Anatomie H6
Functies beenderstelsel (beenderen van skelet en kraakbeen, botverbindingen, banden en
bindweefsels die stabiliseren/verbinden):
1. Ondersteuning: structurele ondersteuning gehele lichaam. Afzonderlijk zijn ze raamwerk voor
aanhechting zachte weefsels/organen.
2. Opslag: Calciumzouten zijn mineraalreserve —> handhaving conc calcium en fosfaat in
lichaamsvloeisto en. Ook zijn het energiereserves (vetten) in delen gevuld met geel beenmerg.
(collageen houd alles bij elkaar, zorgt ervoor dat bot niet bros wordt).
3. Vorming bloedcellen: In rode beenmerg (in holte botten). Bij volwassenen in platte botten.
4. Bescherming: ribben - hart/longen, schedel - hersenen, wervels - ruggenmerg, bekken -
spijsverterings- en voortplantingsorgaan.
5. Beweging: hefboom, wijzigt grote en richting krachten door spieren.
4 type beenderen:
❖ Lange beenderen: langer dan breed. Centrale schacht/diafyse die mergholte (met beenmerg)
omgeeft. Epifysen (uiteinden) bedekt met gewrichtskraakbeen en verbonden met botten. Groeit
op grens epifyse - diafyse. *beenderen van arm en dij.
❖ Korte beenderen: even lang als breed. *beenderen van pols en enkels.
❖ Platte beenderen: dun en breed. *ossa parietalia van schedel, ribben en schouderbladen.
❖ Onregelmatige beenderen: complexe vorm. *wervelkolom (en schedelbeenderen).
Beenweefsel: steunweefsel met gespecialiseerde cellen en matrix (extracellulaire eiwitvezels en
grondsubstantie). Structuur door afzetting calciumzouten in matrix. Gewicht door calciumfosfaat
(CA3(PO4)2) en collagene vezels/botcellen/andere celtypen.
❖ Compact beenweefsel: massief. Osteon/Systeem van Havers. In diafysen. Belasting komt uit
bepaald aantal richtingen.
❖ Spongieus beenweefsel: netwerk door lamellen die benige staafjes/schijfjes (botbalkjes/
trabecula) vormen gescheiden door holten. Geen osteonen. Licht waardoor skelet niet te zwaar
wordt en beenderen makkelijker bewogen door spieren. Geeft stevigheid en bescherming aan
cellen uit rode beenmerg. In epifysen en mergholte. Belasting vanuit uiteenlopende richtingen of
niet zo’n zware belasting.
Compacta en spongiosa bevatten osteocyten (botcellen) in kleine groepjes, lacunen (tussen
lamellen). Canaliculi (met cyto-plasma uitlopers van botcellen) lopen door matrix en vormen
onderlinge verbindingen van lacunen en verbinden deze met bloedvaten.
Di usie door extracellulaire vloeisto en en cytoplasma-uitlopers.
Doordat osteonen evenwijdig liggen aan lange as van schacht buigt bot niet door bij kracht vanaf
beide kanten. Breekt wel bij kleine kracht op zijkant.
3 primaire celtypen in beenweefsel:
❖ Osteocyten: Volwassen botcellen. Handhaven botstructuur door calciumzouten in botmatrix
rondom zichzelf te hergebruiken en door te helpen bij herstel.
❖ Osteoclasten: (afbreken) Reuze cellen met 50+ kernen. Geven zuren en enzymen af die
botmatrix oplossen en opgeslagen mineralen afgeven door osteolyse of resorptie. Regulering
calcium- en fosfaatconcentraties in lichaamsvloeisto en.
❖ Osteoblasten: Ossi catie, vorming nieuw beenweefsel. Vormen nieuwe botmatrix en
bevorderen afzetting calciumzouten in organische matrix. Als hij volledig omgeven raakt door
gecalci ceerde matrix di erentieert het tot botcel.
Verbening: verschillende weefseltypen (kraakbeen en ander bindweefsel) worden vervangen door
beenweefsel. Dan treed ook calci catie op. 2 soorten verbening:
❖ Intramembraneuze verbening: beenweefsel ontstaat binnen bladen/vliezen van bindweefsel.
