100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 4 Chemie Overal 5e ed havo 4 leerboek, ISBN: 9789001819736 Scheikunde $5.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 4 Chemie Overal 5e ed havo 4 leerboek, ISBN: 9789001819736 Scheikunde

 26 views  1 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Vind je scheikunde lastig? Dan is dit de perfecte samenvatting waardoor jij het beter gaat begrijpen en een hoger cijfer haalt! Wat wil je nog meer? Dit is een samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 4 van het Havo 4 boek van Chemie Overal.

Preview 4 out of 16  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 4
  • October 1, 2023
  • 16
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
TW Scheikunde H1234
Hoofdstuk 1 Scheiden en reageren

1.1 Zuivere stof en mengsel
Moleculen zijn gevormd uit 2 of meer atomen (H2O = molecuul, H, O = atomen)

Zuivere stof = Eén soort bouwstenen, atomen of moleculen
Element = Bouwstenen van zuivere stof uit één soort atomen
Verbinding = Bouwstenen van zuivere stof uit twee of meer soorten atomen




Oplossing = Helder mengsel van vloeistof(fen) met een vaste stof of gas, die tot op de kleinste
deeltjes (microniveau) zijn gemengd
Suspensie = Troebel mengsel van vaste stof en vloeistof, waarbij vaste stof niet is opgelost,
zweeft in vorm van kleine korreltjes, vaste stof zakt naar beneden door dichtheid
Emulsie = Troebel mengsel van 2 vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn

Door verschil dichtheid zakt 1 vloeistof naar beneden  2 vloeistoffen op elkaar =tweelagensysteem

Emulgator = Hulpstof, zorgt ervoor dat een emulsie niet ontmengt
Katalysator = Stof die reactie sneller laat verlopen

Emulgatormolecuul heeft lange hydrofiele ‘staart’ die slecht met water
mengt en een kleine hydrofiele ‘kop’ die goed met water mengt.

Hydrofiele stof mengt goed met water (slecht met olie)
Hydrofobe stof mengt niet/slecht met water (goed met olie)



1.2 Scheidingsmethoden
Filtreren = Verschil in deeltjesgrootte, filtraat = vloeistof, residu = vaste stof (die achterblijft)
Bezinken = Verschil in dichtheid (bij suspensies), soms versnellen door centrifugeren
Indampen = Verschil in kookpunt
Destillatie = Verschil in kookpunt (destillatieopstelling), residu = mengsel dat niet verdampt,
destillaat = opgevangen vloeistof
Extraheren = Verschil in oplosbaarheid, oplosmiddel toevoegen (extractiemiddel)
Adsorptie = Verschil in adsorptievermogen, kleur-, geur- en smaakstoffen verwijderen uit
oplossing door koolstof, koolstof = adsorptiemiddel
Chromatografie= Verschil in aanhechtingsvermogen en oplosbaarheid, je kunt uitzoeken
hoeveel/welke stoffen het mengsel bestaat, papierchromatografie, ook mogelijk om
stoffen in mengsel te herkennen

,1.3 Chemische reacties
Algemene kenmerken chemische reacties:

̶ Beginstoffen verdwijnen, reactieproducten ontstaan
̶ Totale massa beginstoffen gelijk aan massa reactieproducten (wet van massabehoud)
̶ Stoffen reageren en ontstaan in vaste massaverhouding
̶ Minimale temperatuur nodig  reactietemperatuur (elke keer anders)
̶ Energie-effect, soms komt energie vrij, soms energie nodig

Exotherme reactie = Reactie waarbij energie vrijkomt (verbrandingsreacties) (ex = uit, verkering)
Endotherme reactie = Reactie die voortdurend energie nodig heeft (meestal ontledingsreactie)

Om een reactie te starten moet je eerst energie toevoegen om de stoffen op de reactietemperatuur
te brengen  activeringsenergie

Energie effect van een chemische reactie kun je weergeven in energiediagram

Reactie-energie = Het verschil tussen de hvlheid energie van beginstoffen en reactieproducten.

CH4 (g) + 2O2 (g)  CO2 (g) + 2H2O (l) = reactievergelijking

2NH3 - = coëfficiënt , = index

Reactietypes:

̶ Ontledingsreactie = 1 stof  meerdere stoffen
endotherm, bijv: 2H2O  2H2 + O2
 Thermolyse = m.b.v. warmte
 Fotolyse = m.b.v. licht
 Elektrolyse = m.b.v. elektrische energie (stroom)
̶ Vormingsreactie = meerdere stoffen  1 stof
exotherm, bijv: N2 + 3H2  2NH3
̶ Verbrandingsreactie = Brandstof + O2  CO2 + H2O
exotherm, bijv: CH4 + 2O2  CO2 + 2H2O

Cl2 - Claire Waterstof wit
F2 - fietst Koolstof zwart
I2 - in Zuurstof rood
H2 - haar Stikstof blauw
O2 - onderbroek Jood paars
N2 - naar Chloor groen
Br2 - Bram Fosfor oranje



1.4 Snelheid van een reactie
Reactietijd = De tijd die is verstreken tussen begin en einde van reactie

Ook vorm bepaald hoe snel een stof reageert

Reactiesnelheid = Hoeveelheid stof die per seconde en per liter ontstaat/verdwijnt

, Reactiesnelheid hangt af van:

̶ Soort stof = Bijv. magnesium
̶ Verdelingsgraad = Hoe groter, hoe fijner stof is verdeeld, des te sneller verloopt
reactie. Grote verdelingsgraad zorgt voor groot contactoppervlak
tussen beginstoffen. Bij oplossingen verdelingsgraad maximaal, alle
deeltjes in contact.
̶ Concentratie = Hoeveelheid stof per mL oplossing. Reactiesnelheid groter als
concentratie van beginstoffen groter wordt.
̶ Temperatuur = Reactiesnelheid neemt toe als temperatuur hoger is.
̶ Katalysator = Stof die reactie sneller laat verlopen (hulpstof) en/of bij een lagere
temperatuur. Enzym = katalysator die biologische reactie versnelt.

