100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting vennootschapsrecht - Masterjaar 1 Rechten $11.16
Add to cart

Summary

Samenvatting vennootschapsrecht - Masterjaar 1 Rechten

 45 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Dit document is een samenvatting van de lessen volledig uitgetypt. Ik behaalde met het studeren van deze samenvatting een 14/20 !

Preview 4 out of 179  pages

  • October 4, 2023
  • 179
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
VENNOOTSCHAPSRECHT
TOPIC 1: VENNOOTSCHAPSRECHT 2020
= kijken naar het nieuwe wetboek vennootschap en vereniging (WVV).


ONS VENNOOTSCHAPSRECHT MISTE AANTREKKINGSKRACHT
Eerste vaststelling die we hebben gemaakt is dat ons vennootschapsrecht aantrekkingskracht miste.

Maar hoe kan dat want ons wetboek van vennootschapsrecht dateerde van 1999 (W.Venn.) = men had het gevoel
dat het wetboek niet aan het moderne ondernemingsleven was aangepast. De ambitie bij het opmaken van het
W. van vennootschap was NIET om een fundamentele hervorming te voorzien. De ambitie bestond erin om het
bestaande vennootschapsrecht te gaan herordenen in een ‘logisch, goed gestructureerd en samenhangend
wetboek’. Men wou dus gewoon de diverse bepalingen samenbrengen in een wetboek. Aan de fundamentele
bepalingen van het vennootschapsrecht werd niet aangeraakt. Daarom lijkt het compleet verouderd te zijn en
niet aan te sluiten bij het moderne ondernemingsleven.

Wat was er mis?:
- Verouderde bepalingen in het W.Venn.: een voorbeeld is het zgn. leeuwenbeding (bij personen-
vennootschappen). In een vennootschap is er een gemeenschappelijk belang met oog om winst te maken en
de winst te verdelen tussen de verschillende aandeelhouders. Het leeuwenbeding kon twee kanten opgaan:
o Een vennoot die alle winst volledig naar zichzelf gaat toetrekken ten koste van de andere vennoten. Dit
leeuwenbeding is in strijd met de openbare orde en bestaat nog steeds.
o Een vennoot of aandeelhouder wordt vrijgesteld van het verdelen van verliezen. Dit was ook in strijd
met de openbare orde. Maar men vond dat deze bepaling na enige tijd verouderd was. Uiteindelijk
werd het algemeen beschouwd van niet meer van deze tijd en werd afgeschaft. (art. 32 W.Venn.)

- Onaangepaste bepalingen: Een voorbeeld van zo’n bepalingen is als we het hebben over de algemene
vergadering in bijzonder de bijzondere algemene vergadering met betrekking tot art. 556 W. Venn. Die was
geschreven voor genoteerde vennootschappen, maar was uitgebreid tot alle naamloze vennootschappen dat
te zwaar was en heeft herleid naar enkel geldende genoteerde vennootschap.

- (Te) weinig gebruikte vennootschapsvormen of -varianten:
o bv: gewone bvba of de s-bvba – die had een verminderd kapitaal nodig om de vennootschap op te richten.
Alle bepalingen waren van toepassing behalve bepaalde bepalingen zoals het kapitaalplicht. Maar dit is
nooit een groot succes geweest.
o bv: ESV = economisch samenwerkingsverband – was een soort BE vennootschapsvorm naar aanleiding van
de invoering van de Europese economische samenwerkingsverband. Was weinig voorkomtend.
o bv: LV = landbouwvennootschap - Dit is een afzonderlijke vennootschap die een zogenaamd burgerlijk
karakter had. Opnieuw een vennootschapsvorm dat allesbehalve een succes te noemen was en vroeg men
zich af of we dit niet moesten afschaffen.
- Vennootschapsrecht overregulering: er was een te grote reguleringsdrang. Dat had te maken met het feit dat
de BE wetgever de ‘beste leerling’ wou zijn binnen de EU. Ze hadden de neiging om de bepalingen die door
Europa waren voorgeschreven voor grote vennootschappen (zoals NV’s) om die ook toe te passen op de
BVBA. Zo hebben ze bijvoorbeeld beslist om de strenge kapitaalsregels toe te passen voor BVBA’s. Het
resultaat was dan dat de BVBA gebukt ging door bepalingen die geconcipieerd waren voor grote
ondernemingen zoals NV’s.

