100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting PM1702 - Ontwikkeling en psychopathologie van de vroege kindertijd $10.79   Add to cart

Summary

Samenvatting PM1702 - Ontwikkeling en psychopathologie van de vroege kindertijd

1 review
 86 views  11 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Complete en duidelijke samenvatting (in het Nederlands) van alle stof voor het vak Ontwikkeling en psychopathologie van de vroege kindertijd. Dit vak behoort bij de master Klinische kinder- en jeugdpsychologie. De samenvatting volgt dezelfde lijn als die in Brightspace wordt gevolgd.

Preview 10 out of 250  pages

  • No
  • Alle voor het vak relevante hoofdstukken
  • October 3, 2023
  • 250
  • 2023/2024
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: r_hans • 2 months ago

avatar-seller
Samenvatting
PM1702
Ontwikkeling en psychopathologie in de vroege
kindertijd
Hans Smits

,Toelichting
In deze samenvatting volg ik de lijn van de tekst in Brightspace van de mastercursus Ontwikkeling
en psychopathologie in de vroege kindertijd (PM1702). De samenvatting bevat grote delen van het
boek van Zeanah, C. H. (Red.). (2019). Handbook of infant mental health (Fourth edition). The Guil-
ford Press, maar ook alle andere bronnen van de mastercursus.

Uitleg van de gebruikte kleuren:
Belangrijk begrip, opsomming
Onderzoeker of auteur
Afbeelding
Journal, instelling, project
Tabel, kader, model, vragenlijst, interventie
Stof uit Brightspace


2

,Inhoud

Thema 1 – Het kritieke fundament ...................................................................................................... 5
BOEK Hoofdstuk 1. Infant mental health: de klinische wetenschap van vroege ervaring ............ 5
ARTIKEL De wereldwijde last van mentale en emotionele stoornissen bij kinderen […] ............. 14
Thema 2 – Zwangerschap, ouderschap en vroegkinderlijke psychische gezondheid ....................... 19
BOEK Hoofdstuk 2. Zwangerschap en Infant mental health........................................................ 19
BOEK Hoofdstuk 11. Middelengebruik door ouders .................................................................... 23
ARTIKEL Traumatische jeugdervaringen: 7 langetermijngevolgen ............................................... 28
Thema 3 – Ouder-kindrelaties ........................................................................................................... 30
BOEK Hoofdstuk 10. Postnatale depressie en de ontwikkeling van jonge kinderen ................... 30
BOEK Hoofdstuk 13. De effecten van gewelddadige ervaringen op jonge kinderen .................. 37
BOEK Hoofdstuk 14. Verwaarlozing ............................................................................................. 43
BOEK Hoofdstuk 27. Hechtingsstoornissen in de vroege kindertijd ............................................ 51
ARTIKEL Empathie bij ouders en veilige hechting bij kinderen: een review ................................ 60
ARTIKEL Intergenerationele overdracht van geweld .................................................................... 62
Thema 4 – Vanuit het kind ................................................................................................................. 65
BOEK Hoofdstuk 3. Neurobiologische ontwikkeling van de foetus en het jonge kind ................ 65
BOEK Hoofdstuk 4. Genetische en epigenetische processen ...................................................... 68
BOEK Hoofdstuk 5. De neurobiologie van stress en tegenspoed bij jonge kinderen .................. 77
BOEK Hoofdstuk 7. Groeiende executieve functies in de vroege kindertijd ............................... 80
BOEK Hoofdstuk 12. Prematuriteit: identificeren van risico’s en bevorderen van veerkracht ... 86
Thema 5 – Armoede en cultuur ......................................................................................................... 95
BOEK Hoofdstuk 9. Armoede, vroege ervaring en breinontwikkeling ........................................ 95
ARTIKEL Sensitief ouderschap is universeel, maar niet uniform ................................................ 100
RAPPORT Armoede en sociale uitsluiting 2021........................................................................... 100
SECTIE Inleiding. In Zero to Three, DC:0-5.................................................................................. 103
RAPPORT Globale multidimensionele armoede-index 2021 ...................................................... 105
ARTIKEL Wetenschappers stoppen moeders elke maand 333 dollar toe […] ............................ 108
VIDEO Stevin Laureate 2021 - Judi Mesman .............................................................................. 108
Thema 6(1) – Psychopathologie in de vroege kindertijd, deel 1 ..................................................... 109
BOEK Hoofdstuk 17. Hyperactiviteit, impulsiviteit en aandachtstekort bij jonge kinderen ...... 109
BOEK Hoofdstuk 18. Autismespectrumstoornis ........................................................................ 116
ARTIKEL Jonge kinderen hebben geen ADHD ............................................................................. 125
BOEK Hoofdstuk 19. Sensorische overresponsiviteit ................................................................. 126
Thema 6(2) – Psychopathologie in de vroege kindertijd, deel 2 ..................................................... 133
BOEK Hoofdstuk 20. Communicatiestoornissen bij baby’s en peuters ..................................... 133
BOEK Hoofdstuk 22. Slaapstoornissen ....................................................................................... 140
BOEK Hoofdstuk 23. Eet- en voedingsstoornissen in de vroege kindertijd ............................... 150
BOEK Hoofdstuk 25. Depressie in de vroege kindertijd ............................................................. 158
BOEK Hoofdstuk 26. Posttraumatische stressstoornis bij jonge kinderen ................................ 165
BOEK Hoofdstuk 28. Relatiespecifieke stoornis in de vroege kindertijd ................................... 174



