Hoofdstuk 1
1.4: Wat is openbaar bestuur?
Bestuur heeft drie betekenissen:
1. De activiteit van besturen
2. Een groep mensen die bestuurd in bijv. een voetbalvereniging
3. Geheel van personen, instellingen, organisaties, activiteiten en procedures van
besturing in brede zin.
Het openbaar bestuur is het geheel aan activiteiten en organisaties dat primair gericht is op
het besturen van de maatschappij.
Beperkte opvatting: de overheid
Ruime opvatting: ook ziekenhuizen, ANWB, andere organisaties die een publieke taak
vervullen.
Openbaar bestuur heeft een bindend karakter: de naleving ervan kan worden afgedwongen
(overheid heeft geweldsmonopolie)
De maatschappij opgedeeld in drieën volgens de kernaanpak:
1. De overheid
Overheidsorganisaties bestaan uit een politieke top die besluiten vormt met
ondergeschikte ambtenarenstelstel dat besluiten uitvoert en in contact met burger
staat.
2. Het middenveld (private organisaties die niet tot de overheid behoren zonder
winstoogmerk).
Het vervullen van een maatschappelijke functie (scholen, woningcorporaties)
Het behartigen van een bepaald belang, proberen beleid te beïnvloeden (vakbonden)
3. De markt
- Van overheid naar markt: Liberalisering
- Van markt naar overheid: nationalisering
- Van overheid naar middenveld: Participatiemaatschappij
Publieke organisaties hebben publiekrechtelijke grondslag, niet-publieke organisaties hebben
deze niet. Doordat sommige organisaties lastig zijn in te delen (hebben een publiek en
privaat karakter), wordt er volgens het idee van publicness gesproken over de mate van
publiekheid van een organisatie. Deze wordt bepaald door:
- Eigendom: publiekrechtelijk of privaatrechtelijk?
- Bekostiging: wie bekostigd de organisatie?
- Controle: veel politieke controle op publieke goederen
1.5: Openbaar bestuur op verschillende niveaus
Verticale dimensie
,Huidige inrichting van het Nederlands bestuur grotendeels vastgelegd in Grondwet van 1848
door J.R. Thorbecke. Bestaande uit model met de drie hoofdlagen het rijk, de provincies en
de gemeenten (Huis van Thorbecke).
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat:
- Gedecentraliseerd: gemeenten en provincies hebben enkele zelfstandige
bevoegdheden.
- Eenheidsstaat: er is een duidelijk primaat bij de landelijke overheid.
Er is dus enkele ambiguïteit: er zijn mogelijkheden tot enkele variatie door de decentrale
autonomie.
Dat het hoogste niveau ook de meeste macht heeft, is in de praktijk niet zo: door
globalisering, integratie in de EU en decentralisatie is de nationale regering sterk afhankelijk
van decentrale overheden. Er vind door het verschuiven van taken en activiteiten naar
andere niveaus dan de nationale regering ‘uitholling’ van de nationale staat plaats. Toch blijft
het centraal niveau veel zeggenschap houden en zorgen voor goede uitwisseling tussen de
betrokken partijen.
Horizontale dimensie
Government: overheid
Governance: besturing
De overheid heeft voor bepaalde domeinen weliswaar een formeel mandaat, maar voor
goede besturing is de inzet van maatschappelijke partijen (organisaties, bedrijven) nodig,
zoals bij de zorg, het onderwijs, etc.
1.6: openbaar bestuur als good governance
De VN hanteert een model van acht criteria waarop zij good governance in een land
beoordeelt.
Het boek behandelt er vier die grotendeels overeenkomen:
1. Democratie: de overheid functioneert in de naam van het volk. Ze volgen de
maatschappelijk levende normen en waarden om bij een volgende verkiezing niet te
worden afgestraft. Twijfels over hoe dit in NL gaat, doordat wij de regering zelf niet
kunnen kiezen. Er moet een bepaald gehalte democratisch bestuur zijn: burgers
moeten kunnen participeren en enige inspraak hebben.
2. Rechtmatigheid. Wetten vormen een belangrijke toetssteen voor het handelen van
gezagdragers en beschermen burgers tegen overheidswillekeur. Er zijn spanningen
rondom het rechmatigheidsvereiste: rechterlijke instanties hebben steeds meer
invloed gekregen op het openbaar bestuur, doordat bijv. iedereen een rechtszaak
tegen de overheid kan aanspannen. Daarnaast zijn er steeds meer beginselen van het
behoorlijk bestuur ontstaan door het optreden van rechters. Zo legt de Awb strikte
kaders op waarbinnen de overheid zich moet begeven. Ten derde zijn rechters steeds
minder terughoudend in het aanpakken van de overheid. Dit alles wordt juridisering
, genoemd: een toename van formele regels en formele vormen van
conflictbeslechting in het domein van het openbaar bestuur.
3. Doeltreffendheid en doelmatigheid. Doeltreffendheid is het behalen van de
geformuleerde doelstellingen. Doelmatigheid is het efficiënt gebruik maken van
middelen om zo veel mogelijk doelstellingen te behalen. Hierdoor is er veel
bestuurlijke reorganisatie geweest, zoals vele fuseringen en schaalvergrotingen.
4. Integriteit. Bestuurders moeten integer zijn. Hiervoor voert de overheid actief
integriteitsbeleid.
