Bedrijf, Overheid en Internationale Economie
All documents for this subject (4)
30
reviews
By: jessemartyn • 5 months ago
By: daanmorsink6 • 10 months ago
By: taro55 • 11 months ago
By: jessemiedema • 1 year ago
By: iriswijbenga • 1 year ago
By: niekdevries22 • 1 year ago
By: anandakerstma22 • 1 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
maaiikex_
Reviews received
Available practice questions
Oefenvragen H1 t/m H2 en een beetje H3
Flashcards42 Flashcards
Free6 sales
Flashcards42 Flashcards
Free6 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Waar begint economie ?
Answer: Produceren
2.
Economie is een studie van rationele keuzes. Wat zijn rationele keuzes ?
Answer: De keuzes op basis van weloverwogen systematische calculatie van de beste manier waarop een doel bereikt kan worden met behulp van de onvermijdelijke schaarste middellen.
3.
Naast werk geld of handel waar kan calculatie nog meer betrekking op hebben ?
Answer: Huwelijk, kinderen, misdaad of drugsverslaving
4.
Wat is economisch imperialisme ?
Answer: De trend om de economische benadering op alles toe te passen
5.
Waar gaat de financiële economie over ?
Answer: Aandelen, derivaten en andere complexe financiële producten
6.
Wat zijn de twee meest gebruikele manieren om aan geld te komen ?
Answer: Werken en overdrachten
7.
Wat is een verzorgingsstaat ?
Answer: Een sociaal systeem waarbij de overheid primaire verantwoordelijkheid draagt voor de welzijn van zijn burgers.
8.
Wat is een proggressief belastingsstelsel ?
Answer: Een belastingsysteem waarbij geldt dat de mensen die meer geld verdienen meer belasting moeten betalen.
9.
Waarvoor zorgen de algemene uitkeringen ?
Answer: Dat iedereen recht heeft op een minimuminkomen en basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg en basisonderwijs.
10.
Wat is het verschil tussen goederen en diensten ?
Answer: Goederen kun je aanraken en diensten niet
Begrippen tot hoofdstuk 6 economie de gebruiksaanwijzing
Flashcards37 Flashcards
$7.010 sales
Flashcards37 Flashcards
$7.010 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Rationele keuzes
Answer: Keuzes op basis van systematische calculaties om op de beste manier een bepaalde doel te kunnen bereiken
2.
Overdracht
Answer: Geld verkrijgen zonder arbeid te verrichten
3.
Verzorgingsstaat
Answer: Een systeem waarbij de overheid verantwoordelijk is voor de primaire levensbehoeften van zijn burgers
4.
Progressief belastingsstelsel
Answer: Een stelsel waarin burgers meer belasting betalen wanneer zij meer verdienen
5.
Algemene uitkeringen
Answer: Iedereen heeft recht op een basisinkomen en basisbehoeften zoals scholing en gezondheidszorg
6.
Consumptie
Answer: Hoe mensen hun geld besteden aan verschillende typen goederen en zij zich laten beinvloeden door bedrijven die vervolgens ook weer geld uitgeven om andere mensen te beinvloeden
7.
Kapitaal
Answer: Machines en gereedschap
8.
Arbeidsdeling
Answer: Het verdelen van een bepaald proces in kleinere taken zodat de effectiviteit van werknemers toeneemt
9.
Economische actoren
Answer: Degene die zich met economische activiteiten bezighouden
10.
Economische instituties
Answer: De regels die bepalen hoe de producties en andere economische actoren zijn geregeld
Content preview
,Samenvatting Economie, de gebruiksaanwijzing
Hoofdstuk 1 Wat is economie?
Economie is geen exacte wetenschap. Wetenschappers zeggen dat alles economie is (leven +
universum). Economie begint, volgens de schrijver, bij produceren.
De Neoklassieke school definieert economie als: ‘de wetenschap die menselijk gedrag bestudeert als
relatie tussen doelen en schaarse middelen die op verschillende manieren kunnen worden
aangewend’.
Economie is een studie van rationele keuzes: dat zijn de keuzes op basis van weloverwogen,
systematische calculatie van de best mogelijke manier waarop een doel bereikt kan worden met
behulp van de onvermijdelijke schaarse middelen.
Calculatie kan op van alles betrekking hebben (huwelijk, kinderen, misdaad of drugsverslaving), dus
niet alleen op werk, geld of internationale handel.
Economische imperialisme is de trend om de ‘economische benadering’ op alles toe te passen.
Geld staat symbool voor wat anderen in de samenleving jou schuldig zijn, of voor jouw aanspraak op
een zeker deel van de geldmiddelen van de samenleving. De financiële economie gaat over aandelen,
derivaten en andere complexe financiële producten.
De meest gebruikelijke manier om aan geld te komen:
Werken (hoeveel je verdient, hang af van vaardigheden, technologische innovaties en
internationale handel).
