Diergeneeskunde jaar 2 Adaptatie en Welzijn Hoorcolleges
Adaptatie & Welzijn – Hoorcolleges
Hoorcollege 1: Inleiding – Claudia Vinke
Coördinator van het vak: Saskia Arndt (s.s.arndt@uu.nl)
AW gaat over de interactie tussen gedragssystemen van het dier en stimuli in de leefomgeving. Het is het eerste vak
in de studie waar je niet hoeft te stampen, maar waar je kennis moet toepassen. Het doel van het vak is het
voorbereiden op het bewaken, bevorderen en adviseren omtrent dierenwelzijn. Er wordt heel veel naar diergedrag
gekeken want dit is dé uitleesparameter voor dierenwelzijn. Dit vak is de basis voor de mastertrack Animal Welfare
Management en het masterkeuzevak over welzijn en ethiek. Alle practica zijn verplicht en de zelfstudies ook!
PR2: handleiding uitprinten en meenemen
PR3: camera meenemen
Het WCO is een presentatie, je schrijft je in op Blackboard vanaf 22-29 mei. De presentatie moet maximaal 10
minuten zijn, iedereen moet hem voorbereiden. Na afloop de powerpoint inleveren. Eindbeoordeling levert maximaal 1
punt voor het tentamen op. 2 juni 2017 16:15-18:00 gastcollege van Frans de Waal in C.102, inschrijven via
Blackboard.
Hoorcollege 2: Motivationele systemen – Claudia Vinke
Belang van gedrag voor de veterinair;
- Herkennen van bepaalde ziekten
- Mens-dierrelatie (bijv. reproductiefases herkennen)
- Eerste signalen van aan- of afwezigheid van aanpassingsproblemen
De 4 ethologische hoofdvragen geformuleerd door Tinbergen: De waarom-vraag wordt opgesplitst in...
1. Waardoor? vraag naar directe veroorzaking
2. Waartoe? vraag naar functie van gedrag
3. Ontwikkeling van gedrag tijdens het leven
4. Ontstaan van gedrag tijdens evolutie
Oorzaken van gedrag kan je op 2 manieren bekijken. Proximaat = waardoor? Welke
factoren/werkingsmechanismen? Ultimaat = waartoe? Waartoe doet een dier iets, wat voor functie heeft het, welke
evolutionaire invloeden, draagt het gedrag bij aan de succesvolle reproductie van dat dier (fitness)?
Wat is gedrag?
Een gedragselement is een duidelijk herkenbare afzonderlijke handeling (patroonmatige activiteit, oa aangestuurd
door stereotiepe spieractiviteit). Gedrag bestaat uit een stroom gedragselementen achter elkaar.
Maar gedrag is een stuk complexer dan dit, er is ook nog interactie met de leefomgeving. Zintuigen beperken de
instroom van informatie (= perifere filtering). Centraal, maar soms ook perifeer, worden stimuluspatronen herkend (=
patroonherkenning), hierop kan je reageren. Een iets ingewikkeldere definitie van gedrag is dus een systeem
waarmee dieren veranderingen in de leefomgeving detecteren, filteren en hier vervolgens gepast op reageren.
Nu ben je er nog steeds niet helemaal; een sleutelprikkel is
namelijk nodig voor een actie. Gedrag is een actie die ontstaat
als reactie op een bepaalde prikkel uit de omgeving. Dit kan je
weergeven met de innate releasing mechanism.
Dit komt heel dicht bij het begrip ‘instinct’.
Kenmerken van instinctief gedrag:
- Alle individuen van dezelfde soort geven dezelfde reactie
op een bepaalde stimulus.
- Vormvast, wordt eigenlijk altijd voltooid
- Kan niet makkelijk verbroken worden
Bepaalde stimuli roepen soms een keten van gedragingen op met
een min of meer vaste volgorde; een gedragsketen. Een
gedragsketen kan min of meer automatisch verlopen.
Een stimulus kan deblokkerend, sturend of inhiberend zijn. Supernormale stimulatie = een dier kiest voor iets
onnatuurlijks. Bijv een veel te groot ei of een gekke kleur.
Deblokkering gebeurt ter voorkoming van chaos in gedragsuitvoering en inefficiëntie. Er is een normtoestand en die
wordt vergeleken met de acutele toestand. Als deze afwijkend is, kan in het beslissingscentrum een andere vorm van
gedrag gestart worden. De grootte van het verschil tussen de actuele waarde en de normwaarde noem je de
deficiëntie en deze is de grootte van de verwachte beloning. Het beslissingssysteem noem je het beloningssysteem
, Diergeneeskunde jaar 2 Adaptatie en Welzijn Hoorcolleges
en deze bestaat uit de hippocampus, hypothalamus en amygdala. Dit ligt in de neocortex. Dit systeem bepaalt of je
bereid bent of bepaald gedrag uit te voeren of juist niet te doen. Als dit feedbacksysteem defect is, dan ontstaan er
problemen. Normen zijn soms inflexibel (Bloedsuiker, leptine, etc.) maar kunnen tot op zekere hoogte ook flexibel zijn.
