Test Bank For Biological Psychology, 14th Edition, James W. Kalat || Complete Guide A+||Latest Update 2024
Test Bank For Biological Psychology, 14th Edition, James W. Kalat Fully Covered Complete Guide A+ Solution ISBN:9781305105409 Newest Version
Test Bank For Biological Psychology, 14th Edition, James W. Kalat || Complete Guide A+||Latest Update 2024
All for this textbook (13)
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Psychologie
Biologische Psychologie
All documents for this subject (3)
30
reviews
By: hannekebesselsen • 1 year ago
By: pigrix • 3 year ago
By: maritbelle • 3 year ago
By: grootalida • 3 year ago
By: bernadinler • 3 year ago
By: Saschave • 4 year ago
By: Lisawin • 5 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
MaudvdGraaf
Reviews received
Content preview
Biologische psychologie: James M. Kalat
Chapter1: Nerve cells and nerve impulses
Zenuwstelsel bestaat uit 2 soorten cellen: neuronen en gliacellen.
Het zenuwstelsel bevat 85 miljard neuronen, met blote oog kan je alleen maar de grijze stof
(dendrieten en cellichamen) en witte stof (myeline/axonen) zien.
Santiago Ramón y Cajal:
Cajal wilde een kunstenaar worden maar hij moest van zijn vader medicijnen gaan studeren. Hij
combineerde de twee velden door een anatomische leraar en illustrator te worden. Hij maakte
hele gedetailleerde tekeningen van het zenuwstelsel.
Camillo Colgi:
Colgi vond een manier waarop hij bepaalde cellen kon scheiden van andere cellen. Hierdoor kon
de structuur van de hersenen en de manier waarop zenuwcellen informatie over geven goed
worden bekeken. Was een soort kleurtechniek. Ook kon hij als eerste persoon op de wereld de
synapsen tussen zenuwcellen laten zien.
2 andere kleurtechnieken:
1. Brainbow: visualisatie van individuele neuronen door ze een apart kleurtje te geven.
2. Clarity: alle cellen in het gehele brein worden gevisualiseerd, een 3D view van het brein
netwerk.
Neuronen:
- Heeft net zoals elke andere cel een cellichaam wat de cel beschermt tegen de externe
omgeving.
- Een nucleus waar het DNA/chromosomen in liggen.
- Mitochondriën waar energie ligt opgeslagen
- Ribosomen die zorgen voor de eiwitsynthese
- Endoplasmatisch reticulum die zorgt voor de transport van eiwitten naar andere
locaties en de eiwitten hun uiteindelijke functie ‘geeft’.
3 taken van een neuron:
1. Ontvangen van informatie van verschillende bronnen
2. Integreren van deze informatie
3. Wel/niet versturen van responsen naar andere neuronen in spieren/organen.
De 4 delen van een neuron:
1. Dendriet:
Ontvangen van de input, stuurt het door naar het cellichaam.
2. Cellichaam:
Integratie van de signalen & ontvangen van de input. In het cellichaam worden ook de
actiepotentialen gemaakt. Ook zijn er celorganellen aanwezig.
= organen van de cel, goed voor energie voorziening en aanmaken van eiwitten.
3. Axon:
Uitzenden van de informatie, geleidt een actiepotentiaal naar de presynaptische terminal
aan het einde van de axon. Een axon heeft een myelineschede om zich heen waardoor de
actiepotentiaal sneller gaat omdat de actiepotentiaal van ene knoop van Ranvier naar de
andere knoop ‘springt’.
Transporteert ook stoffen van/naar cellichaam (ATP).
4. Presynaptische terminalia:
Uiteinde van een axon. Als daar een actiepotentiaal aankomt komen er neurotransmitters
vrij vanuit de presynaptische terminalia in de synaptische spleet waar de
neurotransmitters dan op kunnen worden genomen door de postsynaptische terminalia.
Je hebt 3 soorten neuronen:
, 1. Sensorische neuronen:
Vangen de impulsen op uit zintuigen en brengen ze naar zenuwstelsel.
- Hebben afferente axonen genoemd. Ze brengen de impulsen naar de structuur toe.
- Zijn unipolair, 1 axon komt uit het cellichaam, maar cellichaam heeft geen dendrieten.
2. Motorische neuronen:
Sturen de impulsen van zenuwstelsel naar de spieren en organen toe.
