Levenslang leren en gelijke kansen
Deel 1 kennissamenleving en kenniseconomie
Inleiding
Wat is een kennissamenleving?
Kennis wordt gezien als de drijvende kracht van de ontwikkeling en de samenleving. Vroeger
gebeurde dit door bijvoorbeeld militaire macht, landbouw, industrie, religie ( de paus )……
Landen worden gedreven om steeds meer hun kennis uit te breiden. Kennis wordt
geassocieerd met vooruitgang en welvaart. Sinds de verlichting gebeurde er positieve sociale
en economische ontwikkelingen door de toenemende kennis en rede.
Alledaagse voorbeelden: achterlicht dat automatisch aangaat wanneer het donker is en je
aan het fietsen bent, camera’s die de overheid plaatst om criminaliteit te bestrijden, onze
gsm’s….
Kennis is een economisch goed dat onuitputtelijk is. De meeste dingen zijn schaars in ons
leven bv zuivere lucht, kennis is dat niet. Kennis verminder je ook niet door te delen, het
vermenigvuldigt zich eerder. Verder komen er vele ontwikkelingen in de productie,
verspreiding en toepassing van kennis.
In de middeleeuwen werden de mensen gedreven door religie, God werd deels vervagen
door kennis in onze maatschappij. Zuid-Korea wordt gedreven voor ideologie.
Intensivering van….
o Kennisproductie: steeds meer patenten worden aangevraagd voor eigen uitvindingen
bv geneesmiddelen. Dit is een versnelling in het inovasieritme. Ook het aantal
mensen in de kennisindustrie stijgt, zowel in bedrijven als bij de overheden. Dit komt
door een toename van geschoolde mensen.
o Kennisverspreiding: massamedia en internet helpen om de kennis op een snelle
manier te verspreiden. De rol van het onderwijs is niet het stockeren van info, maar
het kritisch analyseren en bruikbaar maken van deze info. Het is dus geen
concurrentie van de massamedia. 40 jaar geleden zat 20% in het hoger onderwijs, nu
bijna de helft. De participatie aan het onderwijs is in grote mate toegenomen.
o Kennistoepassingen: door globalisering is er een toename van mondiale
concurrentie. Bv China kan een product goedkoper maken dan ons vanwege de
goedkope werkkrachten, hoe pakken we dit aan? Diensten zijn sinds de jaren ’70
enorm beginnen groeien. (25% naar 85% ) De technologische evolutie zijn
toepassingen van onze kennis bv machines, tv’s… landen moeten innoveren, anders
nemen andere landen het over. De laatste jaren is er veel meer een
diensteneconomie gekomen door de veranderingen in ons consumptiepatroon.
1
,Kwalitatieve evoluties
Relatief belang van diverse soorten kennis gaat veranderen. Vroeger ging het vooral over
informatie die werd meegedeeld, later meer de kennis( het kennen) bv theoretische
inzichten. Hedendaags wordt er gestreefd naar competenties( het kunnen ). Bv welke
beroepen kunnen PW studenten gaan doen en welke vaardigheden hebben ze daarvoor
nodig? Toch zijn er richtingen die zich niet zo focussen op competenties, maar vooral op
kennis bv abstracte wiskunde.
De processen van kennisontwikkeling en -toepassing veranderen (stadia):
o Kenniscreatie (onderzoek, bedrijven…)
o Kennisverspreiding (onderwijs, media…)
o Kennistoepassing (overal)
o Gebruikskennis (iedereen)
De fases worden meer gelijklopend en interactief.
Nieuwe vormen van kennisontwikkeling( Gibbons)
Modus 1: traditionele manier
van kennisontwikkeling. Is niet
geheel verdwenen, maar is wel
een minderheid geworden in
de kennisontwikkeling.
Modus 2: meer hedendaags,
kennis vergaard is gebieden
waar het nodig is. Bv
geneesmiddelen testen bij
patiënten( non-experts).
Kennis moet snel operationeel
zijn.
1.1impact van kennissamenleving: economische aspecten
Kennisontwikkeling wordt zeer ster economisch gedreven
Waarom kenniseconomie?
Globalisering: landen moeten zich specialiseren in activiteiten waar ze een comparatief
voordeel in hebben om zich te wapenen tegen de concurrentie:
o Ontwikkelingslanden: laaggeschoolde arbeid bv Chinees textiel.
o Rijke landen: kapitaalintensieve ( banken, diamant ) en kennisintensieve producten /
diensten ( farmacie , ruimtevaart ), want de industrie trekt weg in deze landen.