,- Te onoverzichtelijk: we spraken van een vennootschapsrecht met 4 verschillende snelheden. De gewone NV,
NV die een publiek beroep doen of hebben gedaan op het spaarwezen (de genoteerde en aandeel
genoteerde vennootschappen) en de besloten vennootschappen. Binnen elk van die 4 categorieën had je
andere regels die daarop van toepassing waren. Dit was zeer onoverzichtelijk. Waarbij ze zich de vraag stelde
of je niet gewoon naar de genoteerde en niet genoteerde vennootschappen moeten verkrijgen.
- Te stroef: voorbeeld hiervan is “ad nutum afzetbaarheid bestuurders in NV”. Bestuurders in de NV konden op
elk moment ontslagen worden zonder opzegvergoeding, opzegtermijn en zonder reden. Dat was een bepaling
die fundamenteel was binnen ons recht – het was zelfs van openbare orde. Het bood hierdoor weinig
flexibiliteit. Het was onmogelijk om een bepaalde vorm van ontslagrecht te bieden. En dan kon je vanaf een
bepaald moment in de statuten uitzonderingen daarop maken.
- Te complex: zoals bijvoorbeeld de regeling voor aandelen zonder stemrecht
- Het vennootschapsrecht was onsamenhangend (“aanbouwwetgeving”).

Hoe was dat gekomen?
Het heeft te maken met het feit dat in België de NV en BVBA waren concurrentieel als organisatievormen van
onderneming (1). De regeling van de NV was oorspronkelijk bedoeld om vorm te geven aan grote
vennootschappen. Maar werd ook aangewend door kleine onderneming.

DUS: het onderscheid tussen die twee speelden niet in onze recht. Heel wat NV’s zijn opgericht geworden voor
kleine ondernemingen hoewel BVBA’s meer geschikt waren hiervoor. De regels waren bijgevolg niet van dien aard
dat je voor een bepaalde vennootschapsvorm moest kiezen naargelang de grote van de onderneming.

Er waren heel veel NV’s in België. In NL daarentegen zijn er maar 5000 NV’s op 600 000 BV’s. Omdat NV’s daar de
vorm zijn van grote ondernemingen. Hier in België niet, de NV was een concurrentiele vorm van de BVBA en
omgekeerd.

Er waren op Europees vlak richtlijnen die bedoeld waren voor grote ondernemingen (zoals NV). Maar omdat in
ons vennootschapsrecht het onderscheid tussen NV’s en BVBA’s niet strikt werd gehanteerd wou de wetgever
ervoor zorgen dat de strengere Europese regels die van toepassing zijn op NV’s ook van toepassing zijn op BVBA’s.
De wetgever vreesden er namelijk voor dat als ze dat niet zouden doen dat ze dan van de NV’s naar de BVBA’s
zouden overschakelen om te ontsnappen aan het Europees recht.

Dus de Belgische wetgever heeft het Europees vennootschapsrecht uitgebreid naar de BVBA en deels ook de
CVBA (2). Het kapitaalsrecht van de EU had België dat eerst niet uitgebreid naar de CVBA  uiteindelijk hadden
BVBA’s zich omgezet naar CVBA’s omdat die regels daar niet van toepassing waren. Dus hadden ze die regels
uiteindelijk uitgebreid naar de CVBA.

