- Dia 1: De richtlijnen en termen ivm refractie en chirurgie kunnen verschillen
naargelang het continent.
- Dia 2: A. Gullstrand ontwikkelde een mathematisch oogmodel obv postmortem
metingen van de ogen met een latje.
De gemiddelde waarde obv het oogmodel komt overeen met het gemiddelde oog
in de bevolking en wilt zeggen dat er sprake is van emmetropie (= afwezigheid
van een refractie stoornis; het oog heeft geen correcties nodig).
- Dia 3: Transparante media zijn media waarbij geen reflectie of absorptie gebeurd.
Als 2 materialen dezelfde brekingsindex hebben, kan je deze materialen niet zien
en niet onderscheiden (zie diamantensmokkel).
Thv het oog heb je verschillende diopters:
o Lucht – cornea
o Cornea – voorste oogkamer vocht
o Voorste oogkamer vocht – lens
o Lens – glasvocht
- Dia 4: Zowel de cornea als de lens staan ervoor in om invallend licht te laten
afbreken, zodat het precies op de macula terecht komt. Om dit optimaal te
kunnen uitvoeren, moeten de lens en cornea perfect passen bij de lengte van het
oog. Dit gaat refractie definiëren.
De formule om de brekingskracht van het anterieur oppervlak van de cornea te
bepalen, en hoe deze het licht dus gaat afbreken is de volgende: (n’-n)/r . De
eenheid van deze waarde is dioptrie (= D).
De berekende brekingskracht van het voorste oppervlak van de cornea is hier
48,2 D.
- Dia 5: De brekingskracht van het achterste oppervlak van de cornea is ongeveer
6.2 D, dus de totale refractie capaciteit van de cornea kan men berekenen door
de brekingskracht van het achterste oppervlak af te trekken van de
brekingskracht van het voorste oppervlak.
De refractiecapaciteit van de cornea is 42 dioptrie, en die van de lens is 20
dioptrie. Omdat het verschil in brekingsindex tussen lucht en water groot is,
is het aandeel van de cornea in de totale refractie van het oog, ongeveer
dubbel zo groot dan dat van de lens.
De totale refractie capaciteit van de cornea min de totale refractie capaciteit van
de lens is maar 1/3 van de totale capaciteit.
Als de totale refractie capaciteit van het voorste oogsegment op 60-62 D ligt,
spreken we van een emmetroop oog.
- Dia 6: Mesopie is het vermogen van de ogen om zich aan te passen aan
verschillende lichtsterktes. Dit gebeurt door het groter of kleiner worden van de
pupil afhankelijk van het omgevende licht. Zo zal de pupil groter worden als er
weinig licht is. Tegenwoordig is er in het verkeer ‘s nachts maar heel weinig licht,
, dus in deze omstandigheden bv zal de pupil nog groter worden om zoveel
mogelijk licht binnen te laten bij het schaarse licht.
Het gevolg van de groter wordende pupil is dat er meer licht kan invallen op de
lens, maar het oppervlak van de lens is een elips. Dit betekent dat hoe meer het
licht op de zijkant van de lens wordt afgebroken, hoe meer convergentie
afbreking van het licht er is. Zo ontstaan er dus meer en meer sferische aberraties
en dit lokt myopisaties uit. Hierbij zal het brandpunt van de perifere bundels in
het oog vallen vóór het brandpunt van de centrale bundels.
Een sferische aberratie is een hooggradige optische aberratie, gekarakteriseerd
door een overdreven focusering (positieve sferische aberratie) of onvoldoende
focusering (negatieve sferische aberratie) van de lichtstralen die gebroken
worden aan de rand van de pupil, tov de lichtstralen die gebroken worden in het
midden van de pupil. Dit resulteert in een vermindering van de kwaliteit van het
retinale beeld met verlies van contrast.
- Dia 7: Hoe groter de pupil, hoe meer licht er wordt afgebroken aan de periferie
van de cornea. Centraal loopt het licht bijna rechtdoor naar de macula, maar
in de periferie is er dus een veel grotere afbreking.
- Dia 8: Myopie of bijziendheid betekent dat mensen goed dichtbij kunnen zien,
en minder goed veraf omdat het brandpunt voor de retina valt (te lange oogas).
Als men jong is, kan de lens dit opvangen en compenseren (1,5D tot 2D vooral).
Op het einde van de dag zal men dan wel vermoeide ogen hebben, als men veel
veraf heeft moet kijken of veel teksten heeft moeten lezen.
Het licht zal perfect op de macula vallen als de brekingskracht van de cornea 42 D
bedraagt, van de lens 20 D en de oogbol 23,7 mm lang is (= perfecte emmetropie).
Er zal nog steeds sprake zijn van emmetropie bij een brede waaier van andere
oogaslengten, namelijk tussen 21,5 mm en 25,5 mm.
Als er (grote) wijzigingen zijn in deze maten, zoals bv een bollere of plattere
curvatuur van de cornea, of een aangeboren lange of korte oogas, … , zal het licht
niet meer perfect op de macula vallen. Er is dan geen sprake meer van
emmetropie, maar dan zal men myoop (beeld valt voor de macula), of
hypermetroop (beeld valt achter de macula) zijn.
Hypermetropie of verziendheid komt voor bij mensen met een te korte oogas,
waarbij het beeld afgebroken wordt en achter de macula valt. Dit zal gebeuren bij
een oogas onder de 21 mm. Baby’s hebben een oogas van ongeveer 17 mm, en zal
dus tijdens zijn groei harmonisch steeds emmetroper worden (normaal).
Als het brilglas het oog ahw verkleint, is de persoon myoop, en als het brilglas het
oog ahw vergroot, is de persoon hypermetroop.
- Dia 9: Er ontstaan problemen met de sferische refractie wanneer de optische
kracht van het oog te groot of te klein is om het licht mooi op de retina te focussen
(myopie of hypermetropie). Er ontstaan problemen met de cilindrische
refractie wanneer de optische kracht van het oog te groot of te klein is thv 1
meridiaan, zoals wanneer de corneale curvatuur neigt naar een cilindrische vorm.
Zo kan een beeld bv wel scherp gefocust worden op de retina in het horizontale
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vvdgeneeskunde1993. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.