Samenvatting Recht voor de sociale professional Puck te Riele, B5, jaar 2, 2023-2024
H1
H1 Inleiding in het recht
1.1 Wat is recht en wat is het doel van het recht?
Recht = verzamelnaam voor alle overheidsregels in onze samenleving.
Bijvoorbeeld:
Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de
vierde categorie.
= een wettelijke regel uit het Wetboek van Strafrecht die door de overheid is gemaakt en waar
iedereen zich aan moet houden. Zo niet, zal de rechter hier een oordeel over vellen.
Of
In het verzorgingshuis zijn huisdieren niet toegestaan.
= een regel gemaakt door het verzorgingshuis, als je je daar niet aan houdt reageert het
verzorgingshuis hierop.
Het tweeledig doel van recht:
1. Het recht ordent het menselijk gedrag door het stellen van regels.
2. Het recht zorgt ervoor dat er bij conflicten een rechtvaardige oplossing komt.
1.2 Rechtsbronnen
Er zijn 4 rechtsbronnen (plaatsen) waar we recht kunnen vinden:
1. De wet
2. Jurisprudentie
3. Gewoonte
4. Het internationaal verdrag
De wet: de belangrijkste vindplaats.
Bevat rechtsregels vastgesteld door de overheid. De regels staan bijvoorbeeld in: het Burgerlijk
Wetboek, het Wetboek van Strafrecht, de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet.
Wetten ook op: www.wetten.overheid.nl.
Jurisprudentie: een tweede vindplaats. Dit zijn uitspraken van rechters. Als er voor het beslissen van
de uitspraak van de rechter geen duidelijke wettelijke regel is of als de wettelijke regel ontbreekt, legt
de rechter de onduidelijke regel uit of formuleert hij zelfstandig een nieuwe regel. Als deze regels
later nog een keer gebruikt worden, is er sprake van jurisprudentie en deze regel heeft dan dezelfde
rechtskracht als het wettelijk recht. allemaal uniek nummer, zodat ze makkelijk terug te vinden
zijn. Een ECLI-code (de European Case Law Identifier).
www.rechtspraak.nl
Gewoonte: een andere rechtsbron. Gewoonte speelt ook een rol, wel steeds kleiner.
In veel sectoren van het bedrijfsleven zijn allerlei gewoontes die niet wettelijk vaststaan maar wel als
regels moeten worden beschouwd. Het moet wel een gewoonte zijn die vaststaat.
Eén van de bekendste gewoontes is: handjeklap op de veemarkt, een koop is pas gesloten als de
koper en verkoper elkaar driemaal in de hadden heeft geslagen; ‘Eenmaal, andermaal… verkocht!’.
Internationaal verdrag: de vierde en laatste rechtsbron. Worden steeds belangrijker voor het
Nederlandse recht. Afspraken tussen twee of meer staten die op schrift zijn gesteld en gelden in de
staten die deelnemen aan het verdrag.
Voorbeelden van verdragen met NL: verdrag over de Europese Unie en het Internationaal Verdrag
inzake de Rechten van het Kind, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van de Verenigde Naties.
,1.3 Rechtsgebieden
Het recht is onderverdeeld in het publiekrecht en het privaatrecht, om de vele rechtsregels
overzichtelijk te houden.
Het publiekrecht: regels voor de juridische verhouding tussen burgers (natuurlijke personen en/of
bedrijven) en overheid. Omvat rechtsgebieden: staatsrecht, strafrecht en bestuursrecht.
Het privaatrecht (burgerlijk of civiel recht): regels voor de rechtsrelaties tussen burgers onderling.
Ook heb je nog het internationaal recht: regels voor de verhouding tussen staten onderling.
Het staatsrecht: hierin wordt de organisatie van de staat beschreven. Regels over de bevoegdheden
van verschillende overheidsorganen.
Bijvoorbeeld: de taken en bevoegdheden van de gemeenteraad of de positie van de Koning.
Belangrijkste wet van het staatsrecht is; de Grondwet.
Andere belangrijke wetten: de Provinciewet, de Gemeentewet en de Politiewet.
Grondwet: begint met grondrechten, rechten die burgers hebben ten opzichte van de overheid.
Organieke wetten: een wet die een uitwerking bevat van een bepaald onderwerp met nadere regels.
Bijvoorbeeld: de Rijkswet op het Nederlanderschap (op grond van artikel 2 lid 1 Grondwet), de
Algemene wet bestuursrecht (artikel 107 lid 2 Grondwet) en de Ambtenarenwet (artikel 109
Grondwet).