De instelling van de norm hangt af van genetica, hormonen, leerervaringen en de gezondheidstoestand.
Vaak spelen meerdere motivationele factoren een rol bij het wel of niet uitvoeren van bepaald gedrag. Je kan
motivatie meten door een standaard stimulus aan te bieden en de reactietijd vast te stellen. Je meet de intensiteit van
gedrag en de drempelwaarde (vacuümactiviteit = drempelwaarde is 0, gedrag wordt zó snel uitgevoerd door enorm
hoge motivatie voorbeeld = wroeten van varkens), en de hoeveelheid werk die het dier bereid is uit te voeren (= CD
studies = consumer demand studies).
Wat gebeurt er als er 2 motivaties op hetzelfde moment even hoog zijn? Bijv. je bent tegelijk hongerig en dorstig. Als
de kosten voor de wisseling van het gedrag hoger zijn, zal een dier minder vaak wisselen. Er wordt als het ware een
kosten-baten-analyse gemaakt. Het aan de gang zijnde gedrag inhibeert tijdelijk het alternatieve gerdag (er is dus een
positief feedbacksysteem gaande). Er vindt inhibitie plaats door prioriteitsgedrag, en er is pas disinhibitie van minder
belangrijk gedrag wanneer het prioriteitsgedrag geen prioriteit meer heeft.
Psychohydraulisch model van Lorentz: laat zien dat wanneer er veel energie/motivatie is, er veel meer
gedragingen kunnen worden uitgevoerd (ook lagere prioriteitsgedragingen) dan wanneer en minder energie/motivatie
is. Maar dit model schiet wel tekort op bepaalde gebieden.
Gedrag is hiërarchisch gestructureerd. De topprioriteit is een reactieve vlucht (jezelf redden), een lagere prioriteit is
bijvoorbeeld lichaamsverzorging. Sommige gedragingen zijn tijdelijk prioriteit, zoals voortplanting en zorggedrag.
Prioriteiten kunnen verschillen tussen de seksen.
Motivatie stuurt soms een set van samenhangende gedragingen aan: gedragssystemen. Bijv. jachtgedrag,
broedgedrag, etc. Het is een causaal en functioneel bij elkaar horende groep gedragingen. De meeste
gedragssystemen hebben een appetitief en een consumptief onderdeel. Appetitief = voorbereiding, consumptief =
eindhandeling.
Honger en gedragshonger zijn twee aparte zaken:
- Baby met zuigfles met te kleine opening zuigmotivatie weg, honger niet gestild
- Baby met zuigfles met te grote opening zuigmotivatie nog aanwezig, honger gestild
- Kalf dat melk uit emmer drinkt honger gestild, zuigmotivatie aanwezig zuigen op hokgenoten.
Sommige gedragingen moeten uitgevoerd kunnen worden en worden intern aangestuurd. Dit noem je essentiële
gedragsbehoeften. Als deze niet uitgevoerd kunnen worden dan kan je problemen verwachten.
Hoorcollege 3 en 4: Ontwikkeling van gedrag – Claudia Vinke
Een individu is eigenlijk een soort weegschaal waarbij aan de ene kant allerlei positieve stimuli binnenkomen en aan
de andere kant negatieve stimuli. Het streven is naar een balans hiertussen, dit noem je allostase/homeostase. Alle
omgevingsfactoren wegen ook mee op de weegschaal. Op alle stimuli kan je reageren door het gedrag of de
fysiologie aan te passen. Wanneer er sprake is van maladaptatie dan ontstaat er chronische stress:
- Reproductie en productie verminderd
- Immunosuppressie meer ziekten
- Maag en darmzweren
- Verhoogd cortisol
- Depressie (totale apathie)
- Gedragsafwijkingen zoals stereotypieën en automutilatie
Op elke weegschaal zit wel een soort calibratiemechanisme. Deze individuele ijking is afhankelijk van een aantal
sturende factoren. Deze sturende factoren zijn:
1) Erfelijke factoren van soort/individu
2) Epigenetica; prenataal en perinataal
3) Vroege levenservaringen en sociale banden
4) Latere levenservaringen
Gedrag ontstaat nooit alleen door erfelijkheid of alleen door omgevingsinvloeden. Er zijn allerlei factoren van invloed
op het gedrag. Onderzoek op dit gebied is erg lastig want het is allemaal erg met elkaar verstrengeld. Manieren om
natuurlijk gedrag te observeren is door bijv. deprivatie-experimenten, isolatie-experimenten, of tweelingonderzoek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lauraderks97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.