2
,Grote verschillen tussen de landen in lonen, innovatie en efficiëntie. Er is een verschuiving
van industriële naar kennisintensieve diensteneconomie. Technologische vernieuwingen zijn
er zowel in de ontwikkelings- als rijke landen. Bv machines.
Kennis en economische groei
Hoe groter de kennis, des te sneller de economie groeit. Het verband tussen R&D en
economische groei: +1% van het bbp besteed aan R&D => +0.17% jaarlijkse productiviteit.
Na ongeveer 6 jaar is het geïnvesteerde geld teruggewonnen. Gedurende de volgende jaren
zal er winst gemaakt worden.
Verband gemiddelde scholingsgraad van de bevolking en economische groei: elk bijkomend
jaar scholing van de actieve bevolking geeft op termijn 5% méér inkomen per hoofd en op
lange termijn 10% meer. Investeringen in onderwijs
zijn rendabel. Tewerkstelling in de EU
( voorspellingen )
o Aandeel laaggeschoolde daalt enorm
o Aandeel hooggeschoolde stijgt enorm
Kenniseconomie en inkomstenverdeling
Onderwijs is investering in menselijk kapitaal
o Kosten
Directe kosten: boeken vervoer…
Indirecte kosten: tijd ( persoon die gaat werken verdient +- 4 jaar langer geld
dan anderen). Ook kosten voor de samenleving: geen belastingen en sociale
bijdrage gedurende studeren, materiaal, aula, loon prof….
Dit verschil tussen werkende en studerende wordt later goedgemaakt, je gaat
“renderen”.
o Baten
Grotere productiviteit: je gaat meer verdienen.
Leren leren: kennis en vaardigheden opdoen die niet alleen op je werk
belangrijk zijn, maar ook een individueel belang hebben.
Gezondheid, gezinsgeluk….
Slechts gedeeltelijk causaal verband
Hogere studies => veiligere jobs, meer leren over gezondheid,
“betere” burgers( meer participatie )
Hoger geschoolden hebben doorgaans een stabielere gezinssituatie, hierdoor
zijn ze gelukkiger.
Er is ook een duidelijk verband tussen democratisch gedrag en
scholingsniveau. Men zal gematigder en actiever zijn in het debat in de
samenleving.
o Nettorendement voor het individu: 8 à 10 %
3
, ONDERWIJS = BESTE INVESTERING DIE JE KAN DOEN!
Niet-tewerkstelling naar scholingsniveau
Niet tewerkstelling= werkloosheid, ziekte, vrijwillig thuisblijven
Veel laaggeschoolde vrouwen blijven thuis: Zorgen altijd een eerste instantie voor de
kinderen, heeft geen zin om te gaan werken als het inkomen naar kinderopvang moet gaan.
Lonen en scholing
Typische looncurve per onderwijsniveau.
o Sterke samenhang loon, leeftijd en geschoold
of niet?
o Later geld beginnen verdienen bij tertiaire
studies.
o Op latere leeftijd is verschil in loon groter dan
bij de start.
o Kruisingen: scholingsniveau is niet alles, ook ervaring speelt rol
o LSO vaak ook opleiding op het werk zelf
o Helling van curves: je bent productiever als je ouder bent vanwege de jarenlange
ervaring. Het menselijke kapitaal groeit. Mensen met tertiaire studies leren meer bij
gedurende hun carrière dan anderen.= soort van Matheus effect. Verklaringen: vaker
bijscholing/opleiding. Werkgever: weet dat hoogopgeleide werknemer kan studeren,
opleiding is nuttig. Werknemer: leermogelijkheden door hogere studies.
o Jongere werkende leren meer bij dan oudere. Verklaring: halen meer rendement uit
dat leren. Kunnen hun kennen nog 42 aar gebruiken terwijl anderen maar 5 jaar. In
de eerste 10 jaar stijgt het loon, dit heeft te maken met de ervaringen die je opdoet.
Menselijk kapitaal en arbeidsinkomen: commentaar
Hoe hoger geschoold, hoe hoger inkomen
Ook na initieel onderwijs wordt bijgeleerd
o Vooral in begin van de loopbaan (hoger rendement want langere
opbrengstperiode)
o Meest bij hooggeschoolden (Matteüseffect)
1.2Impact van de kennissamenleving: maatschappelijke aspecten
Oorzaken laaggeletterdheid
o Individu
Aangeboren beperkingen vb spraakproblemen.
Vroeg beginnen werken o.w.v. armoede.
o Schoolsysteem
Geen diensten zoals logopedie
Geen aandacht van beperkingen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gittecruysberghs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.