De richtlijnen gaven de manier waarop lidstaten ze konden gaan implementeren. Heel vaak koos België dan ook
voor de strengere regels. Men deed aan “goldplating”: voor alle vennootschapsvormen de Europese regels
toepassen en de strengste regels.

Dit was anders bij Nederland en VK. Er was geen reden voor hen om die regels toe te passen op de kleinere
ondernemingen, die met andere woorden dus soepeler georganiseerd worden. Zij hebben geen drang om die
onderlinge concurrentie tussen de verschillende vennootschapsvormen te vermijden. Dit had ook te maken met

,het feit dat het onderscheid tussen die grote ondernemingen en kleine ondernemingen veel duidelijker was.
Gevolg was dat er in België zware vennootschapsrecht was met strenge regels.

Er rees kritiek, niet enkel in België, maar ook in andere Europese lidstaten. Waardoor er pogingen werden
gemaakt om het vennootschapsrecht te gaan versoepelen. In België is men gekomen met de S-BVBA. Dit had als
bedoeling de BVBA vennootschapsvorm laagdrempeliger te maken. Maar de andere strenge vormen bleven nog
bestaan waardoor die pogingen tot versoepeling deels mislukt waren (3).

Proliferatie van vennootschapsvormen- en varianten met (heel) beperkt succes (4). We hadden de neiging om
telkens bij nood te ledigen door een nieuwe vennootschapsvorm of variant in het leven te roepen waardoor er
heel veel verschillende vormen en varianten er waren.

Er waren eerdere poging tot fundamentele hervorming eveneens mislukt (5). In 1954 – was er een commissie in
het leven geroepen met als doel het vennootschapsrecht fundamenteel te gaan hervormen. Die pogingen hebben
aanleiding gegeven tot een volledig nieuw vennootschapsrecht gekend als het Groot Ontwerp (1978). Die tekst is
nooit wet geworden. Omdat het Groot Ontwerp niet afgestemd was op die Europese regels van het
vennootschapsrecht die geleidelijk aan tot stand waren gekomen.

Er zijn ten slotte talloze wijzigingen geweest die niet steeds even doordacht waren (bv- de S-BVBA).

Waarom moet ons vennootschapsrecht aantrekkelijk zijn?
Dat heeft ten eerste te maken met volgende evolutie: Top down-harmonisatie heeft plaats gemaakt voor bottom-
up
EU was ambitieus geweest m.b.t. het vennootschapsrecht. EU had een volledig statuut uitgewerkt. Maar hierbij
hadden ze opgemerkt dat er tussen de verschillende staten verschillen waren naar hoe ze hun vennootschappen
organiseren en sturen. Er waren grote verschil tussen het VK en Nederland:

De EU wil de regels gaan harmoniseren om zo de vrijheden te waarborgen. EU heeft diverse richtlijnen in het
leven geroepen (tot midden jaren 80 wanneer er bij de lidstaten een zekere reguleringsmoeheid ontstaat bv-
bestuur v/d vennootschappen te reguleren waardoor er discussie ontstond tussen de verschillende modellen.
Men geraakte daar niet uit waardoor dat voorstel nooit richtlijn is geworden. Na aantal succesvolle harmonisatie
is er moeheid gekomen dat EU niet zozeer meer aan richtlijnen en verordeningen harmonisatie kon doen.

Ondertussen was er een andere beweging aan het ontstaan. Dit kwam vanuit de praktijk. Dit is de bottom-up
harmonisatie. Die is mede aangemoedigd geworden door het HvJ. Die zich bijzonder liberaal opstelde ten aanzien
van de mobiliteit van vennootschappen

Hierdoor ontstaat er een soort drang om binnen de lidstaten niet zelf streng te zijn en te gaan versoepelen. Er
ontstaat een soort competitie tussen de lidstaten naar het opmaken van een aantrekkelijker en soepeler
vennootschapsrecht. Zowel naar de onderdanen en als naar de buitenlandse ondernemers toe.

