Hoofdstuk 1: Inleiding
Behoeften kunnen we op verschillende manieren indelen in categorieën:
Primaire behoeften: voedsel en onderdak
Secundaire behoeften: zaken als televisie, auto en vakantie
Stoffelijke behoeften: tastbaar, zoals een smartphone
Onstoffelijke behoeften: ontastbaar, zoals een theatervoorstelling
Individuele behoeften: wordt door een individu zelf ingevuld, zoals nieuwe kleding
Collectieve behoeften: wordt door de overheid ingevuld, zoals infrastructuur of defensie
Schaarste
Het meest gebruikte middel om behoeften te bevredigen, is geld. Echter hebben de meeste
mensen te weinig geld om al hun wensen te laten vervullen. Dus is geld schaars. Schaarse
middelen noemen we ook wel ‘alternatief aanwendbare middelen’. Ze zijn namelijk aan te
wenden (te gebruiken, in te zetten) voor een tal van mogelijke alternatieven.
Er bestaan ook niet-schaarse goederen. Deze worden ook wel ‘vrije goederen’ genoemd. Dit
zijn goederen die iedereen kosteloos kan gebruiken, zonder dat ze ‘op’ gaan.
Welvaart en welzijn
We kunnen welvaart omschrijven als de mate waarin de schaarste is opgeheven. Dit wordt
vaak afgemeten aan de hoeveelheid geld dat beschikbaar is. Welzijn is het gevoel van
tevredenheid. Om welvaart te meten wordt vaak gekeken naar het bruto binnenlandse
product (BPP) per hoofd. Het BPP is de totale waarde van alle geproduceerde goederen en
diensten die binnen een land worden geproduceerd. Het BPP per hoofd is het BPP van een
land gedeeld door het aantal inwoners. Dit wordt ook wel welvaart in enge zin genoemd.
Veel zaken die een mens wel of niet tevreden en gelukkig kunnen maken, zijn niet
inbegrepen in het BBP per hoofd. Dit soort effecten worden externe effecten genoemd.
Oftewel; positieve of negatieve effecten voor derden (ze zijn niet betrokken bij de voordelen
van groei, maar hebben er wel baat of last van).
Het streven om naast welvaart ook welzijn te berekenen, wordt ook wel welvaart in ruime
zin genoemd.
Inkomen
Je kunt op verschillende manieren inkomen verwerven:
1. Door het leveren van arbeid
2. Beschikbaar stellen van kapitaal (rente op spaargeld of beleggen in aandelen)
3. Door het verhuren van grond (het geld dat je hiervoor ontvangt noemen we pacht)
4. Door het voeren van een eigen onderneming
Alle economische activiteiten die in de officiële statistieken terecht komen, noemen we tot
de formele economie. Activiteiten zoals, doe-het-zelf-klussen of vrijwilligerswerk rekenen we
tot de informele economie.
Consumptie en productie
,Consumptie is het aanwenden van goederen en diensten voor de bevrediging van
behoeften. Zowel consumenten consumeren, maar ook bedrijven en de overheid. Het
beslismoment of men tot consumptie overgaat, is afhankelijk van en aantal factoren.
1. Noodzaak: hoe urgenter de behoefte, hoe meer consumptie (voedsel)
2. Hoogte van het inkomen: hoe hoger het inkomen, hoe eerder je een aankoop kunt doen
3. Hoogte van de rente: je neemt eerder een lening af bij een lage rente dan een hoge
Produceren is het geschikt maken van goederen en diensten voor gebruik. Anders gezegd:
het toevoegen van waarde aan grond- en hulpstoffen, halffabricaten of gereed product of
dienst, zodat deze geschikt kan worden gemaakt voor de verkoop.
Markten
In het dagelijks leven kennen we het begrip markt waar kopers en verkopers elkaar
ontmoeten en producten en/of diensten aan elkaar verkopen. Hierbij spreken we van een
concrete markt. Op een abstracte markt ontmoeten verkoper en koper elkaar niet fysiek,
maar gebeurt dit online (aandelenmarkt, oliemarkt etc). De prijs waartegen een product of
dienst overgaat, noemen we de evenwichtsprijs. De totstandkoming van de evenwichtsprijs
wordt prijsvorming genoemd.
De overheid
De overheid in Nederland bestaat uit het Rijk, de provincies en de gemeenten. In Nederland
kennen we het ‘vrije marktmechanisme’. Dit betekent dat vraag en aanbod de hoogte van de
prijzen en de omvang van de productie bepalen. De overheid bemoeit zich wel met de
economische politiek en tracht bij te sturen waar nodig is.