Begint als osteoblasten zich binnen embryonaal/foetaal vezelig bindweefsel di erentieren
(Vanuit stamcellen in bindweefsel nadat organische onderdelen matrix, afgescheiden door
ff fi ff fi ff fi ff ff ff
, stamcellen, worden gecalci ceerd). Fibreus bindweefsel wordt omgevormd tot botweefsel dat
in eerste instantie op spongieus bot lijkt. Beginplaats heet beenkern verder raken ze soms
gevangen en worden dan botcellen. In diepere lagen lederhuid.
❖ Enchondrale verbening: bestaand kraakbeen wordt vervangen door beenweefsel. 5 stappen:
(Chondrocyten)
Buitenste opp bot bedekt met periosteum (buitenste beenvlies).
Pezen verbinden skeletspieren met beenderen. Ligamenten verbinden beenderen onderling.
Periost: isoleert bot van aangrenzende weefsels, biedt plaats aan verbinding met bloedvaten en
zenuwen, speelt een rol groei en herstel beenderen.
Endost: bestaat uit cellen en bekleed binnenste opp bot zoals spongieuze been van mergholte.
Actief bij botgroei en herstel/hermodellering.
In puberteit gaat vorming beenweefsel sneller dan groei epy sekraakbeen waardoor epy saire
kraakbeenschijven aan uiteinden volledig verdwijnen. Appositionele groei wanneer cellen van
periost zich ontwikkelen tot osteoblasten en additionele botmatrix vormen.
Mergholte groeit doordat binnenste opp afgebroken worden door osteoclasten wanneer nieuw
beenweefsel af wordt gezet aan buitenste opp schacht.
Vitamine D3 voor goede calciumstofwisseling. Rachitis als beenderen van kinderen zacht worden
en doorbuigen door vitamine D3 tekort, door minder calciumzouten krijg je dan O-benen. Vitamine
A en C voor normale groei en onderhoud beenderen. Tekort aan vitamine C leidt tot scheurbuik,
door vermindering activiteit osteoblasten worden beenderen zwak en broos.
Fracturen ingedeeld op uiterlijk, plaats en aard:
Naar uiterlijk ingedeeld (meestal vallen ze onder meerdere categorieën):
* Gesloten fracturen: volledig inwendig, huid blijft intact
* Open fracturen: botfragmenten steken door huid naar buiten, risico op infectie/ongeremde
bloedingen.
Naar plek ingedeeld:
* Pott-fractuur: bij enkel, beenderen van onderbeen.
* Colles-fractuur: breuk van distale gedeelte radius. Door strekken arm om val te breken.
Naar aard ingedeeld:
* Transversale/dwarse fracturen: schacht is loodrecht op zijn lengte as gebroken.
* Spiraalvormige fracturen: Door
draaiende krachten in lengterichting.
* Comminutieve/meervoudige fracturen:
gebied is versplinterd in veel kleine
fragmenten.
4 stappen genezingsproces:
fi fi fi
, Osteopenie: onvoldoende verbening.
Osteoporose: aandoening waarbij normale functioneren wordt belemmerd door te groot verlies
botmassa. Eerder bij vrouwen dan bij mannen door de menopauze waar oestrogeen verminderd
terwijl bij mannen productie androgenen langer doorgaat.
Elke botverbinding (articulaties) vormt een compromis tussen behoefte aan stevigheid en
stabiliteit en behoefte aan beweging. Ingedeeld op bouw (anatomie gewricht) of functie (mate van
beweging).
Op bouw: junctura brosa (verbinding van bindweefsel), kraakbeenverbinding (met bindweefsel)
en junctura synovialis (omgeven met vezelig weefsel en uiteinden bedekt met kraakbeen waardoor
direct contact beenderen niet kan).
Op functie:
- Synartrose: onbeweeglijk. Vezelig (naadverbinding/sutura, grijpen in elkaar en bijeengehouden
door dicht bindweefsel *schedel; en spijkergewricht/gomphosis, door band in benige uitstulping
gehecht *mond) of kraakbenig/synchondrose (*eerste ribben/sternum/epifysekraakbeen).
- Am artrose: zeer beperkte beweging. Vezelig (syndesmose, verbonden door band * bula-tibia)
en kraakbenig (symfyse, door brede schijf/kussen gescheiden van vezelig kraakbeen *wervels/
schaambeenderen).