3

,Thema 7(1) – Diagnostiek bij het jonge kind, deel 1 ....................................................................... 183
BOEK Hoofdstuk 15. Rapportage door verzorgers over sociaal-emotioneel functioneren....... 183
BOEK Hoofdstuk 16. Beoordelen van de relationele context van jonge kinderen .................... 193
SECTIE Hoofdstuk 2. Theoretische aspecten van diagnostiek.................................................... 202
ARTIKEL DC:0–5, diagnostisch classificatiesysteem voor 0–5-jarigen: een model […] ............... 204
Thema 7(2) – Behandeling bij het jonge kind .................................................................................. 207
BOEK Hoofdstuk 29. Kind-ouderpsyschotherapie ..................................................................... 208
BOEK Hoofdstuk 30. De Cirkel van Veiligheid ............................................................................ 218
BOEK Hoofdstuk 32. Een blik in de spiegel – over videofeedback ............................................ 228
BOEK Hoofdstuk 33. Parent-Child Interaction Therapy ............................................................. 238
SECTIE Hoofdstuk 5.5 Algemene en specifieke aspecten van ouder-kindbehandeling ............. 242




4

, Thema 1 – Het kritieke fundament
Jonge kinderen ontwikkelen zichzelf en hun relatie met anderen in de interactie met anderen. Dat
geldt ook voor hun genetische samenstelling. Een afwijkende biopsychosociale ontwikkeling tij-
dens de vroege kindertijd kan dan ook alleen begrepen worden vanuit de interactie tussen gezin,
kind en bredere omgeving. De vroege kindertijd wordt gezien als een kritiek fundament voor het
verdere verloop van het leven.

BOEK Hoofdstuk 1. Infant mental health: de klinische wetenschap van vroege ervaring

Infant mental health kwam pas in de laatste decennia van de 20e eeuw in beeld. Er verschenen
twee belangrijke artikelen. Dat van Bell (1968) stelde dat kinderen een sterke invloed hebben op
hun verzorgers, terwijl de heersende gedachte was dat ouders vooral hun kinderen beïnvloeden.
Hieruit kwam veel werk voort over competenties en vaardigheden van kinderen, en over hun ver-
mogen reacties op te roepen bij hun verzorgers. Escalona (1967) steeg boven de discussie rond
nature en nurture uit door te stellen dat het niet zozeer gaat om kenmerken van kinderen of van
de omgeving, maar vooral om het ervaren door kinderen van de wereld om hen heen. Hieruit ont-
stond onze huidige kennis van de hersenontwikkeling, en groeide een besef van het belang van
klinische inspanningen die recht doen aan de ervaring van het jonge kind. Intussen is infant mental
health een breed, multidisciplinair en internationaal aandachtsgebied.
We beginnen hieronder met het definiëren van infant mental health, en het toepassingsgebied er-
van. We gaan ervan uit dat de centrale rol van relaties in infant mental health dit gebied onder-
scheidt van dat betreffende oudere kinderen of adolescenten. We kijken naar de belangrijkste em-
pirische grondslagen voor ons aandachtsgebied, en onderstrepen tenslotte het belang van een sa-
menhangende benadering van interventies.