Hoofdstuk 2 Bouwstenen van stoffen

2.1 Periodiek systeem
Protonen (p) positief 1u
Neutronen (n) neutraal 1u
Elektronen (e-) negatief ‘0’ u

Protonen Elektronen
Atoomnummer: Neutronen:
: :
1 H 1p 1 e- 1-1 = 0 n
2 He 2p 2 e- 4-2 = 2 n
-
3 Li 3p 3e 7-3 = 4 n
8 O 8p 8 e- 16-8 = 8 n
17 Cl 17 p 17 e- 35-17 = 18 n
17 Cl+ 17 p 16 e- 35-17 = 18 n
17 Cl- 17 p 18 e -
35-17 = 18 n
Protonen = Atoomnummer
Neutronen = Massagetal – atoomnummer (binas 25)
Elektronen = Protonen (behalve met positieve/negatieve lading)

Cl-35 of 3517Cl = Chlooratoom met massa 35 (binas 25A)
Cl-37 of 3717Cl = Chlooratoom met massa 37 (binas 25A)

Macroniveau = Dingen die je ziet (kleur, dichtheid, vast/vloeibaar)
Microniveau = Molecuul/atoomniveau (dingen die je niet ziet)

Rutherford atoommodel:

̶ Positief geladen atoomkern (p+n)
̶ Met daaromheen bewegende negatief geladen elektronen (e-)
̶ Deze elektronen vormen samen een elektronenwolk rond de kern
̶ Tussen atoomkern en elektronenwolk is grote lege ruimte

Aantal protonen = atoomnummer
Aantal neutronen in atoomkern soms gelijk aan protonen, soms groter
Massa neutron en proton vrijwel gelijk
Som van protonen en neutronen in atoomkern = massagetal

Elektrische lading van proton en elektron kun je uitdrukken in coulumb, lading van proton = 1,6 x
10^-19 coulumb (C)
Elementair ladingskwantum (e) = elektrische lading van proton en elektron (proton lading: +1e - ,

, elektron lading: -1e-)
Negatieve lading elektronenwolk precies even groot als positieve lading kern
Voor elk atoom is aantal protonen gelijk aan elektronen

Lading (C): Lading (e): Plaats: Aantal:
Proton (+1,6 x 10^-19) +1 Kern Gelijk aan atoomnummer
Neutron (0) 0 Kern Kan verschillen
Elektron (-1,6 x 10^-19) -1 Rond de kern Gelijk aan atoomnummer Isotopen
= Atomen met hetzelfde symbool en aantal protonen maar meet een ander
massagetal en ander aantal neutronen. (Cu-35 of Cu-65, 6529CU of 6329Cu)

Atoommodel van Bohr:

Elektronenschil = Banen rondom de kern waarin elektronen bevinden

Schil K L M N O P Q
Nummer (n) 1 2 3 4 5 6 7
Maximale verdeling 2 8 18 32 32 32 32
Periodiek systeem:

̶ Periode = Horizontale rij van atoomsoorten in periodiek systeem
̶ Groep = Verticale kolom van atoomsoorten in het periodiek systeem (alles wat in
dezelfde groep staat heeft dezelfde eigenschap)

Groep 1 = Alkalimetalen
Groep 17 = Halogenen
Groep 18 = Edelgassen

2.2 Ionen
Positief ion = Als de positieve lading groter is dan de negatieve lading na het afstaan van één of
meer van zijn elektronen uit de buitenste schil
Negatief ion = Als de negatieve lading groter is dan de positieve lading na het opnemen van één
of meer van zijn elektronen uit de buitenste schil

Alle niet-metalen krijgen een negatieve lading
Alle metalen krijgen een positieve lading

Valentie-elektronen = Elektronen in de buitenste schil

Atoomsoorten uit dezelfde groep van het periodiek systeem met hetzelfde aantal valentie-
elektronen vormen ionen met dezelfde lading

2.3 Massa’s van bouwstenen
Atomaire massa-eenheid (u) = (voor massa van deeltjes) 1,00 u = 1,66 x 10 – 27

Massa atoom = relatieve atoommassa (symbol A) (eenheid u)
Atoomsoort
Massagetal = Totaal aantal deeltjes in de kern, (protonen en :
neutronen samen) altijd een heel getal Groep: Lading ion:
1 1+
Massa (g) Massa (u)
2 2+
Proton 1,67 x 10 - 24 1,01
13 3+
Neutron 1,67 x 10 - 24 1,01
15 3-
Elektron 9,11 x 10 - 28 5,49 x 10 - 4
16 2-
17 1-

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekevandemaat. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89  1x  sold
  • (0)
  Add to cart