- Diartose/synoviaal gewricht: vrije beweging. Omgeven door gewrichtskapsel met synoviaal
vlies/membraan en gewrichtsvloeistof dat wrijving verminderd. Geen onderling contact door
gewrichtskraakbeen (geen perichondrium en veel water in matrix). Vetkussentjes beschermen
en werken als verpakkingsmateriaal. Waar pees tegen weefsel wrijft ontstaat bursae (pakketjes
bindweefsel met gewrichtsvloeistof, verminderen wrijving en zijn schokdemper).
Reuma: pijn en stijfheid in beender/spierstelsel. Verschillende vormen:
*Artritis: reumatische aandoeningen van synoviale gewrichten. Gaat gepaard met beschadiging
gewrichtskraakbeen. Kan door bacteriële/virale infectie, beschadiging gewricht of van
stofwisselingsproblemen.
*Osteoartrose: degeneratieve gewrichtsaandoening. 60+. Door cumulatieve slijtage van
gewrichtsopp of genetische factoren met invloed op collageen vorming.
*Reumatoide artritis: ontstekingsziekte. Door aanval op weefsels van gewricht door
immuunstelsel door allergieën/bacteriën/virussen/genetische factoren.
Typen bewegingen:
- Glijbeweging: 2 tegenoverliggende oppervlakken glijden langs elkaar.
- Hoekbeweging: *Flexie (buigen in doro-ventrale vlak), Extensie (strekken, Hyperextensie),
Abductie (van mediaanlijn af in frontale vlak), Adductie (weer terug in anatomische positie),
Circumductie (*arm in lus bij bord schrijven, kegelvorm, zijn meerdere bewegingsvormen).
- Rotatie: draaien rond lengteas lichaam of van arm/been. Pronatie (vooroverkantelen; door enkel
voet naarbinnen) en Supinatie (achteroverkantelen; door enkel voet nar buiten).
- Inversie: Draaien voet —> voetzool naar binnen —> mediale rand voet omhoog. Terug: Eversie.
- Dorsi exie: buiging enkelgewricht, voet omhoog, enkel naar beneden. Terug: Plantaire exie:
enkelgewricht gestrekt en hiel omhoog.
- Oppositie: Beweging duim naar handpalm/vingertoppen —> pakken. Terug: Repositie.
- Protractie: Deel lichaam in horizontale vlak naar voren *kaak pakken onderlip/armen kruizen.
Terug: Retractie.
- Elevatie: structuur respectievelijk omhoog/omlaag bewogen. Mond openen. Terug: Depressie
(mond dicht).
- Latero exie: opzij bewegen wervelkolom.
Typen synoviale gewrichten (op basis van vorm):
- Glijdende gewrichten: vlakke/lichtgebogen opp die langs elkaar glijden. Beperkte beweging.
- Scharniergewrichten: laten hoekbeweging toe in enkel vlak.
- Draaigewrichten: laten rotatie toe.
- Condylair gewricht: ovaal gewrichtsvlak binnen uitstulping aan tegenovergestelde opp
genesteld.
- Zadelgewricht: gewrichtsvlakken die in elkaar passen. hol-bol. Hoekbeweging (met
circumductie) mogelijk, rotatie niet.
- Kogelgewricht: ronde kop in komvormige uitstulping. Alle bewegingen mogelijk.
fi flfl fi fi fl
, Van axis tot os sacrum scharnieren wervels op 2 manieren met elkaar: bij glijdende gewrichten
tussen bovenste en onderste gewrichtsuitsteeksel, en bij vezelige kraakbeenkussens tussen
wervellichamen.
Tussenwervelschijven (kussens) scheiden wervels. Vezelig kraakbeen omgeeft een zachte,
elastische en gelatineuze kern waardoor tussenwervelschijven veerkrachtig zijn en als
schokdempers werken. —> wervels kunnen niet met elkaar in contact komen —> geen
beschadigingen.
* Gehernieerde schijf (hernia): als gelatineuze massa binnen schijven degenereren en
schokdempende werking minder e ectief wordt. Dan wordt buitenste vezelige kraakbeen
minder elastisch. Als belasting voldoende groot is kan binnenste massa door omringende
vezelig kraakbeen heen breken en buiten de ruimte tussen wervels uitsteken.
