Hoofdstuk 2. Staat: object en subject, verschijningsvormen en belangrijkste kenmerken
1. Staat als object: staatsrecht
Met de term staatsrecht wordt gewoonlijk gedoeld op het recht dat ziet op inhoud en functioneren
van de instellingen van de staat; het omvat mede regels over bevoegdheden om regels te stellen en
besluiten te nemen. Grondwet is een geschreven document dat de belangrijkste regels van het
staatsrecht bevat. Ook wel constitutioneel recht.
Het staatsrecht kent uiteraard zoals ieder rechtsgebied zijn sub disciplines: daarbij valt allereerst te
denken aan het politieke staatsrecht: de regels van de bevoegdheden en taken van de politieke
organen: regering en Staten-Generaal. Verder is er het decentralisatierecht: het recht van de lagere
overheden (gemeenten, provincies, waterschappen). Een derde categorie is die van de grondrechten:
normen die het optreden van de staat aan banden leggen en reguleren.
Bestuursrecht (administratief recht) heeft een enger bereik doordat het primair ziet op de
bestuursbevoegdheid van de staat, te weten de bevoegdheid van de staat als de uitvoerder van
wetten (executieve functie). Het bestuursrecht heeft gemeen met staatsrecht dat het in dat verband
ook over bevoegdheden gaat, alsmede dat er sprake is van normering van bestuursbevoegdheden.
Eigenlijk is bestuursrecht dan ook een vertakking van het staatsrecht, zij het dermate uitgebreid en
belangrijk dat er ook sprake is van een aparte discipline, waarbinnen wederom specifieke
(sub)disciplines zijn ontwikkeld al naar gelang van de terreinen van overheidsbestuur: bijv.
Omgevingsrecht, onderwijsrecht, aanbestedingsrecht. Zo heb je Algemeen en bijzonder
bestuursrecht.
Ten slotte dient te worden onderscheiden het bestuursprocesrecht: de regeling van de (procedures
van) rechtsbescherming tegen de overheid.
In art. 107 lid 2 grondwet stelt de wet algemene regels van bestuursrecht vast: Awb.
Bijzonder bestuursrecht: materieel bestuursrecht op specifieke rechtsgebieden.
Frankrijk: aparte rechterlijke macht (hoogste instantie Conseil d’ Etat) is die bij uitsluiting bevoegd is
om over bestuursrechtelijke geschillen te oordelen, gewone rechter verboden.
VK: rechter wel bevoegd en past de common law instrumenten dan ook toe in bestuursrechtelijke
geschillen.
2. Staat als subject
Staats- en bestuursrecht betreffen de statelijke organisatie en het besturen door een staat in al zijn
onderdelen. Kenmerken van een staat:
- Er is sprake van een territoriale organisatie
- Die gezag over een op het grondgebied woonachtige bevolking uitoefent
- En daartoe over de middelen beschikt, zoals het geweldmonopolie
Nationale staat: dan wordt aan het op zichzelf neutrale criterium van een territorium toegevoegd dat
de personen onder het gezag en op het grondgebied van de staat gezamenlijk een zekere eenheid
vormen: een natie zijn.
De kwalificatie van staat heeft op het internationale vlak rechtsgevolgen, te weten de erkenning als
zodanig door andere staten en door de wereldgemeenschap. In dat verband bepaalt art. 4 van het
VN-Handvest dat de Algemene Vergadering beslist over het lidmaatschap van de Verenigde Naties
hetwelk openstaat voor alle vredelievende staten die de in het VN-Handvest vervatte verplichtingen
aanvaarden en die in staat en bereid zijn deze verplichtingen na te komen.
,Een staat kan slechts gebrekkig in staat zijn intern gezag uit te oefenen (burgeroorlog) en toch als
staat erkend zijn. Ook staat de kwaliteit van een staat los van de vraag naar de aanwezigheid van een
staat. Naast de erkenning van een staat als een staat, met alle internationaalrechtelijke rechten en
verplichtingen van dien, is er de vraag wie door de internationale gemeenschap erkend wordt als de
regering, dus als het legitieme gezag in die staat.