Begripsomschrijving
Een breed geaccepteerde definitie omschrijft infant mental health als ‘het vermogen van het jonge
kind om emoties te ervaren, te reguleren en te uiten, om hechte en veilige relaties aan te gaan,
om de omgeving te onderzoeken en om te leren’. Deze vermogens ontwikkelen zich het best in
een zorgende omgeving die de verwachtingen van gezin, gemeenschap en cultuur voor jonge kin-
deren omvat.
Het Engelse woord voor het jonge kind, infant, verwijst meestal naar de eerste drie levensjaren.
Omdat er bewijs is van prenatale invloeden op klinische problemen in de vroege kindertijd, betrek-
ken we ook prenatale ervaringen in de conceptualisatie van infant mental health. De bovengrens
rekken we op tot ongeveer 5 jaar.
Infant mental health is een multidisciplinair aandachtsgebied, maar meer als specialisme binnen
verschillende disciplines dan als een geïntegreerde en zelfstandige discipline.

Uitgangspunten
Omdat meerdere disciplines betrokken zijn, is het belangrijk gemeenschappelijke uitgangspunten
vast te stellen. Die betreffen een relationeel kader voor diagnostiek en interventie, een focus op
sterke punten bij kinderen en gezinnen, en een gerichtheid op preventie.
Bij diagnostiek en interventie wordt in de eerste plaats gekeken naar de relatie tussen kind en ou-
der, niet alleen omdat jonge kinderen zo afhankelijk zijn van de context waarin zij worden ver-
zorgd, maar ook omdat hun capaciteiten in verschillende relaties sterk kunnen variëren. De klini-
sche focus op ouderlijk gedrag of op het gedrag van het kind is geen doel op zich, maar een poging
om de relatie te veranderen.
5

,Een focus op sterke punten betekent dat clinici werken aan het identificeren van sterke punten
van waaruit zij hun mogelijkheden kunnen vergroten en problemen kunnen aanpakken. Dit lijkt
vooral belangrijk in een vakgebied dat zich richt op het cruciale en kwetsbare begin van ouder-
kindrelaties. Niettemin betekent uitgaan van sterke punten niet dat de risico's moeten worden ge-
negeerd. Problemen bij jonge kinderen en hun ouders moeten onderkend worden om ze effectief
te kunnen aanpakken. Bovendien is er vaak een complex onderling verband tussen sterke en
zwakke punten: sterke punten kunnen niet alleen door zwakke punten worden verdoezeld, maar
kunnen ook worden ingezet om zwakke punten te verbeteren.
Het begrip ghosts in the nursery van Fraiberg onderstreept dat de eigen ervaringen van ouders
vaak onbewust van invloed zijn op hun relaties met hun kinderen. Bij interventies zijn het identifi-
ceren en neutraliseren van de inzet van hun eigen eerdere, onopgeloste relationele conflicten
door ouders vaak een centraal aandachtspunt. Aansluitend bij de op sterke punten gebaseerde fo-
cus is opgemerkt dat er ook ‘engelen in de kinderkamer’ zijn, de ervaring van het ontvangen van
zorg die wordt gekenmerkt door een intens gedeeld affect tussen ouder en kind. Dit kan het kind
een basaal gevoel van veiligheid en eigenwaarde geven dat kan worden gebruikt wanneer het kind
zelf ouder wordt, om een negatieve cirkel te doorbreken. Bij pogingen om de herhaling van onaan-
gepaste relaties te doorbreken, kunnen clinici zoeken naar eilanden van koestering en vertrouwen.
Interventies omvatten altijd preventie, omdat het jonge kind zich voortdurend ontwikkelt en ver-
andert. De ontwikkeling van het kind moet worden gevolgd. Dit betekent dat er gelijktijdig aan-
dacht moet zijn voor het verlichten van lijden hier en nu, en voor toekomstige ontwikkeling, beide
door aandacht voor de primaire zorgrelaties. Interventies met jonge kinderen zijn een poging om
hun ervaringen te veranderen.