In die context had België een verzwakte positie in die competitie. Omdat Belgisch vennootschapsrecht algemeen
beschouwd werd als te zwaar en verouderd is slecht. We waren geen partij in de competitie tussen de
verschillende lidstaten. Hoe kunnen we aantrekkelijk zijn met een overgereguleerd vennootschapsrecht. Daarom
was het tijd om het te gaan veranderen.

, Ten tweede is het vennootschapsrecht een factor voor buitenlandse ondernemers om te gaan kijken waar ze zich
willen vestigen. Als men dan naar België keek kwam er een soortvan “rood” kruisje te staan in België om zich daar
te vestigen door het zware vennootschapsrecht.

Daarnaast steeg het aantal buitenlandse vennootschappen die in België actief waren.

Harmonisatie doet bottum-up ontstaan aangezien landen naar elkaar kijken bij het maken van
vennootschapsrecht. Dingen die succesvol zijn in het ene land worden gekopieerd in het andere land.
Europa heeft geprobeerd om via aantal initiatieven een zekere vereenvoudiging te doen onder andere via de SPE
(regelgeving voor KMO’s) of de SUP (regeling voor vennootschappen die eenhoofdig waren). Die initiatieven zijn
er niet gekomen. Ook vanuit Europa moesten we niet zoveel verwachten.

Daarom was het nodig om het BE vennootschapsrecht te vereenvoudigen, soepeler en aantrekkelijker te maken
zodanig dat we een redelijke kans hebben in de regelgevende competitie die tot stand is gekomen. BE
vennootschappen hebben recht op een competitief vennootschapsrecht.

 Men vergelijkt dit soms met wat er in de VS is gebeurd. Elke staat heeft zijn eigen vennootschapsrecht.
Federaal heb je het financielrechtelijke inslag. Het eigenlijke vennootschapsrecht zoals wij over handelen – dat
soort vennootschapsrecht als organisatierecht is geregeld door de staten zijn. Er bestaat hier jaren competitie in
het aantrekken van ondernemingen om daar hun vennootschappen op te richten. Is al jaren gewonnen door een
van de kleinste staten – de state of Delaware.

bv: Centros arrest (=in Centros) = om aan de strenge regels te ontsnappen had men een Engelse limited opgericht
om dan vervolgens met die Engelse limited naar Denemarken te komen en dan stuiten op de Deense
administratie die het Engelse limited niet wou erkennen omdat die de strenge regels wou ontwijken. HvJ zegt dat
dit geen enkel probleem is en dat je dat degelijk kon doen. Zo heeft men via het HvJ toelaten om een
vennootschapsvorm opgericht in een lidstaat kan brengen naar een andere lidstaat.

Er was dus een dubbele insteek:
- Aan de ene kant moeten we ons vennootschapsrecht moderniseren en aantrekkelijker maken voor onze
eigen ondernemers zodat bze niet met buitenlandse rechtsvormen gaan werken = verplicht om aan onze
Belgische ondernemers een goed vennootschapsrecht aan te bieden dat hun onderneming goed ondersteunt,
zodat ze niet in de verleiding komen om naar het buitenland te trekken en een buitenlandse rechtsvorm voor
hun onderneming te kiezen
- Hiernaast kunnen we buitenlandse ondernemingen warm maken om hun onderneming een BE rechtsvorm te
geven = als Belgen wat ambitie te tonen om zo ervoor te zorgen buitenlandse ondernemers warm maken om
voor hun onderneming een Belgische rechtsvorm te kiezen




DE REMEDIE VAN PROFESSOR GEENS
Naar aanleiding van emeritaat prof. Nelissen-Grade in 2010 pleit Koen Geens voor een nieuw wetboek
vennootschappen van verenigingen dat ‘lean & mean, fit & proper’ is. Waarbij je vennootschappen en
verenigingen in een wetboek wou brengen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zocaron. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.16. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.16  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added