Het is niet zo dat ieder volk recht kan doen gelden op een ‘eigen’ staat. Weliswaar bepaalt art. 1 lid 1
IVBPR dat alle volken het zelfbeschikkingsrecht bezitten, maar dit recht wordt niet geacht te
betekenen dat ieder volk het recht op afscheiding dan wel op een onafhankelijke staat heeft.
De EU is formeel gezien geen staat, het is een internationale organisatie, opgericht bij verdragen (het
verdrag betreffende de Europese Unie VEU en het verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie VWEU) waarbij de soevereine lidstaten unaniem over gedragswijziging besluiten. Staatsvorming
is gekoppeld aan een eenheid van volk. Los van deze aspecten heeft de EU toch ook veel weg van een
federale staat: de verdragen zijn de constitutionele grondslag en normering: er zijn bevoegdheden
aan de Unie toegerekend; er is een grondrechtencatalogus; er worden wetgevende, bestuurlijke en
rechtsprekende taken uitgeoefend; er is een burgerschap van de EU en de EU kan besluiten nemen
die burgers binden; er wordt een buitenlands beleid gevoerd. Zij het dat het ook zo is dat sommige
Europese taken en bevoegdheden gezamenlijk door de lidstaten, maar in de context van de Europese
instituties moeten worden aangepakt.
3. Soevereiniteit
De staat oefent het gezag uit en heeft het geweldsmonopolie.
Aantal betekenissen van soevereiniteit
1. Aanduiding van waar in een staat het hoogste gezag ligt: welke autoriteit heeft uiteindelijk het
laatste woord. Nederland = Grondwetgever, VK = parlement.
2. Vanuit internationaalrechtelijk perspectief zijn staten soevereine staten andere staten noch de
wereldgemeenschap van staten zijn bevoegd om zich in te laten met interne aangelegenheden
van het desbetreffende land.
3. Ziet op het pakket van bevoegdheden dat in het algemeen cruciaal gevonden wordt om te kunnen
spreken van soevereiniteit: geweldsmonopolie, defensie, buitenlandse betrekkingen e.d.
4. Filosofische of theoretische grondslag van de staat en het overheidsgezag. Er wordt vaak naar een
legitimatie voor de staat en haar gezag gezocht aan wie ontleent de staat haar gezag.
Amerikaanse + Franse Gw = volk. NL = hoogste juridische gezag is de Gw gever.
Vanuit internationaalrechtelijk perspectief zijn staten ‘soevereine’ staten; daarmee wordt bedoeld dat
andere staten noch de wereldgemeenschap van staten bevoegd zijn om zich in te laten met interne
aangelegenheden van het desbetreffende land.
Ook is een staat bevoegd om op het internationale vlak rechtshandelingen te verrichten: verdragen te
sluiten, bij te dragen aan de vorming van gewoonterecht, internationale organisaties op te richten. In
die activiteiten is tevens een reductie van de eigen soevereiniteit te vinden. Een aantal van die
internationale rechtsnormen betreffen namelijk het handelen door staten (rechten van de mens) en
beperkten aldus de soevereiniteit. Ook als een internationale organisatie wordt opgericht waaraan
supranationale bevoegdheden worden toegekend (art. 92 Gw).
De internationale soevereiniteit van staten spreekt ook uit het geweldverbod zoals dat is neergelegd
in art.2 lid 4 van het VN-Handvest: ‘In hun internationale betrekkingen onthouden alle leden zich van
bedreiging met of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke
onafhankelijkheid van een staat…’
,Het begrip soevereiniteit in relatie tot een staat kan dus verschillende betekenissen hebben:
1. Om aan te geven dat andere staten zich niet in interne aangelegenheden mogen mengen;
2. Om aan te duiden wie de constituante is van het statelijke gezag;
3. Om te expliciteren welk orgaan binnen de staat de hoogste bevoegdheid toekomt.
Naar analogie kan gezegd worden dat de lidstaten van de EU gezamenlijk de constituerende macht
zijn, zij zijn als het ware de EU-grondwetgever.