Empirische onderbouwing
De grondslag van infant mental health wordt gevormd door onderzoek in genetica, neuroweten-
schappen en cel- en moleculaire biologie. We stippen een aantal belangrijke bevindingen aan.

Vroege ervaringen doen ertoe
Een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek onderstreept het belang van vroege ervaringen voor de
zich ontwikkelende persoon. De hersenontwikkeling wordt in de grond wel bepaald door genen,
maar veel details ervan zijn gevoelig voor ervaringen. In de eerste levensjaren worden neurale net-
werken in hoog tempo aangelegd, en allerlei ervaringen zijn hierop van invloed. Dit maakt het mo-
gelijk om zich aan te passen aan verschillende omgevingsomstandigheden, maar het betekent ook
dat in ongunstige omgevingen de ontwikkeling van de hersenen afwijkend verloopt. De hoeveel-
heid bewijs hiervoor blijft toenemen.
Een verwante vraag betreft het gevolg van verschillen in de timing van ervaringen, door Knudsen
aangeduid met de termen gevoelige periode, waarin de effecten van ervaringen op het brein sterk
zijn, en kritieke periode, waarin ervaringen informatie verschaffen die cruciaal is voor een nor-
male ontwikkeling en een blijvende verandering in functioneren.
In lijn hiermee benadrukt infant mental health het belang van vroege ervaring. De ontwikkelings-
psychopathologie heeft aangetoond dat meer stabiele individuele verschillen te herleiden zijn tot
de kind-verzorgerrelatie, en pas later een eigenschap van het individuele kind worden. Hoe een
individu denkt over ervaringen in relaties, het interne werkmodel, is bovendien cruciaal omdat de
betekenis die iemand hecht aan ervaringen de gevolgen ervan kan veranderen.
Werkers in de infant mental health hebben de taak te doorgronden wat een kind heeft ervaren en
verzorgers te helpen die ervaring op waarde te schatten. Ook op het gebied van kinderbescher-
ming en wetgeving is deze houding belangrijk.