Staat: een staat heeft 3 kenmerken:
1. Een staat heeft een grondgebied;
2. Er zijn inwoners;
3. Er is een regering die het gezag uitoefent.
De democratie en rechtsstaat: NL is een democratie en een rechtsstaat.
Democratie heeft 3 kenmerken:
1. Vrije verkiezingen;
2. Een parlementair stelsel;
3. Respect voor de grondrechten.
Vrije verkiezingen: In NL hebben de burgers met kiesrecht de bevoegdheid om de
vertegenwoordigers van de belangrijkste staatsorganen te kiezen.
Bijvoorbeeld: de leden van de Tweede Kamer, de Gemeenteraad, de Provinciale Staten en via
getrapte verkiezingen ook de Eerste Kamer.
Parlementair stelsel: gaat om de betrekking tussen de regering en het parlement.
Vertrouwensbeginsel; om te kunnen regeren heeft de regering steun van het parlement nodig.
Als de kamer geen vertrouwen meer heeft in een bewindspersoon of in het kabinet, spreekt de
Kamer ene motie van wantrouwen uit, dan wordt de betreffende bewindspersoon op het kabinet
naar huis gestuurd. Volksvertegenwoordiging heeft dus uiteindelijk de hoogste macht.
Grondrechten: de meest fundamentele rechten van de burger worden gevormd door grondrechten.
Hierdoor wordt de macht van de overheid beperkt ter wille van de menselijke vrijheid en
waardigheid. Hoofdstuk 1 van de Grondwet. Het zijn 23 grondrechten.
Het zijn fundamentele rechten van de mens, bijvoorbeeld: het discriminatieverbod, het recht op een
eerlijk proces, op eerbieding van en bescherming van de persoonlijke levenssfeer, op
onaantastbaarheid van het menselijk lichaam en recht op sociale voorzieningen.
Grondrechten zijn onderverdeeld in klassieke en sociale grondrechten.
,Op klassieke grondrechten mag de overheid geen inbreuk maken, tenzij de wet haar die bevoegdheid
geeft.
Bijvoorbeeld artikel 11 van de Grondwet; ‘Ieder heeft, behoudens of krachtens de wet te stellen
beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam’.
Sociale grondrechten leggen de overheid een bepaalde taak op.
Bijvoorbeeld artikel 22 van de Grondwet; ‘De overheid treft maatregelen ter bevordering van de
volksgezondheid’.
Meeste democratieën zijn een monarchie of een republiek. NL = monarchie, want er is sprake van
koningschap dat via erfopvolging wordt vervuld. Omdat de positie van de Koning in de Grondwet is
verankerd en daardoor begrensd is, is het een constitutionele monarchie.
NL is ook een rechtstaat. Zowel burgers als de overheid moeten zich aan de wet houden.
De rechter is onafhankelijk van de overheid, zodat hij in zijn uitspraken ook een negatief oordeel kan
geven over het optreden van de overheid, als een burger bijvoorbeeld naar de rechter is gestapt,
omdat diegene meent dat de overheid zich niet aan de wet houdt.
Soms kunnen grondrechten botsen. Bijvoorbeeld: Artikel 1 van de Grondwet; ‘Allen die zich in
Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst,
levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke
grond dan ook, is niet toegestaan’. En artikel 6 van de Grondwet; de vrijheid van godsdienst? Mag een
christelijke school bijvoorbeeld een homoseksuele leraar weigeren?
Er zijn ook mensenrechten, deze staan in internationale verdragen zoals het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van
Grondrechten van de Europese Unie.
Veel mensen denken dat het recht alleen maar om strafrecht gaat, dat is niet zo. Het Nederlandse
recht bevat veel geboden en verboden. Bijvoorbeeld: dat de koper op tijd de koopsom moet betalen,
maar dit zijn geen regels die tot het strafrecht behoren. De politie komt dit niet controleren.
In het strafrecht staan regels die de overheid belangrijk vindt voor de veiligheid van de burgers. Als
iemand deze overtreedt, wordt dit niet tussen de dader en het slachtoffer afgehandeld, maar wordt
het tussen de dader en de samenleving in als geheel afgehandeld.
(bijvoorbeeld) diefstal of mishandeling, dan raakt de politie erbij betrokken > probeert de verdachte
op te sporen > wordt voor de rechter berecht.