4. Constitutie, Grondwet en Staatsrecht
a) Constitutie en grondwet
Alle staten hebben een constitutie en de meeste hebben een grondwet. Onder een constitutie
verstaan we het geheel van regels en beginselen dat een staat constitueert en ordent. Een grondwet
is het document waarin de meest belangrijke regels over de staatsorganisatie en de verhouding
tussen staat en burgers zijn neergelegd. Een staat kan kortom niet zonder constitutie maar wel zonder
geschreven Grondwet, voorbeeld = VK.
In het geval van staten met een geschreven grondwet wordt onderscheiden tussen een flexibele en
rigide grondwet. Van een rigide grondwet is sprake als wijziging van de grondwet aan specifieke
waarborgen is onderworpen en dus veel moeilijker is dan het maken en wijzigen van gewone
wetgeving.
In VK het constitutionele recht is hoofdzakelijk gewoonterecht en wetgeving, dan is er sprake van een
flexibele constitutie: zij is juridisch relatief eenvoudig, te weten door middel van gewone wetgeving,
te veranderen.
In landen met geschreven Grondwet = veelal sprake van rigide Grondwet.
Frankrijk, Duitsland, VS en NL is voorzien in procedures met extra waarborgen. Voor NL behoeft een
grondwetswijziging aanvaarding in het parlement in twee lezingen, waarbij tussen beide lezingen een
verkiezing voor de TK moet hebben plaatsgevonden en het grondwetsvoorstel in tweede lezing een
twee derde meerderheid behoeft ziet op bescherming van minderheidsbelangen en waarborging
van grondwettelijke stabiliteit. De gedachte achter de twee lezingen is dat de kiezer zich over een
grondwetswijziging kan uitspreken.
Rigiditeit en flexibiliteit kunnen ook in materiële zin worden gedefinieerd. Een grondwet die moeilijk
langs formele weg te wijzigen is kan toch qua inhoud in toepassing en praktijk van interpretatie
veranderen. Hiervoor noemden we als voorbeeld van een rigide Grondwet de Amerikaanse: in
materiële zin is er echter wel enige flexibiliteit waar te nemen, omdat de rechtspraak van het
Amerikaanse Supreme Court met zich brengt dat de grondwetsinterpretatie is veranderd en
elementen in de Grondwet zijn gelezen die er niet expressis verbis uit voortvloeien: het voorbeeld in
dat verband, dat tevens de flexibiliteit mogelijk maakt is het rechterlijk toetsingsrecht dat het
Supreme Court in 1803 bij rechterlijke uitspraak vestigde.
De Nederlandse grondwet is niet alleen formeel rigide, maar ook in materiële zin, vooral ook door het
ontbreken van rechterlijk toetsingsrecht. Flexibiliteit is daarmee niet volledige afwezig, maar kan
slechts aanwezig zijn in het handelen en in de onderlinge verhoudingen van de politieke organen: in
dat verband kunnen machtsverhoudingen veranderen (parlementair dualisme versus monisme;
veranderingen in opvattingen over de vertrouwensregel en de reikwijdte van de ministeriële
verantwoordelijkheid bijvoorbeeld) waardoor de destijds vastgelegde verhoudingen zijn veranderd.
In de EU is van een echte grondwet geen sprake. De constituerende documenten: VEU en VWEU zijn
internationale verdragen waar soevereine staten partij bij zijn. Er is dus geen sprake van een eigen
soevereine organisatie die zichzelf een Grondwet geeft. Wel is er sprake van constitutie in de zin dat
er regels zijn die bevoegdheden en werkwijze van de EU en van de instellingen vastleggen. Die regels
zijn te vinden in de genoemde verdragen, alsmede in rechtspraak HvJ-EU.
Een document wordt pas waarlijk een grondwet in de authentieke betekenis van het woord als het
autonoom binnen de EU kan worden aanvaard en autonoom nadien kan worden gewijzigd.
