Dit document bevat alle hoorcolleges en webcolleges van de minor van brein tot gedrag voor het vak biopsychologie. Het zijn totaal 5 colleges en 4 webcolleges. Het gaat over de anatomie van het brein, honger, dorst, seks, evolutie, genen, synapsen. Ook zitten er toevoegingen bij van het biopsycholo...
Test Bank For Biological Psychology, 14th Edition, James W. Kalat || Complete Guide A+||Latest Update 2024
Test Bank For Biological Psychology, 14th Edition, James W. Kalat Fully Covered Complete Guide A+ Solution ISBN:9781305105409 Newest Version
Test Bank For Biological Psychology, 14th Edition, James W. Kalat || Complete Guide A+||Latest Update 2024
All for this textbook (13)
Written for
Hogeschool van Amsterdam (HvA)
Toegepaste Psychologie
Minor Brein Tot Gedrag
All documents for this subject (14)
Seller
Follow
georgie_vw
Reviews received
Content preview
Colleges biopsychologie
Uitleg:
Dikgedrukt= Kopje of hoofdstuk
Onderstreept= Betekenis
Schuingedrukt= Belangrijk
*tussen sterretjes*= Komt uit het boek, niet uit het college
VB.= Voorbeeld
College 1 (hoofdstuk 4, 4.1)
Neuron= zitten er duizenden in je hoofd, het is kleiner dan een haar. Elke keer
als er iets verandert onthouden de neuronen dat.
Gebruik de handleiding en dlwo om voor te bereiden!
40 meerkeuze vragen.
Genen & evolutie
Beschrijving van hoe de combinatie van genen, epigenetische- en
omgevingsfactoren variaties in het brein beinvloeden:
Wat is biopsychologie?
Het onderzoeksgebied; Uitgangspunt. Het brein heeft invloed op wie wij zijn.
- Denken met je hart? Homerus (800 v.Chr.-ca. 750 v.Chr.)
- Close to God? Plato (427 v.Chr- 347 v.Chr.)
- Hersenen als koelelement? Aristoteles ( 322 v.Chr. – 284 v.Chr.)
Dualisme= lichaam en geest staan los van elkaar, Rene Descartes (17e
eeuw). ‘Ik denk, dus ik ben’.
21e eeuw --> Dick Swaab en Victor Lamme, Bert Keizer (interessante
schrijvers)
Monisme (Kalat) = Brein en lichaam zijn een. Het uitgangspunt van nu.
Genen & Gedrag
* Een persoonlijkheid wordt gevormd door meer dan 1 gen en door de
omgeving.
Gen= Eenrecept voor eiwitten; eiwitten zijn het recept voor de mens. *
Nature= Ieder mens heeft een bepaalde set genen. Informatie in die genen
bepaalt hoe jij je ontwikkelt, denkt, bent en doet. Erfelijkheid.
Nurture= Ieder mens wordt gevormd door zijn omgeving. Locke (rond 1680)
'Mens is als een tabula rasa' : onbeschreven blad.
Relatie tussen nature/nurture:
Versterkend effect= Als je er achter komt dat je ergens goed in bent als je jong
bent, wordt het meer geevalueerd. Jong geleerd is oud gedaan.
Nature:
1856: een monnik (Gregor Mendel) kwam erfelijkheid. *Mendeliaanse
genetica= Gregor mendel demonstreerde dat erfelijkheid zich voordoet in
genen. *
,* Erfelijkheid en omgeving
Erfelijkheid= Bepaalt in hoeveel variatie de verschillen in genen doorgegeven
worden.
Heritability= Als variaties in iemand zijn persoonlijkheid afhangt van grote
genetische verschillen. Dan is het karakter een hoge heritability.
3 soorten bewijs om karakter te bestuderen of deze een hoge erfelijkheid
hebben:
1) 1) Monozygotic= Een eiige tweeling
2) Dizygotic= Twee eiige tweeling
Overeenkomsten in gedrag impliceert omgevingsinvloeden.
Gedragsverschillen, suggereren genetische invloeden.
2) Geadopteerde kinderen: gelijkenissen tussen biologische ouders en
geadopteerde kinderen, de neiging om op de ouders te lijken. (Ook
mogelijk door de prenatale omgeving)
3) Identificatie van specifieke genen gelinkt aan bepaald gedrag. *
Autosomale genen= Genen die bepalen hoeveel borsthaar, grote van borsten
etc. iemand krijgt.