6

,Essentiële ervaringen in zorgrelaties
Het belang van omgevingen waarin kinderen opgroeien en zich ontwikkelen staat buiten kijf. In-
zicht in de complexiteit en het belang van de context heeft ons begrip van de ontwikkeling van kin-
deren en ons vermogen om ontwikkelingstrajecten te voorspellen vergroot.
Omgevingen werken zowel van binnenuit als van buitenaf en bepalen welke ervaringen een kind
opdoet en hoe het die ervaart. Een van de meest kenmerkende eigenschappen van de eerste le-
vensjaren is het belang van meerdere, onderling verbonden contexten waarbinnen kinderen zich
ontwikkelen. Voor jonge kinderen zijn de relaties met de verzorgers de belangrijkste ervaringscon-
text voor hun ontwikkeling en vormen ze de meest bepalende factor voor hun geestelijke gezond-
heid. Een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek ondersteunt deze stelling.
Hoewel individuele verschillen in kindkenmerken gemakkelijk vast te stellen zijn, zijn ze niet bij-
zonder voorspellend voor kenmerken later in de ontwikkeling. Positieve kwaliteiten in de relatie
tussen kind en ouder, zoals warmte, betrokkenheid en het sensitief oplossen van problemen, zijn
in verband gebracht met een gunstiger sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling. Daarnaast
hebben ouders die de ontwikkeling van zelfregulatie bevorderen en grenzen stellen aan problema-
tisch gedrag, kinderen die onaangepast gedrag vermijden. Omgekeerd vergroten ouders die een
problematische relatie hebben met hun jonge kinderen de kans op onaangepast gedrag.
Kind-ouderrelaties modereren intrinsieke biologische risicofactoren bij jonge kinderen, in die zin
dat bijvoorbeeld complicaties door vroeggeboorte gunstiger uitkomsten hebben bij een steunende
omgeving, en omgekeerd. Het is ook via de relatie tussen kind en ouder dat jonge kinderen risico-
factoren in hun omgeving, zoals armoede of partnergeweld, ervaren. Die risicofactoren zijn van
invloed op de zorgrelatie, die de risico’s kan beperken of juist vergroten.
Veilige hechtingsrelaties modereren de relatie tussen ouderstress en agressief gedrag bij kinderen
aanzienlijk. Zo bleek dat hoe veiliger een kind gehecht was op de leeftijd van 42 maanden, hoe
kleiner de kans op een stoornis bij 54 maanden.
Tenslotte is gebleken dat de manier waarop psychopathologie tot uiting komt bij kinderen, af-
hangt van de relaties met hun verzorgers. Kinderen gaan verschillende soorten relaties aan met
verschillende verzorgers, en kunnen bij de een symptomen laten zien en bij de ander niet.
Infant mental health heeft om de hiervoor genoemde redenen steeds een relationele benadering
gevolgd. Kinderen worden het best begrepen, beoordeeld en behandeld in de context van hun pri-
maire zorgrelaties.
Voor inzicht in de ontwikkeling van een kind dienen we niet alleen naar de dyadische relatie van
verzorger en kind te kijken, maar ook naar de familiecontext. Vooral gedeeld opvoederschap komt
naar voren als een belangrijk onderzoeksgebied. De ontwikkeling van een kind houdt verband met
kenmerken van de familie als geheel, maar er zijn ook belangrijke effecten op de ontwikkeling van
de individuele relaties met familieleden afzonderlijk. De relatie tussen ouders onderling vormt een
van de belangrijkste invloeden op de ontwikkeling. Dat geldt ook voor de relaties met broers en
zussen, hoewel die minder onderzocht zijn.
Het doorgronden van familieprocessen is complex. Met het toenemen van het aantal kinderen
groeit ook het aantal relaties, die elkaar bovendien onderling beïnvloeden. De complexiteit in rela-
ties is uitdagend bij onderzoek of bij klinische conceptualisaties.

Culturele waarden
Ook met andere familie-invloeden moet rekening gehouden worden, zoals met de culturele con-
texten waarbinnen kinderen zich ontwikkelen. Culturele overtuigingen en waardesystemen bepa-
len de aannames van de groep over wat belangrijk is en de regels voor het opvoeden van kin-
deren. Ze dragen ook invloeden van historische trauma's met zich mee. Overtuigingen van ouders
en verklaringen voor het gedrag van kinderen behoren tot de belangrijkste aspecten van de cultu-
rele context van de ontwikkeling van kinderen. Deze overtuigingen omvatten soms subtiele

7

,culturele aannames over wat de ontwikkeling van kinderen bevordert, de oorzaken en verbetering
van psychopathologie, de rol en relevantie van ouderschap en vele andere zaken die van belang
zijn voor de geestelijke gezondheid van kinderen. Culturen ontwikkelen zich meestal adaptief in
reactie op grotere omgevingskenmerken. In de afgelopen decennia zijn culturen steeds sneller
met elkaar in contact gebracht, wat heeft geleid tot intense culturele botsingen, pogingen tot cul-
turele co-existentie en druk om cultureel te integreren. Al deze factoren hebben belangrijke gevol-
gen voor de ontwikkeling van kinderen en hun geestelijke gezondheid.