, b) Staatsrecht
Het staatsrecht bestaat uit veelal geschreven regels, zoals de regel dat de TK-verkiezingen geschieden
op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging (art. 53 Gw), of ministeriële
verantwoordelijkheid (art. 42 Gw). Van een staatsrechtelijke regel is sprake als een gewoonte of
praktijk ook als rechtens juist en geboden wordt beschouwd door de actoren en algemeen wordt
erkend als essentiële staatsrechtelijke regel, en niet als een meer veranderlijke praktijk.
Belangrijk NL ongeschreven regel is de vertrouwensregel een regering /minister dient het
vertrouwen van de SG te hebben, dus vertrouwen zolang er geen tegendeel bewezen wordt. Moet
door parlementaire meerderheid (motie van wantrouwen).
De vertrouwensregel is niet afdwingbaar en niet gecodificeerd, het is ongeschreven gewoonterecht,
maar hoort wel bij het grondwettelijke bestel.
Een tweede ongeschreven staatsrechtelijke regel is dat de TK niet twee keer na elkaar wordt
ontbonden over dezelfde kwestie en dat dientengevolge na de eerste ontbinding de meerderheidswil
doorslaggevend is.
Er is geen (on)geschreven staatsrechtelijke regel dat de EK geen overwegingen van politieke
opportuniteit mag gebruiken bij stemming over wetsvoorstellen. Er lijkt wel een gebruik te zijn dat de
EK terughoudend is, maar niet dusdanig dat er een gewoonteregel is die als ongeschreven staatsrecht
kan worden aangewezen.
Een ander gebruik is dat na de verkiezingen de grootste fractie het voortouw gegund wordt bij de
formatie. Dat wordt mogelijk zelfs als goed gebruik gezien, maar er is geen ongeschreven regel van
staatsrecht, omdat de actoren die praktijk niet als rechtsplicht beschouwen noch als fundamentele
regel van staatsrecht.
5. Eenheidsstaten en (con)federale staten
Ten aanzien van staten wordt wel onderscheid gemaakt tussen eenheidsstaten en (con)federale
staten. Het uitgangspunt eenheidsstaat: het overheidsgezag bij de centrale staatsorganisatie; aan de
centrale staat komen alle bevoegdheden toe. Wel kan decentralisatie plaatsvinden:
gedecentraliseerde eenheidsstaat. In de mate waarin bevoegdheden en taken aan lagere lichamen
zijn toebedeeld kunnen overigens belangrijke verschillen tussen eenheidsstaten bestaan.
Het cruciale verschil tussen een eenheidsstaat en een federale staat is de garantie in de laatste
(grondwettelijke gegarandeerd) dat aan de deelentiteiten (deelstaten) eigen bevoegdheden
(wetgevend en uitvoerend) toekomen waar het centralen (federale) gezag geen inbreuk op mag
maken.
In een eenheidsstaat kunnen de centrale regering en wetgever formeel eenvoudiger taken en
bevoegdheden opleggen en ontnemen. Tussen federale staten kunnen grote verschillen bestaan in de
mate waarin bevoegdheden zijn toegekend aan de federale wetgever en regering.
Een verder cruciaal kenmerk van een federale staat is de noodzaak om een constitutionele arbiter te
hebben (rechter of speciaal grondwettelijk hof) dat geschillen kan beslechten inzake
competentieverschillen tussen centrale overheid en deelstaten. EU = hof van justitie.
Frankrijk, VK en Nederland worden gezien als een eenheidsstaat. NL = gedecentraliseerde
eenheidsstaat. Van een eenheidsstaat is sprake omdat de decentrale bevoegdheden zijn toegekend
door het centrale gezag en niet als zodanig toekomen aan de gedecentraliseerde lichamen, en omdat
de regering besluiten van die lichamen kan vernietigen wegens strijd met nationale regels en
besluiten. Er is sprake van decentralisatie omdat aan gedecentraliseerde lichamen, zoals gemeente en
provincies, substantiële eigen bevoegdheden zijn toegekend, waarbij op de uitoefening daarvan
slechts terughoudend toezicht wordt uitgeoefend.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonstiels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.