Het besturen van ons land is een echte overheidstaak. Het bestuursrecht speelt in veel zaken een rol.
Bijvoorbeeld: bij het toekennen van een werkloosheidsuitkering, het opleggen van een
belastingaanslag of het verlenen van een verblijfsvergunning.
De regels waaraan de overheid zich moet houden staan beschreven in de Algemene wet
bestuursrecht (Awb), waar de algemene regels over de gang van zaken in het bestuursrecht staan.
Ook regels over de procedures.
Voor de regels voor een bepaalde bestuurstaak moet in een speciale wet gezocht worden.
Bijvoorbeeld: de Vreemdelingenwet of de Werkloosheidswet.
Het burgerlijk recht geeft regels voor de rechtsverhouding tussen burgers (en bedrijven) onderling.
Het gaat om dagelijkse zaken. Bijvoorbeeld: kopen, trouwen, scheiden, werken, gezag over
minderjarige kinderen. De belangrijkste regels zijn te vinden in het Burgerlijk Wetboek (BW).
, Als de burgers onderling er zelf niet uitkomen, kunnen ze zelf bepalen of ze het bij de rechter
voorleggen.
Het laatste rechtsgebied is het internationaal recht. Voornamelijk in internationale verdragen
vastgelegd. Dit rechtsgebied wordt steeds belangrijker en heeft steeds meer invloed op ons nationaal
recht, door steeds toenemende internationale samenwerkingen.
Bekendste verdrag waarbij NL is aangesloten is het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Maar er zijn ook andere verdragen die voor ons van belang zijn. Bijvoorbeeld: het Europees Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
1.4 Andere indelingen
Het recht kan ook naar onderwerp ingedeeld worden. Op die manier ontstaan er specialismen.
Bijvoorbeeld: het jeugdrecht, het vreemdelingenrecht, het gezondheidsrecht en het arbeidsrecht.
Allerlei rechtsregels uit verschillende rechtsgebieden, die over hetzelfde onderwerp gaan, worden bij
elkaar gebracht.
Het recht kan ook ingedeeld worden in materieel en formeel recht.
Materieel recht: betreft de inhoud van de rechten en plichten.
Bijvoorbeeld: als we een boek gaan kopen, moet de koper de koopprijs betalen en moet de verkoper
het boek leveren.
Formeel recht (procesrecht): komt in beeld wanneer er moeilijkheden komen. Hierin staan de regels
die aangeven op welke wijze het proces gevoerd moet worden.
Bijvoorbeeld: de koper heeft wel de koopprijs betaald, maar de verkoper weigert het boek te leveren.
In het procesrecht staat hoe de koper de verkoper via de rechter alsnog tot levering van het boek kan
dwingen.
1.5 Verdeling van de overheidsmacht
Trias Politica (machtenscheiding): Wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht.
De wetgeving is in handen van de Eerste en de Tweede Kamer. De gemeente houdt zich bezig met de
bestuurstaak en de rechtspraak is in handen van onafhankelijke rechters.
Een wet bevat bijna altijd algemeen verbindende voorschriften. Dit wil zeggen dat deze voorschriften
in een onbepaald aantal gevallen voor een onbepaald aantal deelnemers gelden. Oftewel; de wet
geldt voor iedereen.
Een wet in materiële zin: als de wet een algemeen verbindend voorschrift inhoudt.
De belangrijkste wetten worden gemaakt door de regering en de Eerste en Tweede Kamer samen.
Deze wetten kunnen herkend worden door het woordje ‘wet’ in de naam. Bijvoorbeeld; het Burgerlijk
Wetboek of de Wet wapens en munitie.
De regering is de enige die bevoegd is om wetten te maken: de algemene maatregel van bestuur.
Verder is ook de minister bevoegd om wetten te maken: de ministeriële regeling.
Verder zijn ook lagere overheden, zoals provincies, gemeenten en waterschappen, bevoegd tot
wetgeving.
Deze algemeen verbindende voorschriften heten; verordeningen.
Een wet in formele zin: een wet die door samenwerking van de regering en Eerste en Tweede Kamer
tot stand is gekomen. zegt alleen iets over de herkomst van de wet, niet over de inhoud ervan.
Regering, Eerste en Tweede Kamer = de formele wetgever.
Aan het woordje ‘wet’ kan je zien dat de wet gemaakt is door de regering en de Eerste en Tweede
Kamer.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller puckteriele. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.