Hoofdstuk 7: Structuur en functie van eukaryoten cellen
1. Microscopie
1.1. Lichtmicroscoop (LM)
Robert Hooke ⟶ zag eerste cellen (dood)
Antoni van leeuwenhoek ⟶ zag eerste levende cellen
Werking
Zichtbaar licht ⟶ door de staal ⟶ door de glazen lens ⟶ breekt licht ⟶ beeld van staal wordt
uivergroot
3 parameters:
- Vergroting: verhouding tussen vergrote beeld en ware grootte kan tot 1000 X vergroten
(details niet meer goed zichtbaar)
- Resolutie: maat voor zuiverheid van het beeld (= minimale afstand tussen 2 punten zodat
je ze nog steeds als 2 verschillende punten ziet) (minimum 0.2 µm)
- Contrast: verschil in helderheid tussen lichte en donkere delen
Opmerking
resolutie barrière ⟶ organellen niet zichtbaar door LM
1.2. Elektronen microscoop (EM)
Werking
Bundel e- ⟶ door de staal ⟶ e- hebben kortere golflengte dan licht ⟶ elektromagnetische lens
gedetailleerder
2 soorten:
- SEM (scanning electron microscope)
Bestudeert oppervlakte van de staal (gecoat met dun laagje goud) ⟶ e- worden
weerkaatst en opgevangen door detectors ⟶3D beeld
- TEM (transmission electron microscope)
Bestudeert interne structuren van de cel ⟶ e- worden gemikt op een klein gedeelte van
de staal ⟶ e- bundelen zich in dichte delen ⟶ dichte delen zenden minder e- uit ⟶
patroon van uitgezonde e- ⟶ doorsnede SEM
Voordelen Nadelen
- Resolutie = 2µm = 100x beter als - Cellen sterven
lichtmicroscoop
- Veel gedetailleerder
Opmerking
Fluorescente markers hebben ervoor gezorgd dat we celstructuren nog gedetailleerder kunnen
waarnemen
,2 Celbiologie A.1 – A.7
Afmetingen:
- 100m – 10m: meeste dierlijke en plantaardige cellen
- 10m – 1 m: kern, bacteriën, mitochondriën
- 1m – 100nm: kleinste bacteriën
- 100nm – 10nm: ribosomen, virussen
- 10nm – 1nm: eiwitten, vetten 1cm = 10-2 m
- 1nm – 0,5nm: kleinste moleculen 1mm= 10-3 m
- 0,1nm: atomen 1µm=10-6 m
1nm=10-9 m
1.3. Celfractionering
Cel componenten fractioneren op basis van grootte en dichtheid (density) ⟶ Cellen worden
gehomogeniseerd in een blender ⟶ homogeen mengsel ⟶ mengsel wordt gecentrifugeerd
(meerdere keren met verhoogde snelheid) ⟶ trage snelheid = grote componenten , hoge
snelheid = kleinere componenten (= differentiële centrifuge) ⟶ Losse massa specifieke cel
componenten ⟶ functies makkelijker te identificeren
2. Eukaryoten en prokaryoten
2.1. Verschil Prokaryoten en Eukaryoten
⤷ Bacteriën ⤷ Schimmels
1. Archaea Dieren
Planten
Protisten
2. Eukaryoten (10 – 100 µm) > Prokaryoten (1 – 5 µm)
⤷ Probleem: Krijgen niet genoeg voedingsstoffen binnen
Oplossing: Celcompartimentalisatie ⟶ eukaryote cel wordt door interne membranen in
compartimenten verdeeld om een groter oppervlakte te verkrijgen in de cel
Voordelen:
- Groot oppervlak verkrijgen binnen cel
- Verschillende omgevingen hebben verschillende functies
- Strijdige processen kunnen zich voordoen binnen één cel
,3 Celbiologie A.1 – A.7
Waarom zijn cellen zo klein?
Hoe kleiner de cel hoe groter het oppervlakte-volume ratio
van die cel (per kubieke m inhoud heeft de cel meer
oppervlakte)
Hoe kleiner de cel hoe gunstiger (makkelijk te
transporteren + kunnen meer materialen uitwisselen) tot
op een bepaald punt (te klein voor DNA)
3. Locatie van DNA
Eukaryoten ⟶ DNA in nucleus (dubbel membraan)
Prokaryoten ⟶ DNA in nucleoïde (geen membraan)
4. Cytoplasma
Eukaryoten ⟶ bezit membraan begrensde organellen (verschillende functies)
Prokaryoten ⟶ bezit GEEN membraan begrensde organellen
MAAR het is geen vormloze soep want prokaryoten bezitten regio’s die
omgeven zijn door proteïnen
Opmerking
Cytoplasma (van nucleus tot plasmamembraan, ook organellen) ⟷ cytosol (enkel de vloeistof)
2.2. Gelijkenissen Prokaryoten en Eukaryoten
Alle cellen hebben basiseigenschappen:
- Plasmamembraam (grens die genoeg doorgang van zuurstof, voedingsstoffen en service
verleent aan de hele cel)
- Cytosol (vloeistof waarin celorganellen drijven)
- Chromosomen (DNA dragen)
- Ribosomen (proteïne maken)
Prokaryoot Eukaryoot (dierlijke cel)
, 4 Celbiologie A.1 – A.7
2.3. Eukaryoten cel
Verdeeld in verschillende regio’s ⟶ specifieke metabolische functies coördineren
plasmamembraam en de andere organelmembranen nemen deel in het metabolisme van de
cel⟶ enzymen op membraan ⟶ uniek membraan
⤷ dubbele laag fosfolipiden + verschillende proteïnen ingebed
3. De genetische instructies van de Eukaryoten cel
3.1. Nucleus/celkern: het informatiecentrum
grootte
5 µm
Structuur
Nuclear envelope ( = binnenste + buitenste membraan)
- Dubbel membraam (met elk een lipide dubbellaag) rond kern, houd het content
gescheiden van het cytoplasma
- Geperforeerd met poriën (regelt in- en uitkomst van proteïnen, RNA en macromolecules.)
100 nm
- Buitenste membraan Continu met ER
Kernlamina
- Netachtige serie Eiwitfilamenten = intermediaire filamenten
- Vormbehoud kern door supporteren van kern envelope
Nucleolus/kernlichaampje
- Niet-membraam structuur betrokken bij synthese van ribosomaal RNA
- 1 of meerdere nucleoli
Chromosomen
- Opgerold DNA en proteïnen (zorgt voor spiralisatie DNA) ⟶ om in nucleus te passen
- Chromosomen (wanneer cel gaat delen) ⟷ chromatine (niet opgerold)
Functie
- Opbergen genetisch materiaal
- Synthese van ribosomaal RNA (in nucleolus) + assemblage
1. DNA stuurt instructies in de vorm van rRNA
2. Proteïnen uit het cytoplasma + rRNA ⟶ kleine en grote subeenheid van ribosomen
3. Subeenheden verlaten celkern doorheen kernporie naar cytoplasma
4. Kleine en grote subeenheid vormen ribosoom
- Proteïne synthese
Nucleus maakt duplicatie van DNA in vorm van mRNA dat dan samen met ribosomen
zorgt voor de vorming van polypeptiden
Sommige genen zijn gelegen in mitochondria en chloroplasten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SD100. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.62. You're not tied to anything after your purchase.