* Genetische verandering
Mutatie= Erfelijke/ permanente verandering in het DNA molecuul in 1 gen
syndroom = verandering in 1 base van DNA. Een deel van een chromosoon
verdubbelt of het verdwijnt. In relevante brein delen kan het verdwijnen of
verdubbelen een uitleg zijn voor VB. Schizofrenie.*
Bij bevruchting:
Vader en moeder geven 23 chromosomen door. In elke cel van de mens
zitten dus 46 chromosomen.
Gen is een gedeelte van een chromosoom, samengesteld als
dubbelstrengs molecuul, deze zijn aaneengeregen tot lange kettingen,.
Die genen bevatten codes (DNA= deoxyribonucleic acid, dubbele strengs
molecuul) en instructies voor bouw van duizenden eiwitten.
* Een ‘strand’ van DNA bedient een model voor de synthese van RNA=
ribanucleic acid molecules (single streng molecuul). Messenger RNA= dient
een sjabloon voor de synthese van eiwitmoleculen (=samenstelling). *
Eiwitten reguleren fysieke eigenschappen van het lichaam (recepten).
* DNA
DNA bevat 4 bases:
1) Adenine
2) Guanine
3) Cytosine
4) Thymine
De volgorde van deze bases bepaalt de volgorde van een overeenkomstige
bases langs een RNA molecuul.
De volgorde van de basen langs RNA moleculen bepaalt de volgorde van
amoinozuren die een eiwit samenstellen.
, VB. - Als 3 RNA bases in werking zijn; adenine, cytosine en guanine dan
voegt het eiwit de aminozuur glutamine toe.
- Als de volgende RNA bases; uracil, guanine is de volgende aminozuur op
het eiwit tryptophan.
In totaal bestaan eiwitten uit 20 aminozuren en de volgorde van deze
aminozuren hangen af van de volgorde van DNA- en RNA bases. De soorten
aminozuren hangen af van de volgorde van de bases van het DNA + RNA. De
streng van DNA is onderdeel van de samenstelling van RNA moleculen.
DNA RNA Bases (volgorde) aminozuur eiwit.
Proteins (histones, groep eiwitten)= Binden DNA in een vorm als een snaar
om een ‘bal’ heen. (4.5 boek) De histones hebben losse eindjes zodat ze
chemische groepen aantrekken. Om een gen te activeren moet het DNA
gedeeltelijk loskomen van de groep eiwitten.
VB. Traumatische ervaringen in de jeugd vermindert de toevoeging van een
methylgroep aan een histon die weer aan het DNA molecuul wordt
toegevoegd in het brein. Dit vergroot depressies en PTSS later.
De grip van een eiwitgroep wordt losser rondom het DNA als er een
acetylgroep zich hecht aan t einde van een eiwitgroep. Zo worden er meer
genen blootgesteld aan de mogelijkheid actief te worden.
Methylgroep toegevoegd aan gen= genen zetten uit.
Acetylgroep toegevoegd aan gen= maakt eiwitgroepen losser op zijn grip en
zorgt voor grotere activiteiten bij de genen. *
Het 23ste chromosomen paar bepaalt het geslacht van het kind (X en Y). Een
Y is niks, het is klein en heeft minder eiwitten dan andere chromosomen, dus
een man is 'half leeg'. De man bepaalt of het een jongen of meisje wordt. De
vrouw is X X en de man X Y.
Genen komen in paren gezien ze uitgelijnd zijn langs chromosomen die ook in
paren komen.
Genen komen in paren:
- Homozygoot (identieke genen)
- Heterozygoot (twee verschillende genen)
Genen zijn:
- Dominant (komt vaker tot uiting, sterk effect op zowel homo- als
heterozygoten genen)
- Recessief (Dubbel/afwijking, laat alleen effect zien bij homozygoot conditie)
* VB. Bruine ogen gen is dominant; gen voor blauwe ogen is recessief en je
hebt van beide 1 gen dan krijg je bruine ogen. *
Als een gen altijd dominant is wordt dat altijd doorgegeven.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller georgie_vw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.