag; Stimulus – Respons psychologie; focus op leren
- Dominante paradigma’s: klassieken conditionering en operante conditionering
- Interpretatie bestaat nog steeds, maar is veranderd in S - O – R
Naar een cognitieve interpretatie: cognitieve map
Het brein: hoe weten we dingen erover?
Neuropsychologische studies met patiënten (beroertes; ongelukken) → enkele/dubbele associatie
- Enkele versus dubbele dissociatie:
o Paul Broca (1861) onderzocht een patiënt met een beroerte met normaal
spraakbegrip maar gebrekkige spraakproductie
o Carl Wernicke (1879) onderzocht een patiënt met een beroerte met vloeiende
spraakproductie maar gebrekkig spraakbegrip.
- Post-mortem autopsie onthulde dat verschillende hersengebieden werden aangetast
Hersenbeeldvorming technieken
- Elektro-encefalografie (EEG): elektroden registreren elektrische activiteit op de hoofdhuid,
zoals geproduceerd door de hersenen
- Magneto-encefalografie (MEG): MEG is vergelijkbaar met EEG, behalve dat spoelen
magnetische activiteit registreren die door de hersenen wordt geproduceerd
- Positronemissietomografie (PET): radioactieve stof in het bloed meten
- Functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI):
o Actieve hersengebieden trekken bloed aan (zuurstof nodig)
o Zuurstofreductie in hemoglobine verandering in magnetische eigenschappen
o fMRI-detectoren pikken de veranderende magnetische eigenschappen op
, - EEG: hoge temporele resolutie (nauwkeurig in het laten zien wanneer er iets gebeurt); lage
ruimtelijke resolutie (onnauwkeurig om te laten zien waar de activering vandaan komt).
- fMRI: lage temporele resolutie; hoge ruimtelijke resolutie.
Eencellige opnames. Meet de activering van enkele neuronen bij zich gedragende dieren of patiënten
die geopereerd worden. (Hoogste ruimtelijke en temporele resolutie)
Specificiteitscodering: één neuron, één persoon (“grootmoedercel”)
- Kwetsbaar en inefficiënt (veel neuronen nodig)
Populatiecodering: een groot aantal neuronen codeert voor elke persoon. Elke unieke persoon
vertegenwoordigd door patroon van activering.
- Niet zo kwetsbaar en efficiënter
Spaarzame codering: een kleine groep neuronen vertegenwoordigt elke persoon
- Vergelijkbaar met populatiecodering, nog efficiënter (maar ook wat kwetsbaarder)
Eigenschappen, zoals vorm, kleur, geluid, beweging kunnen bij één object of gebeurtenis horen. Toch
activeren ze verschillende hersengebieden.
- De hersenen zijn een gedistribueerd neuraal netwerk, zoals een orkest met verschillende
instrumenten die in perfecte harmonie spelen
Hoorcollege 2 (02-11-2022): Neurale en gliacellen (H2) BIO
Scheikunde hoef je niet te weten, het is om de rest te kunnen begrijpen:
Ionische binding: elektrostatische krachten (+ trekt aan -) (1e)
Covalente binding: het delen van elektronen vormt moleculen (2e)
Koolstofbinding: bindingen waar C de basis is
Fosfolipiden: koolstofketens verbonden door een extra
fosfaatgroep (P). Fosfaat heeft een statische negatieve lading en is daardoor hydrofiel. Een dubbele
laag van fosfolipiden vormt het celmembraam
Neuronen:
Dendrieten: ontvangen signalen
Soma (cellichaam): integreren signalen
Axon en axon-uiteindes: sturen signalen
Myelineschede: vettige substantie die
axon isoleren voor snellere geleiding
signaal
Structuur van een cel:
1. Celkern met poriën voor mRNA-transport
- Bevat chromosomen met genen (delen van DNA)
- Transcriptie: genen worden uit het DNA gelezen en
omgezet in messenger RNA (mRNA)
o mRNA verlaat de kern via de poriën en wordt uitgelezen door ribosomen (complex
van eiwitten) om een nieuw eiwit te vormen
2. Endoplasmatisch reticulum (productie, opslag en transport van eiwitten)
3. Golgiapparaat: postkantoor voor verpakking (neurotransmitter in blaasjes)
4. Mitochondriën: energiecentrale (ATP: Adenosine Tri-Phosphate)
5. Lysosomen: afvalverwerking
6. Microtubuli: wegenstelsel voor transport van neurotransmitter door axon
,Axoplasmatische transport: transport binnen de axon
- Kinesine: anterograde transport van het cellichaam (soma) naar axon-uiteindes
- Dynein: retrograde transport van axon-uiteindes naar soma
Gliacellen: ondersteunende cellen
- Microglia: verwijdering van dode cellen door immunologische afweer
- Macroglia:
o Oligodendrocyten: myelineschede in CNS om axonen van meerdere neuronen en
zorgt voor support
o Schwann-cellen: myelineschede in PNS om axonen van slechts een neuron
o Astrocyten: zorgen voor structuur, isoleren synaptische spleten, voeden neuronen
met glucose, breken neurotransmitters af en zorgen voor fagocytose
Fagocytose: afbreken en verzwelgen van ongewenste cellen
Bio-elektriciteit: de elektriciteit (negatief of positief) in de cel
