Samenvatting van het boek Economie van de Managementwetenschappen van Sent en Arnold. Wordt gebruikt voor het eerste deel van de cursus Economie van de Managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit. Collegejaar . Bevat zowel aantekeningen van colleges als samenvatting van het boek.
Good: iets waar een individu door tevreden wordt gesteld.
Bad: iets waar een individu ontevreden van wordt.
Iets kan een goed zijn voor de ene persoon, maar een bad voor de andere, zoals bijvoorbeeld
sigaretten.
Het produceren van goods vraagt om bronnen of productiefactoren:
Land: alle natuurelementen, zoals water, mineralen, etc.
Arbeid: de fysieke en mentale talenten die mensen toevoegen aan het productieproces.
Kapitaal: goederen die gebruikt worden als inputs voor verdere productie, zoals computers.
Ondernemerschap: het talent van mensen om de productiefactoren te organiseren om goederen
te produceren.
Economics: de wetenschap naar hoe individuen omgaan met het feit dat onze behoeften groter zijn dan
de beschikbare bronnen (the science of scarcity). Vaak wordt gezegd dat iets alleen een wetenschap is
als er voorspellingen over de toekomst gedaan kunnen worden. Veel economen zeggen zelf dat ze niet
in staat zijn om voorspellingen te doen. Dit komt omdat teveel aspecten de economie beïnvloeden,
deze kunnen niet worden vastgelegd in modellen. Alleen als alles hetzelfde blijft en menselijk gedrag
ook, dan kunnen voorspellingen uitkomen. Tegenwoordig nadruk op psychologie in plaats van
wiskunde.
Het gedrag van individuen, bedrijven en overheden begrijpen en uitleggen
Helpen met het ontwerpen van instituties.
Helpt om economische fenomenen uit te leggen en beter te begrijpen in de toekomst.
Schaarste: de conditie waarin onze behoeften groter zijn dan de bronnen die beschikbaar zijn om de
behoeften te vervullen.
Mensen moeten keuzes maken.
Behoefte aan een rationing device (rantsoenering/ruilmiddel).
o First come, first serve
o Brute kracht
o (Politieke) macht
o Gedrag, gezondheid, leeftijd, gewicht
o Prijzen: alle producten worden op de meest efficiënte wijze aangeboden.
Leidt tot competitie.
Opportunity cost: het hoogst gewaardeerde alternatief wanneer een keuze is gemaakt. Hoe hoger de
opportunity cost is, hoe lager de kans is dat iets gedaan wordt. De waarde die iemand hecht aan de
tweede keuze min de kosten (nettowaarde) die hiervoor hadden moeten gemaakt.
Efficiëntie: situatie waarin de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale opbrengsten (maximale
winst). Iedereen is constant bezig met optimale keuzes te maken. Hiervoor gebruiken we de marginale
analyse:
Marginale opbrengsten: de opbrengsten van één extra product of activiteit.
Marginale kosten: de kosten van een extra product of activiteit.
Decisions at the margin: beslissingen die mensen maken door de marginale opbrengsten te
vergelijken met de marginale kosten onder een bepaalde omstandigheid.
Incentive (stimulans): iets dat een persoon aanmoedigt of motiveert om actie te ondernemen.
Incentives leiden tot goed gedrag of het voorkomen van ongewenst gedrag. Soms bereikt een prikkel
het tegenovergestelde van gehoopt (unintended consequences)
Ruil: het opgeven van een ding voor iets anders.
Ceteris paribus: onder gelijkblijvende omstandigheden. Hiermee kunnen verbanden tussen twee
variabelen vastgesteld worden.
, Theorie: een abstracte representatie van de echte wereld, met als doel de wereld beter te begrijpen. Een
theorie benadrukt alleen de variabelen waarvan de maker gelooft dat ze belangrijk zijn om iets uit te
leggen of te verklaren.
Abstractie: het focussen op een aantal variabelen om een gebeurtenis te verklaren of te voorspellen.
Economic categorieën:
Positive economics: het bestuderen van hoe de economische wereld in elkaar zit.
Normative economics: het bestuderen van hoe de economie in elkaar zou moeten zitten.
Microeconomics: de tak van de economie die zich richt op menselijk gedrag en keuzes op
relatief klein niveau, zoals de individu, een bedrijf of een markt.
Macroeconomics: de tak van de economie die zich richt op menselijk gedrag en keuzes op
samengevoegde, grote markten of de gehele economie.
EM Hoofdstuk 2
Production possibilities frontier (PPF): de mogelijke combinaties van twee goederen die
geproduceerd kunnen worden in een bepaalde periode onder een bepaalde staat van technologie en
volledig ingezette arbeidskrachten. De kosten van het ene product in termen van het andere product
(opofferingskosten).
Lineaire PPF: constante opportunity costs.
Bowed-outward PPF: toenemende opportunity costs.
Voor de meeste producten nemen de opportunity kosten toe als er meer van wordt geproduceerd (law
of increasing opportunity costs). Wat kunnen we maximaal produceren gegeven alle regels in de
samenleving (fysieke PPF en institutionele PPF).
Economische concepten in een PPF framewerk:
Schaarste: wordt aangeduid door de lijn van de PPF, daarbinnen is het bereikbare gedeelte met
keuzes, wat daarbuiten valt is het onbereikbare gedeelte.
Product efficiëntie: wanneer de maximum output wordt gerealiseerd met de beschikbare
technologie en bronnen. Een organisatie is product inefficiënt als het minder dan de maximale
output realiseert met de beschikbare bronnen. Alle punten op de PPF zijn efficiënt, die
daaronder inefficiënt.
Ongebruikte bronnen: als er inefficiënt wordt gewerkt (onder de lijn) is er sprake van
onaangewende bronnen.
Economische groei: wordt geïllustreerd door een verschuiving van de PPF. Kan plaatsvinden
door betere kwaliteit van bronnen of betere technologie.
Absolute voordelen en comparatieve voordelen.
Absolute voordelen: een bedrijf, land, persoon moet zich specialiseren in de productie van het
goed waar het beter in is dan het andere bedrijf, land, etc. Probleem: niet iedereen is beter in
iets dan een ander.
Comparatief voordeel: een bedrijf, land, persoon moet zich specialiseren in de productie van
een goed waar het de laagste opofferingskosten voor heeft (relatief)
Door specialisatie en ruil kan iemand er beter op worden dan in eerste instantie bij absolutie voordelen
zijn PPF was. Iedereen moet dan dat product produceren waar hij of zij een comparatief voordeel
heeft. De prijs van de ruil moet ergens tussen de opofferingskosten liggen van beide landen of
bedrijven. Handel of ruil vindt alleen plaats als beide partijen denken dat ze er voordeel uithalen.
Handel en specialisatie is altijd voordelig. Dit is omdat iedere persoon, bedrijf en land ergens een
comparatief voordeel in heeft. Iedereen specialiseert zich in datgene waar het een comparatief
voordeel heeft, waardoor de productiviteit stijgt.
Waarom geen vrije handel?
Leidt altijd tot winnaars en verliezers (comparatief voordeel gaat erop vooruit).
Losers zijn zichtbaar, de winnaars zijn alle andere
Ontwikkelde landen specialiseren zich in segmenten waar hoogopgeleiden nodig zijn.
Sentiment (foreigner/domestic bias): externe factoren krijgen de schuld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romywillems. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.