De functies van de overheid met betrekking tot economie kunnen we indelen in:
1. Allocatiefunctie: bijvoorbeeld rijksinvestering en subsidies
2. Herverdelingsfunctie: Innen van belastingen en verstrekken van uitkeringen/toeslagen
3. Stabilisatiefunctie: sturen van o.a. wetten en regelgeving
De economie kan bekeken worden op verschillende niveaus. We delen de economie op in:
Micro-economie: hierbij wordt gekeken naar het individuele gedrag van consumenten
en producten
Meso-economie: hierbij wordt gekeken naar bedrijfstakken en sectoren
Macro-economie: hierbij wordt gekeken op landelijk niveau in Nederland
Ceteris paribus
Men probeert de economische verschijnselen te verklaren aan de hand van modellen en
theorieën. Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Zo’n model
bestaat uit verschillende variabelen. Een mogelijke variabele is bijvoorbeeld het
rentepercentage. Een term die we bij deze modellen vaak tegen komen is ceteris paribus. Dit
betekent: de overige omstandigheden blijven gelijk. Als men bijvoorbeeld wilt meten
hoeveel bedrijven investeren bij een bepaalde stand van de rente, dan maakt ment een
model waarin alleen de rente en de investeringen mogen veranderen. Als in dit model wordt
verondersteld dat omstandigheden gelijk blijven, dan wordt dat met deze term aangegeven.
Hoofdstuk 2: Banken en kapitaalmarkten
, Geschiedenis
De munten die men vroeger gebruikten hadden een grote waarde. De intrinsieke waarde is
de werkelijke waarde die de munt vertegenwoordigt. Een gouden munt is meer waard dan
een zilveren munt. De nominale waarde is de waarde die eraan toegekend wordt. Soms kost
het meer om een munt te maken dan de munt daadwerkelijk waard is (denk aan 1 cent).
Wanneer de intrinsieke waarde gelijk of groter is dan de nominale waarde, spreken we van
intrinsiek volwaardige munten. Wanneer de intrinsieke waarde kleiner is dan de nominale
waarde, zoals bij onze huidige munten en bankbiljetten het geval is, spreken we van
intrinsiek onvolwaardige munten en bankbiljetten.
Fiduciaire waarde is geld dat zijn waarde niet ontleent aan de materie waaruit het gemaakt
is (intrinsieke waarde zoals bij gouden en zilveren munten), maar aan het vertrouwen dat
er goederen en diensten mee gekocht kunnen worden. De nominale waarde berust dus niet
op een bepaald gewicht en gehalte van edelmetaal maar op het vertrouwen dat
de economische factoren stellen in de waarde van de munteenheid.
Functies van geld
Geld heeft drie functies:
1. Ruilmiddel: in ruil voor geld is bijna alles te koop (ongedifferentieerde koopkracht)
2. Rekeneenheid: geld kan als noemer dienen om de waarde van goederen en diensten uit
te drukken
3. Spaarmiddel: geld kan worden bewaard zonder dat het zijn functie als ruilmiddel verliest
In ieder land is een bepaalde hoeveelheid geld in omloop. Dit wordt de maatschappelijke
geldhoeveelheid genoemd en wordt vaak aangeduid met M1. Definitie M1: het chartale en
girale geld in handen van het publiek.
Chartaal geld: stoffelijk geld, bestaande uit bankbiljetten en munten
Giraal geld: onstoffelijk geld in de vorm van opeisbare vorderingen op geldscheppende
instellingen, waarover per cheque of middel van overschrijving kan worden beschikt
M1: Maatschappelijke of enge Chartaal geld in handen van het publiek
geldhoeveelheid, maar ook primaire + de direct opeisbare vorderingen van
liquiditeitenmassa het publiek op de banken
M2: Secundaire liquiditeitenmassa Niet direct opeisbare vorderingen van
het publiek op de banken met een
looptijd korter dan 2 jaar
M3: Ruime geldhoeveelheid of Optelsom van bovenstaande plus
binnenlandse liquiditeitenmassa aandelen in geldmarktfondsen en korte
schuldbewijzen met looptijd tot 2 jaar
De totale geldhoeveelheid van een land is niet constant. Wanneer de totale geldhoeveelheid
toeneemt, spreken we van materiele geldschepping. Wanneer de totale geldhoeveelheid
afneemt, spreken we van materiele geldvernietiging.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittrolff. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.13. You're not tied to anything after your purchase.