Spanningsvelden
1. Doelmatigheid versus rechtmatigheid: het feit dat burgers het recht hebben
besluiten aan te vechten, vertraagd de uitvoering en dus de doelmatigheid.
2. Democratie versus rechtmatigheid: het gebruikmaken van criminele informanten bij
het tegengaan van criminaliteit, die zelf niet vervolgd zullen worden, heeft een
voorkeur bij de bevolking maar is tegen enkele beginselen van het strafrecht.
3. Integriteit versus democratie: de controlerende taak en uitvoerende taak van
uitvoeringsorganisaties staan soms op gespannen voet met elkaar.
1.7: Een veranderd openbaar bestuur
De Republiek der Verenigden Nederlanden (1648-1795)
De wortels van het Nederlands openbaar bestuur liggen in de Republiek. Er was hierin
nauwelijks sprake van een centrale overheid, maar meer sprake van zeven ‘staten’. Een deel
van het werk namen de regenten zelf in de hand. Een ander deel werd aan de provincies en
steden overgelaten. Er waren een stuk meer politieke bestuurders dan ambtenaren. Ook was
er in grote mate zelfregulatie van organisaties: de voorlopers van het huidige
maatschappelijke middenveld.
Eenheidsstaat (1795-1870)
In 1795 ontstond de Bataafse Republiek en in 1814 de eenheidsstaat het Koninkrijk der
Nederlanden. Er ontstond steeds meer een centrale overheid. In eerste instantie was dit nog
sterk monocratisch (veel macht bij koning Willem I), maar later democratischer. Willem I
voerde aanvankelijk een actieve handelspolitiek, maar midden 19e eeuw werd de overheid
een stuk kleiner onder invloed van een liberale stroming.
Verzorgingsstaat (1870-1973)
Door de industrialisatie kwamen er vanaf 1870 steeds meer overheidstaken bij. Er ontstond
armoede, ziekten, veel vraag naar woningen, etc. Zo kwamen er ook meer ministeries bij en
groeide de overheid flink.
Vanaf ongeveer 1930 groeide de verzorgingsstaat nog veel meer. Dit kwam door de
economische crisis in 1929. Tevergeefs dachten overheden dat het zelfcorrigerend vermogen
van de markt een depressie zou voorkomen. Onder andere Keynes zag hier een grotere rol
voor de overheid bij. Hierom startte de overheid dan ook grote werkgelegenheidsprojecten.
, Na de oorlog investeerde overheden ook flink in de infrastructuur van gas, elektriciteit, water
en bijv. het telefoonnet. Daarnaast kwam er ook een groot sociaal vangnet met
voorzieningen voor werklozen, zieken en andere mensen die niet konden werken.
Van zorgen voor, naar zorgen dat (1973-heden)
Vanaf de jaren 70 kwam er steeds meer kritiek op de verzorgingsstaat. Na de economische
crisis in de jaren 80 ontstond er de stroming New Public Management waarbij de overheid
niet zelf ging roeien, maar alleen maar sturen. Het bedrijfsleven en de markt werd het
voorbeeld van het nieuwe bestuur van de overheid. Het bedrijfsleven wilde ook graag
minder overheid en daarmee deregulering, wat de overheidsuitgaven omlaag zouden
brengen. Dit was overigens ook voor de staat zelf nodig, die flink moest bezuinigen.
Privatisering hielp hierbij.
Tijdens de jaren 90 kwam het thema van de bestuurlijke vernieuwing op. Dit omvatte twee
punten: een betere relatie tussen overheid en burger (meer digitalisering) en een hoger
werktempo (bijv. kortere uitrijtijden hulpdiensten).
In deze periode kwam er ook meer erkenning voor het feit dat iets als ‘de staat’ niet bestaat.
Dit omvat veel meer bestuurslagen. Het richting geven aan deze lagen wordt governance of
netwerk management genoemd. Ook kwam er een nieuwe bestuurslaag bij: de EU. Wel
worden er veel vragen gesteld of governance in de publieke sector niet zorgt voor een stuk
lager democratisch gehalte.
Inmiddels heeft de verzorgingsstaat plaatsgemaakt voor een staat waarin mensen na ziekte
zo snel weer moeten werken en hier ook toe worden gestimuleerd, in plaats van een
uitkering te gaan trekken.
Hoofdstuk 2
2.3: Maatschappelijke sturing en beleid
Beleid is de poging van een bestuursorgaan om een maatschappelijke toestand te
beïnvloeden. Daarmee gaat beleid over maatschappelijke sturing: er wordt een
maatschappelijke toestand doelgericht aangepakt. Er zijn drie vormen van maatschappelijke
sturing: overheidssturing, sturing via de gemeenschap en sturing via de markt.
Maatschappelijke sturing kan gaan over:
het ordenen en sturen van problemen van samenleven.
Het beschermen van mensen of groepen tegen elkaar.
Voorzieningen waar mensen het belang niet van in zien.
2.4: Sturen op publieke waarde
Maatschappelijke sturing is gericht op het bereiken van publieke waarde. Publieke waarde is
het collectieve beeld van wat de samenleving ervaart als waardevol. Maatschappelijke
sturing gaat dus niet alleen over oplossen wat slecht gaat, maar ook over het vermeerderen
van wat goed gaat. Publieke waarde is lastig in cijfers uit te drukken en wat publieke waarde
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bdrift. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.09. You're not tied to anything after your purchase.