Rustpotentiaal: de binnenkant van de cel is negatief geladen ten opzichte van de buitenkant (-65 mV
bij de mens)
Membraanpotentiaal, word veroorzaakt door twee krachten:
- Diffusie: door willekeurige beweging zullen deeltjes zich verplaatsen van regio's met een
hoge concentratie naar regio's met lage concentraties
- Elektrostatica: +'sen stoten elkaar af, -'nen stoten elkaar af, maar + en - trekken elkaar aan
Buiten de cel:
Veel Na+ en CI-, willen naar binnen (diffusie) en
CI- wordt vastgehouden door de elektrostatische
kracht
Binnen de cel: veel K+ en A-, die naar buiten
willen (diffusie)
A- Kan niet door het
membraan (blijft binnen)
K+ wordt vastgehouden door
elektrostatische kracht
Natrium-kaliumpomp: handhaaft membraanpotentiaal door ionen te reguleren →
- Hogere Na+-concentratie buiten cel door Na+-K+ pomp
- 3 Na+ ionen naar buiten voor 2 K+ ionen naar binnen
Actiepotentiaal: vindt plaats wanneer een signaal door de axon vervoerd wordt
- Het axon genereert alleen een actiepotentiaal als de rustpotentiaal een drempel overschrijdt
(bijvoorbeeld van -70mV naar -60mV)
- Alles-of-niets principe: de magnitude van het actiepotentiaal is altijd hetzelfde
Door elektrische stimulatie wordt het membraanpotentiaal minder negatief. Als een drempel wordt
overschreden (-70mV tot -60mV) begint een cascade:
1. Er worden meer Na+ kanalen geopend, Na+ stroomt de cel in, de
binnenkant van de cel wordt minder negatief (depolarisatie)
2. K+ kanalen gaan open, K+ stroomt de cel uit, gaat het elektrische effect
van de Na+ instroom tegen (ongeveer op -10mV)
3. Na+ kanalen sluiten (absolute refractaire periode), Na+ instroom wordt
gestopt.
4. K+ blijft uitstromen, cel binnen keert terug naar negatief (repolarisatie)
5. K+ kanalen sluiten, Na+ kanalen keren terug naar hun normale gesloten
toestand (kan weer worden geopend)
6. Na de massale uitstroom van K+ heeft het membraan tijdelijk een extra
negatieve lading (hyperpolarisatie)
Actiepotentiaal geleiding, zie samenvatting!!!!!!!!!!!
, Hoorcollege 3 (07-11-2022): Neurotransmissie (H2, H4) BIO
De synaps
Een neuron draagt zijn actiepotentiaal over aan andere neuronen via de synaps
Wanneer een actiepotentiaal arriveert, geven blaasjes met neurotransmitter
(synaptische blaasjes) hun inhoud af in de synaptische spleet
- Het donkerpaarse deel (membraan) is dikker door de receptoren
Depolarisatie van het presynaptische membraan leidt tot het openen van
"spanningsafhankelijke" Calciumkanalen → Calcium zal de cel instromen
De calcium zal de synaptische blaasjes openen, waardoor de
moleculen van de neurotransmitter het axon-uiteinde verlaten →
De neurotransmitter diffundeert
naar het postsynaptische membraan
→ Het postsynaptische membraan
heeft zenderafhankelijke ionkanalen
(ionotrope receptoren) →
Excitatory Post-Synaptic Potential (EPSP): wanneer de neurotransmitter Na+-kanalen opent, zal er
een depolarisatie van het postsynaptische neuron plaatsvinden; belangrijk voor spierontspanning
Inhibitory Post-Synaptic Potential (IPSP): wanneer de neurotransmitter Cl-kanalen opent, zal een
hyperpolarisatie van het postsynaptische neuron optreden:
Metabotrope receptoren: ionenkanaal geopend op een indirecte manier
1. bindende neurotransmitter
2. leidt tot activering G-eiwit
3. α subeenheid activeert enzym dat een tweede boodschapper
produceert
4. de tweede boodschapper opent ionenkanalen
5. ionen stromen de cel in/uit (EPSP of IPSP)
6. Second messenger kan ook andere componenten van de
postsynaptische cel beïnvloeden → celfunctie veranderen; door genen aan/uit te zetten)
Plaatje links is samenvatting van de mogelijke ion
golven
Drie mechanismen om neurotransmitter
concentratie te reguleren:
1. Diffusie: ze gaan uit de spleet
2. Heropname: terug de presynaptische neuron
3. Enzym deactivering: neurotrans afbreken
Autoreceptoren: reguleren de productie en afgave van neurotransmitters door de neuron, ze zijn
metabotrobisch en algemeen remmend (ze verminderen de concentratie van neurotransmitter in de
synaptische spleet):
- Heropname NT: G-eiwitten/tweede boodschappers activeren heropnametransporters
- Reductie NT-afgifte: G-eiwitten/second messengers sluiten Ca2+-kanalen, verminderde Ca2+-
instroom resulteert in verminderde opening van neurotransmitterblaasjes
Ruimtelijke integratie: optellen van het aantal prikkelende input en inhibitoire input, zodat het
neuron weet of het moet vuren
- EPSP's en IPSP's verspreiden zich over de cel door passieve elektrische geleiding
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sem10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.