- Hebben efferente axonen, brengen de impulsen van structuur af.
- Zijn multipolair, hebben meerdere dendrieten en 1 axon. Hebben meer dendrieten
omdat ze in contact staan met meerdere zenuwcellen en moeten de info integreren naar
spieren of organen.
3. Interneuronen: brengen impulsen van neuron- neuron.
- Wordt ook wel een intrinsiek neuron genoemd, dit komt voor wanneer de dendrieten en
axon van een zenuwcel in 1 bepaalde structuur liggen.
- Zijn multipolair.
Een axon kan efferent zijn van de thalamus, maar afferent zijn van de cerebrale cortex. De impuls
wordt door de axon vanuit de thalamus naar de cerebrale cortex gebracht.
Gliacellen:
Glia betekent in het Latijn lijm, dit komt doordat de eerste onderzoekers dachten dat gliacellen
een soort lijm waren tussen de neuronen. Gliacellen worden nu vooral gezien als de ‘verzorgers’
van de neuronen. Je hebt 3 soorten:
1. Astrocyte:
- Gaan om de presynaptische terminalia zitten als een ster, op deze manier beschermt de
gliacel de neuron tegen chemische stoffen die rondcirculeren.
- Ook nemen ze ionen op, en geven ze de ionen weer af waardoor ze invloed uitoefenen op
de activiteit van axonen.
- Leiden ook de formatie en eliminatie van synapsen
- Ook halen ze onnodig materiaal weg en controleren de bloedcirculatie in de hersenen.
- Ook beïnvloeden de dialatie van bloedvaten waardoor er meer voedingsstoffen doorheen
kunnen.
2. Microglia:
- Zijn een deel van immuunsysteem, halen onnodig materiaal, virussen en fungi weg uit de
hersenen.
- Zijn vooral belangrijk voor het blijven bestaan van neuronen die nog ‘jong’ zijn.
- Ook halen ze de langzaamste synapsen weg waardoor leren sneller gaat bij de mens.
3. Oligodendrocyte:
- Bouwen myelinescheden om de axonen in het CZS. In het perifere zenuwstelsel bouwen
de Cellen van Schwann de myelinescheden om de axonen.
- Geven ook de nodige voedingsstoffen aan de neuronen.
4. Radiale gliacellen:
, - Leiden de migratie van neuronen en hun axonen en dendrieten tijdens de embryonale
ontwikkeling.
- Als de embryonale ontwikkeling klaar is veranderen de meeste radiale glia in neuronen
en een klein deel verandert in astrocyten en oligodendrocyten.
Bloed- hersen barrière:
‘muur’ tussen bloedvaten en de hersendelen. Het zijn celmembranen die selectief permeabel zijn.
Waarom?
1. Om bacteriën, virussen en schadelijke stoffen tegen te houden.
2. Om ook de witte bloedcellen van het immuunsysteem tegen te houden. Als er een
geïnfecteerde cel in de hersenen zit wordt die cel door het immuunsysteem kapot
gemaakt, alleen een zenuwcel kan niet nóg een keer aangemaakt worden waardoor
uiteindelijk alle zenuwcellen kunnen verdwijnen.
Neuronaal metabolisme:
- Glucose is de brandstof, nodig voor actief transport.
- Vitamine B1 nodig voor gebruik van glucose, als je niet genoeg vitamine B1 tot je
beschikking is kan de ziekte van Korsakoff ontstaan. Dat kan bijvoorbeeld komen door
alcoholverslaving.
Hoe werkt het?
Het celmembraan is een semipermeabel
membraan, die niet makkelijk alle stofjes
doorlaat. Vooral ionen K+, Na+, A- en CL- hebben
een belangrijke functie.
Rustpotentiaal: Binnenkant is -70 mV. Er zit dus
minder Na+ en K+ in de binnenkant van de cel.
Werken 2 krachten op de ionen:
1. Elektrische gradiënt: rust -70 mV.
2. Concentratie gradiënt: K+ wilt naar
buiten, Na+ wilt naar binnen.
Hoe wordt de rustpotentiaal behouden?
1. Er zijn geen kanalen open die Na+ de cel in
laten gaan en K+ de cel uit laten gaan.
2. Natrium- Kaliumpomp: 3 Na+ de cel uit, 2 K+
de cel in (actief proces want tegen CG in). Op deze
manier altijd meer K+ in de cel.