Ondersteuning van ontwikkelingstrajecten
De ontwikkeling tijdens de eerste drie levensjaren verloopt snel en veelomvattend. Vanuit het per-
spectief van geestelijke gezondheid vereist dit niet alleen nadenken over waar het kind nu is, maar
ook waar het geweest is en waar het naartoe gaat. Het vereist ook niet alleen inzicht in welke ca-
paciteiten zich ontwikkelen in het kind, maar ook in de processen die betrokken zijn bij het vast-
stellen en veranderen van ontwikkelingstrajecten.

Risico- en beschermende factoren
Ervaringen die ontwikkelingstrajecten veranderen, worden tot stand gebracht door risico- en be-
schermende factoren of processen. Bepaalde omstandigheden of kenmerken verhogen of verla-
gen het risico op ontwikkelingsstoornissen en psychopathologie. Deze risicofactoren worden ge-
bruikt om hoog-risicogroepen te definiëren. Ze zijn echter niet willekeurig verdeeld en ook niet on-
gerelateerd aan elkaar. Complexe interacterende risicofactoren binnen groepen zijn eerder regel
dan uitzondering.
Studies naar vele soorten risicofactoren hebben consequent aangetoond dat ze tot zeer uiteenlo-
pende resultaten leiden. Het lijkt er zelfs op dat het aantal risicofactoren en niet zozeer de aard
van één risicofactor de beste voorspeller is van de uitkomst.
Voortbouwend op de traditie van cumulatieve risicostudies, onderzocht de Adverse Childhood Ex-
periences (ACE) Study de relatie tussen het aantal risicofactoren in de kindertijd en een groot aan-
tal (geestelijke) gezondheidsuitkomsten op volwassen leeftijd. Hoe meer ongunstige ervaringen de
personen rapporteerden, hoe groter de kans dat ze risicovol gezondheidsgedrag vertoonden en
gediagnosticeerd werden met allerlei aandoeningen. Deze bevindingen onderstrepen dat de gees-
telijke gezondheid van kinderen belangrijke gevolgen heeft voor zowel de lichamelijke als de gees-
telijke gezondheid later. Het is aangetoond dat ACE's die optreden in de eerste levensjaren al op
korte termijn schadelijke effecten hebben.
Beschermende factoren kunnen de effecten van risico's direct verminderen, competenties vergro-
ten of het individu beschermen tegen ongunstige omstandigheden. Beschermende processen kun-
nen gelijktijdig of opeenvolgend werken, zelfs binnen hetzelfde individu.
Infant mental health heeft een lange traditie van aandacht voor sterke kanten en het gebruik daar-
van om risico's te minimaliseren. Een centraal aandachtspunt is dan ook hoe de invloed van risico-
factoren en beschermende factoren en hun wederzijdse effecten op de specifieke situatie van een
kind in balans kunnen worden gebracht. Bovendien lijkt het erop dat in de eerste levensjaren ri-
sico- en beschermende factoren in de omgeving er meer toe doen dan die binnen het kind. Het
identificeren en versterken van de sterke punten van de verzorger en het gezin is dus een funda-
menteel principe dat ten grondslag ligt aan het werk op het gebied van infant mental health.

Psychopathologie mogelijk al vroeg zichtbaar
De vraag of jonge kinderen psychopathologie kunnen ervaren of uiten, is lang een bron van con-
troverse geweest. Tot de gedragsindicatoren van infant mental health behoren emotieregulatie,
het vermogen om gevoelens te communiceren met verzorgers en actieve verkenning van de


