TOE: Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek
All documents for this subject (50)
Seller
Follow
bohoekert1
Content preview
TOE
Correlational research meeting 1: surveys
Correlational data is everywhere.
Governmental statistics: data dat is verzameld door de overheid.
De hoeveelheid aan digitale data is in de afgelopen jaren exponentieel gegroeid. Je speaker, je
telefoon, je televisie bevatten allemaal data.
Er kan onderscheidt worden gemaakt tussen data dat toevallig wordt verzameld (AKA
organisch), of data dat ten opzet wordt verzameld (AKA ontworpen).
Designed → Administrative: ook correlationeel data (belastingdienst)
Correlationeel data: beschrijft de sociale realiteit, de relatie (causaal) en generaliseerd naar
de gehele populatie.
Als je spreekt over generalisatie dan zijn er verschillende inferentiële doelen:
1. Beschrijven: hoeveel mensen willen meedoen aan de verkiezingen?
2. Causaal verband
3. Voorspellen: hoeveel procent van de bevolking zal op hen stemmen.
Verschillende manieren om een vragenlijst af te nemen:
1. Face-to-face (CAPI) → dit is persoonlijk.
2. De post
3. De telefoon (CATI)
4. Het internet
5. Mixed-mode
Als onderzoeker moet je echt goed nadenken over welke manier van vragenlijst het beste
gebruikt kan worden binnen jouw onderzoek. Er zijn namelijk verschillende dingen die
invloed hebben op de respondenten.
- Effect van de interviewer op de respondent.
- Wel/geen interactie met de respondent.
- Privacy over gevoelige vragen (face-to-face is nu minder handig).
,Mixed modes: zowel via de post als via de telefoon survey ’s afnemen. Je krijgt eerst een
brief in de post en vult daarna online de survey in.
Mixed-device: er wordt zowel gebruik gemaakt van de computer als de telefoon.
Panel surveys: sommige mensen zijn 10 jaar lang bezig met verschillende vragenlijsten
invullen.
Voordeel: je kan zien hoe dingen zich ontwikkelen over de tijd. Hierdoor kunnen
onderzoekers ook naar cohort effecten kijken. Cohort effecten: verschillen tussen de groepen
(cohort van 1980 en cohort in 2000).
Nadelen: attritie (attrition), er zijn ook mensen die na een bepaalde tijd afhaken door
verhuizen, overlijden etc.
▪ Learning effect: als je elk jaar dezelfde vragenlijst in moet
vullen, dan ga je op een gegeven moment dingen uit je
hoofd leren. De vraag hierbij is of dit antwoord wel het
juiste antwoord is voor die situatie. Oplossing hiervoor is:
het ene jaar de vragenlijst per post opsturen en het jaar erna
per telefoon. Verschillende afneem mogelijkheden zorgen
ervoor dat het leer effect afneemt.
, Er zijn 12 items (totaal eigenlijk
25). Hierbij wordt erbij gebruik
gemaakt van een Likert schaal
(helemaal niet/helemaal nooit,
nooit/constant).
Hoe kom je bij een vragenlijst
uiteindelijk aan een variabele?
→ Je gaat de antwoorden coderen (nummers en getallen toekennen).
Ordinaal meetniveau: hoe hoger het getal, hoe meer het getal van toepassing is. Er is
verschil in categorie.
Item score: ordinaal van meetniveau 0 = helemaal niet, 1 = een beetje, 2 = best veel, 3 = veel.
Een hogere score moet meer van het theoretische begrip aangeven → meer PTSS.
Het creëren van een variabele: alle items bij elkaar opgeteld.
Probleem met somscores: als een non respons is/item non respons, dan kan je geen somscores
uit te rekenen.
Oplossing 1: een gemiddelde score uit rekenen als een paar vragen ontbreken.
Oplossing 2: gewogen gemiddelde gebruiken van de item scores.
Lage score zou moeten aangeven → veel PTSS. Een lagere score zou moeten
aangeven → weinig PTSS.
Je moet kijken of sommige vragen in de vragenlijst niet omgedraaid moeten
worden in de score, dit noem je een omscore.
‘Als je je verbonden voelt met andere’ dan heb je juist weinig PTSS bij een
hoge score. Deze uitkomsten moet je dus juist andersom coderen. Dit moet dus
worden gecodeerd als 4 – 3 – 2 – 1 in plaats van 1- 2 – 3 – 4.
Waarom zouden er wat vragen andersom worden geformuleerd? → Straight lining wordt
hierbij voorkomen. Als mensen zien dat als ze steeds zien dat hetzelfde bolletje wordt
ingevuld, dan zouden deze mensen omdat ze geen zin hebben om de vragenlijst in te vullen
alle bolletjes hetzelfde in te vullen. Het andersom vragen zorgt voor alertheid en voor het
goed invullen van een vragenlijst.
Bij een schaalscore is er een minimum van 1. Dit betekent dat we alleen waarde hebben die
tussen de 1 en de 4 kunnen vallen. Het interval van de schaalscore is interval.
, Correlational research meeting 2: betrouwbaarheid & introductie regressie
Hoe weet je dat een meetinstrument een goed meetinstrument is?
Dit gaat over de validiteit en de betrouwbaarheid van zo’n meetinstrument.
Betrouwbaarheid: elke keer als we het meetinstrument gebruiken, dan verschillen de
verschillende metingen niet veel van elkaar. = consistentie
Valide: het meetinstrument meet wat het beoogt te meten. = juiste uitkomst.
Hoeveel stappen heb je genomen?
Soorten validiteit:
Gezichtsvaliditeit: ziet het meetinstrument er goed uit?
Inhoudsvaliditeit: meet het alle elementen van het construct?
Convergente validiteit: er is een correlatie met en ander meetinstrument voor hetzelfde
construct.
Divergente validiteit: er is geen correlatie met een meetinstrument dat iets anders meet.
Criterium validiteit: kan er een voorspelling van de uitkomst worden gedaan.
Correlatie (r tussen de -1 en +1) meet de sterkte en de richting bij een lineaire relatie.
Soorten betrouwbaarheid:
Test-hertest betrouwbaarheid: wanneer meting 1 en meting 2 met elkaar overeenkomen,
terwijl deze op verschillende momenten zijn gemeten.
Inter-rater: in hoeverre de uitkomst van vragenlijsten bij elkaar overeenkomen. Deze zijn bij
bijvoorbeeld 2 professionals afgenomen.
Interne betrouwbaarheid: in hoeverre de vragen binnen een vragenlijst met elkaar
samenhangen. Wanneer er agressie wordt gemeten, dan zal je verwachten dat iemand die
helemaal niet agressief is erg laag scoort. Er moet dus een patroon te vinden zijn tussen die
items bij zo’n vragenlijst.
▪ Cronbach’s Alpha = interne inconsistentie. Cronbach’s
Alpha kan je interpreteren als een soort correlatie binnen
alle items binnen de vragenlijst.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bohoekert1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.15. You're not tied to anything after your purchase.