* Bursitis: ontsteking van bursa, het beperkt de bewegingsmogelijkheden.
Rotatorenmanchet: groep spieren (romp, schoudergordel, humerus) die bewegingen van arm
mogelijk maakt.
Ellebooggewricht stabiel doordat: de benige opp van humerus en ulna in elkaar grijpen, het
gewrichtskapsel heel dik is, en het kaspel door stevige banden wordt verstevigd.
Heupgewricht heeft kussentje van kraakbeen, vetkussentje bedekt met synoviaalvlies en centraal
ligament hierdoor kan het niet makkelijk ineengedrukt worden.
Knie werkt als scharnier gewricht, is gecombineerd in 3 gewrichten: 2 tussen femur en tibia
(mediaal en lateraal gewricht) en 1 tussen patella en femur. 2 kussentjes van vezelig kraakbeen:
mediale en laterale menisci (schokbreker en verminderen wrijving). Ligamenten stabiliseren
ventrale, dorsale, mediale en laterale opp van kniegewricht.
* Heupfractuur: vaak bij 60+ als femora door osteoporose zijn verzwakt. Soms gepaard met
luxatie (ontwrichting) heup of bekkenfractuur.
Farmacologie H6
2 soorten pijn:
- Nociceptieve pijn: aanwijsbare fysiologische oorzaak. Via pijnneuronen en ruggenmerg naar
hersenen.
- Neuropathische pijn: door neurologisch probleem. Aandoeningen kunnen zenuwen aantasten
(trigeminusneuralgie = aangezichtspijn, multiple sclerose = MS, diabetische neuropathie). Kan
uiten in hyperalgesie (hevige pijn door prikkel die normaal slechts licht ongemak veroorzaakt),
paresthesie (pijn zonder aanwijsbare oorzaak) en allodynie (pijn door prikkel die normaal geen
pijn veroorzaakt). Symptomen als depressie en angst tot gevolg.
‣ Acute pijn: duurt kort en verdwijnt na bepaalde tijd.
‣ Chronische pijn: duurt 6+ maanden. Vaak door langdurige degeneratieve ziekte.
Aan distale uiteinde a erente nociceptieve neuronen zitten nocireceptoren die reageren op
pijnprikkels —> zenuwimpulsen via ruggenmerg naar hersenen.
Prikkeling pijnreceptor —> nociceptief neuron —>door ruggenmerg via dorsale wortel —>
omhoog lopende neuron —> thalamus —> thalamocorticaal neuron —> cerebrale cortex/
hersenschors.
Vluchten bij pijn/direct na zware verwonding: prikkeling pijnreceptor —> nociceptief neuron —>
door ruggenmerg via opioidachtige peptiden die geleiding pijnsignalen blokkeren —> omhoog
lopende neuronen die pijn info naar hersenen stuurt —> omlaag lopende neuronen die
pijngeleiding remt. Door stimulering afdalende banen waardoor endor ne wordt afgegeven die
pijnprikkel stopt.
Ontsteking: is zorgvuldig geprogrammeerde, niet-speci eke immuunreactie op verwonding,
schadelijke chemische sto en en microbiele ziekteverwekkers. Voorkomt dat ziektekiemen zich
kunnen handhaven/verspreiden, beperkt verdere beschadiging van cellen en weefsel en bevordert
het herstel en genezing. Symptomen: roodheid (rubor), warmte (callor), zwelling (tumor), pijn
(dolor) en verstoring van functie (functio laesa). Bestaat uit 3 processen:
1. Vaatverwijding (door kininen) kleine bloedvaatjes in beschadigde gebied —> toename
bloeddoorstroming. (—> rood en warm).
2. Toename vasculaire permeabiliteit (door kininen)—> plasma (met stollingseiwitten,
immuuneiwitten en kininen) lekt uit kleine bloedvaatjes naar beschadigde gebied. (—> oedeem
—> pijn en functieverlies).
3. Migratie neutro elen uit bloed naar beschadigde gebied.
fi ff ff ff fi fi
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelhollander. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.