8

,omgeving. Deze gedragingen leggen de basis voor latere sociale en emotionele competentie, ge-
schiktheid om naar school te gaan en betere schoolse en sociale prestaties.
Psychopathologie wordt vaak gekenmerkt door het onvermogen om te veranderen en zich aan te
passen, maar jonge kinderen veranderen voortdurend door zich te ontwikkelen. Dit betekent dat
problemen bij kinderen onderscheiden moeten worden van het grote scala aan normale variaties
in gedrag en van voorbijgaande verstoringen in de ontwikkeling. Dit is mogelijk door kinderen in
de loop van de tijd te volgen en te bepalen of problemen blijvend zijn. Aan de andere kant is het
belangrijk om in te zien dat psychopathologie en maladaptatie niet tot statische symptomatologie
leiden. De manifestaties van problemen kunnen verschillend zijn op verschillende momenten in de
ontwikkeling. Heterotypische continuïteit maakt de complexiteit bij het beoordelen van psychopa-
thologie bij jonge kinderen nog groter.
Voor een individueel kind zijn risicofactoren echter minder belangrijk dan de feitelijke ontwikke-
ling en het functioneren van dat kind op een bepaald moment. Professionals moeten bepalen of
een bepaald kind op een bepaald moment voldoende leed of onaangepast gedrag vertoont om te
kunnen spreken van een stoornis die interventie vereist. Dit brengt bij de andere benadering van
psychopathologie in de kindertijd, namelijk de overweging dat in elk geval sommige probleemge-
dragingen bij kinderen tekenen en symptomen zijn van psychiatrische stoornissen. Clinici hebben
ontdekt dat categoriale diagnostische benaderingen waardevol zijn bij de behandeling van jonge
kinderen, omdat ze het mogelijk maken om te conceptualiseren hoe clusters van symptomen sa-
menhangen en duidelijker indicatoren geven van casuïstiek dan dimensionale scores van verschil-
lende constructen.
Hoewel sommigen nog steeds aarzelen om vroeg afwijkend gedrag te beschrijven als psychopa-
thologie, zijn er steeds meer redenen om te denken dat dit een nuttige benadering is. Nieuw on-
derzoek toont aan dat veel soorten stoornissen voorkomen bij jonge kinderen, met een prevalen-
tie die niet veel afwijkt van de 10 tot 15% die wordt gevonden bij oudere kinderen en adolescen-
ten. Er is ook vooruitgang geboekt in het onderscheiden van voorbijgaande individuele verschillen
van echte psychopathologie.
Er is een aantal alternatieve nosologieën voor vroegkinderlijke stoornissen, vanwege de ontwikke-
lingsongevoeligheid van veel stoornissen zoals gedefinieerd in de DSM-IV en de ICD-10. DSM-5
heeft expliciete pogingen gedaan om meer ontwikkelingsgevoelig te zijn, maar over het algemeen
zijn de veranderingen klein. De alternatieve nosologie van Zero to Three, herzien als DC:0-5, wordt
in veel delen van de wereld gebruikt.
Wij geloven dat zowel de benadering van risico- en beschermende factoren, als de categoriale
stoornisbenadering van veel klinische studies waardevol zijn, en dat beide ons begrip van de erva-
ringen van baby's en jonge kinderen bevorderen.

Sociale competenties en veerkracht
Gezondheid wordt soms gedefinieerd als de afwezigheid van ziekte, hoewel onderzoekers en cli-
nici zich steeds meer bezighouden met gezondheidsbevordering. Een gewenst resultaat voor jonge
kinderen is sociale competentie, het vermogen om zich succesvol aan te passen aan verschillende
sociale en omgevingsvereisten. Een focus op competentie herinnert ons er ook aan dat sympto-
men alleen geen stoornis maken. Hun functionele betekenis voor het individu moet ook in over-
weging worden genomen. Sociale competentie is naar voren gekomen als een steeds belangrijker
resultaat in infant mental health en in studies naar ontwikkelingspsychopathologie.
Een speciale vorm van sociale competentie die steeds meer aandacht krijgt is veerkracht, waarbij
het gaat om jonge kinderen die positieve resultaten behalen ondanks een risicostatus, die compe-
tent blijven functioneren ondanks stressvolle levensomstandigheden en die herstellen van trau-
matische gebeurtenissen en ervaringen. Het wordt steeds duidelijker dat veerkracht, net als


9

, competentie, een multidimensioneel construct is dat verandert in de tijd en in de context. Boven-
dien kan het zijn dat individuen veerkrachtig zijn voor sommige stressoren maar niet voor andere.
Voor kinderen in de eerste levensjaren is het hebben van een relatie met een verzorger die be-
schikbaar is en reageert om hen te helpen de eisen van de ontwikkeling in de loop van de tijd te
doorstaan, waarschijnlijk de belangrijkste factor om hen te helpen positieve resultaten te behalen,
competent te blijven functioneren onder stress en te herstellen van traumatische ervaringen.
Jonge kinderen die het vermogen hebben om steun en positieve reacties van anderen te krijgen,
kunnen in dit opzicht bevoordeeld zijn. Beleid dat gezinnen ondersteunt is de beste manier om het
competent functioneren van jonge kinderen te verbeteren.