Overdrachten (je krijgt geld in de vorm van: geld, producten of diensten).
Verzorgingsstaat is een sociaal systeem waarin de staat primaire verantwoordelijkheid draagt het
welzijn van zijn burgers.
Progressief belastingstelsel betekent dat degene die meer verdienen, meer belasting betalen.
Algemene uitkeringen zorgen ervoor dat iedereen recht heeft op een minimuminkomen en op
basisvoorzieningen (gezondheidszorg en onderwijs).
Goederen zijn producten die je aan kunt raken (voedsel, kleding en huisvesting).
Diensten goederen die niet aangeraakt kunnen worden (busrit).
Het vak economie houdt zich bezig met het bestuderen van consumptie: Hoe mensen geld besteden
aan verschillende typen goederen en diensten, he ze keuzes maken tussen concurrerende variëteiten
van hetzelfde product en hoe ze worden gemanipuleerd worden door reclame en hoeveel bedrijven
uitgeven aan marketing.
Arbeid is het werk van mensen.
Kapitaal zijn machines en gereedschap.
Productie is de fundamentele basis van de economie. Sterker nog, veranderingen op het gebied van
de productie zijn over het algemeen de krachtigste aanjagers van sociale veranderingen geweest.
Volgens de neoklassieke benadering is er maar 1 manier om economie te beschrijven.
, Hoofstuk 2 Het kapitalisme van 1776 tot 2014
Adam Smith begint met de bewering dat de vergroting van rijkdom mogelijk wordt gemaakt door de
productiviteit te verhogen d.m.v. een verdergaande arbeidsdeling: het opdelen van het
productieproces in kleinere, gespecialiseerde onderdelen.
De arbeidsproductiviteit neemt op drie manieren toe:
1. Door steeds dezelfde een of twee taken te verrichten, worden arbeiders er sneller goed in.
2. Arbeiders hoeven door zich te specialiseren geen tijd te verspillen met fysiek en mentaal
switchen en van de ene naar de andere taak > verminderen omschakelingskosten.
3. Door een fijnere onderverdeling van het productieproces kan alles makkelijker
geautomatiseerd worden en dus sneller uitgevoerd worden.
Wat is er veranderd sinds de tijd van Adam Smith:
- Productietechnologieën (hoe dingen worden gemaakt).
- Economische actoren (degenen die zich met economische activiteiten bezighouden).
- Economische instituties (de regels die bepalen hoe de productie en andere economische
activiteiten zijn georganiseerd).
- Kapitalisme (een economie waarin de productie wordt georganiseerd met als doel winst te
maken, i.p.v. de productie alleen voor de eigen consumptie aan te wenden (zoals
zelfvoorzieningslandbouw) of om die te gebruiken om aan politieke verplichtingen te
voldoen).
- Arbeiders.
- Markten.
- Geld, het financiële systeem.
Winst is het verschil tussen wat je verdient door iets op de markt te verkopen (omzet) en de kosten
van alle voor de productie benodigde inputs.
Kapitalisme wordt georganiseerd door kapitalisten of door degene die kapitaalgoederen
/productiemiddelen bezitten. Kapitalisten bezitten de productiemiddelen direct of indirect via
aandelen in een bedrijf.
Kapitalisten huren werknemers in loondienst in voor de productie. Kapitalisten maken winst via de
markt. Smith geloofde dat concurrentie tussen verkopers op de markt ervoor zorgen dat
producenten die naar winst streven tegen de laagst mogelijke kosten zullen producerenen daar heeft
iedereen voordeel van.
Vandaag de dag zijn de meeste fabrieken eigendom van en worden ze geleid door onnatuurlijke
personen > concerns.
Tegenwoordig geldt voor eigenaren van de meeste grote concerns slecht een beperkte
aansprakelijkheid: bij verlies, kunnen de beleggers alleen het geïnvesteerde geld verliezen.
Bedrijven waren in de tijd van Smith klein en hadden 1 enkele productielocatie. Tegenwoordig zijn
bedrijven enorm groot en hebben vaak duizenden mensen in dienst.
Arbeiders waren in de tijd van Smith niet in loondienst van kapitalisten. De meerderheid was
werkzaam in de landbouw en waren kleine boeren of pachters (pachten grond in ruil voor een deel
van de opbrengst) van aristocratische pachtheren. Vandaag de dag ziet het er anders uit: kinderen
mogen niet werken, er zijn geen slaven meer, ong. 10% is zelfstandig en de rest is in loondienst.
In Smiths tijd hadden de markten meestal een lokale of op zijn hoogst een nationale reikwijdte. Deze
markten werden bediend door talrijke kleinschalige bedrijven (volkomen mededinging).
Tegenwoordig worden de meeste markten bevolkt en vaak gemanipuleerd door grote bedrijven.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maaiikex_. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.93. You're not tied to anything after your purchase.