Nut van rustpotentiaal?
Een neuron is op deze manier op elk moment in staat op een actiepotentiaal af te vuren.
Prikkeling -> Na-kanaal open -> Na+ de cel in -> potentiaal verandering -> actiepotentiaal.
Graduele potentialen:
Na de rustpotentiaal/actiepotentiaal kunnen er 2 dingen gebeuren. De neurotransmitter hecht
op postsynaptisch dendriet. Hierdoor gaan Na+ of K+ kanalen openstaan.
a) Na+ de cel in, cel wordt positiever = depolarisatie
b) K+ de cel uit, cel wordt negatiever = hyperpolarisatie
Daarbij verplaats de Na+ in de cel zich ook passief langs het membraan. Op één plek is er verschil
ontstaan in + of – in de cel. Hierdoor wordt de Na+ aangetrokken door de andere plekken langs
het membraan die nog wel negatiever zijn.
, Alles- of- niets regel: is dat de amplitude en snelheid van een actiepotentiaal onafhankelijk is
van de intensiteit van de stimulus dat het heeft geïnitieerd, op deze manier haalt de
actiepotentiaal altijd het ‘punt’.
Na de actiepotentiaal is de cel in een refractory period: in deze periode zorgt de cel ervoor dat
het de productie van nieuwe actiepotentialen niet accepteert.
2 delen:
- Absolute refractory periode: het membraan kan niet actiepotentialen produceren,
ongeacht de stimulatie.
- Relative refractory periode: een sterker-dan-normaal stimulus is op dat moment nodig
om een actiepotentiaal te initiëren.
Propagatie van een actiepotentiaal: gaat over de manier waarop de transmissie van een
actiepotentiaal verloopt.
- Als het ‘punt’ wordt gehaald openen de Na+ en K+ kanalen.
- De K+ stroomt de cel uit wat niet veel effect geeft
- Openen van de Na+ zorgt ervoor dat het de cel in gaat en maakt die plek in de cel heel
positief
- De positieve lading stroomt langs het axon en opent de Na+ kanalen op de andere
plekken
- Op de piek van de actiepotentiaal, gaan de Na+ kanalen dicht voor een milliseconde, er is
dan een depolarisatie in de cel.
- Doordat de K+ kanalen open blijven stroomt er K+ de cel uit zodat de cel weer ‘normale
lading’ krijgt.
- Daarna gaan de K+ kanalen dicht.
Saltatory conduction: het springen van de actiepotentiaal van knoop van Ranvier naar de
volgende knoop van Ranvier. Dit proces bewaart energie. Bij MS- ziekte is dit proces kapot
waardoor de actiepotentialen niet goed door kunnen worden gegeven.
- Als de knopen dichterbij elkaar zouden zitten zou de actiepotentiaal minder snel
bewegen, als de knopen verder van elkaar zouden zitten zou de actiepotentiaal sneller
bewegen. Als de afstand te ver is kan de actiepotentiaal het ‘punt’ niet meer halen en
daardoor zou het actiepotentiaal stoppen met voortbewegen.
Lokale neuronen: zijn neuronen zonder axon die alleen info doorgeven aan hun dichtstbijzijnde
buren. Omdat ze geen axon hebben volgen ze ook niet de alles- of- niets regel. Een lokale neuron
heeft een graded potential, een membraanpotentiaal die verschil in proportie van de intensiteit
van de stimulus.
- Ze zijn heel moeilijk te bestuderen omdat als je een elektrode in zo’n neuron plaatst je de
lokale neuron heel gemakkelijk kapot kan maken.
Chapter2: Synapses
Synaps: de opening tussen 2 neuronen waar de actiepotentiaal door middel van
neurotransmitters door wordt gegeven.
Sherrington: hij bestudeerde reflexen, bij bijvoorbeeld een been flexie reflex zet een sensorische
neuron een tweede neuron aan en die zet een motorische neuron aan waardoor de spier in flexie
treedt. = reflex boog.
Hieruit kwam het idee dat er ‘iets’ moest zijn dat de neuronen aan elkaar kon linken, omdat
volgens Cajal neuronen los van elkaar zitten.
Veel chemicaliën zijn neurotransmitter én hormoon.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MaudvdGraaf. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.