Sommige problemen zijn blijvend
Het is de vraag of probleemgedrag in de vroege kinderjaren tijdelijke of blijvend is. Studies van
vroegkinderlijke psychopathologie hebben gewezen op verbanden met familiegeschiedenis, risico-
factoren en biologische verschillen, en betoogd dat deze kenmerken patronen van continuïteit en
discontinuïteit laten zien die opmerkelijk veel lijken op de patronen die worden gevonden bij ou-
dere kinderen en volwassenen. Bij jonge kinderen vertonen sociaal-emotionele symptomen en
symptoompatronen persistentie die vergelijkbaar is met die bij oudere kinderen. Deze bevindin-
gen onderstrepen dat niet langer aangenomen kan worden dat vroeg optredende symptomatolo-
gie altijd of meestal van voorbijgaande aard is. Bovendien zijn er redenen om aan te nemen dat
eerder ingrijpen effectiever is, tenminste voor sommige ontwikkelingsdomeinen.
Daar zijn drie redenen voor te noemen. Ten eerste kunnen eerdere interventies zich richten op ge-
dragingen van kinderen voordat deze een ernstigere vorm aannemen. Ten tweede, als kinderen
jonger zijn, zijn ouders ook jonger en hebben ze misschien minder stressvolle ervaringen gehad en
zijn ze beter in staat om te veranderen. Ten derde is het gevoel van optimisme dat verzorgers heb-
ben over de mogelijkheid om de relatie tussen ouder en kind te veranderen veel groter in de
vroege kinderjaren.
Er is overtuigend bewijs dat vroegtijdige interventie meer kans maakt om effectief te zijn, wat een
basis vormt voor beleid dat een scala aan initiatieven voor de vroege kindertijd ondersteunt.

Samenhangende interventies nodig
De behandeldoelen van infant mental health zijn het verminderen of elimineren van lijden, het
voorkomen van ongunstige resultaten (falen op school, delinquentie, psychiatrische morbiditeit,
interpersoonlijke isolatie of conflicten, ontwikkelingsachterstand en deviantie) en het bevorderen
van gezonde resultaten door het verbeteren van sociale competentie en veerkracht. Om deze doe-
len te bereiken, moeten interventies (1) het vermogen van verzorgers om jonge kinderen effectief
op te voeden vergroten, (2) ervoor zorgen dat gezinnen die aanvullende hulp nodig hebben, deze
kunnen krijgen en (3) het vermogen van verzorgers vergroten om sociaal-emotionele problemen
in de vroege kinderjaren te identificeren, aan te pakken en te voorkomen. Het doel van interventie
kan het gedrag van het kind zijn, het gedrag van de ouders, of zelfs de sociale context waarin het
kind zich ontwikkelt, maar de belangrijkste focus van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen
ligt op het versterken of verbeteren van relaties.
Relationele problemen van jonge kinderen en hun ouders kunnen in verschillende omgevingen
worden geïdentificeerd en het niveau van de benodigde zorg kan ook sterk variëren. Daarom is in-
terdisciplinaire en vaak ook systeemoverschrijdende samenwerking essentieel.
Onderstaande figuur geeft de reikwijdte van infant mental health weer, gebaseerd op het inter-
ventiespectrum voor geestelijke gezondheidszorg zoals dat door de National Research Council en
het Institute of Medicine naar voren is gebracht.



10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jasmits. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.79. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.79  11x  sold
  • (1)
  Add to cart