In Gallië leefden veel geromaniseerde volken, de cultuur, de economie en het bestuurd waren
volledig Romeins.
Later in de 5e eeuw kwamen er Germaanse stammen het land binnen stormen, dit deden ze met
zulke grote aantallen dat de meeste mensen op de vlucht gingen. Hierdoor verdwenen de
voedselvoorraden en de economie. Gallië werd overgenomen door de Franken. Zij namen dingen van
de Romeinse cultuur over die ze nuttig vonden.
Vazallen waren heel belangrijk voor de koning, Clovis. Vazallen, ook wel krijgslieden genoemd,
moesten eed van trouw afleggen, dit wilde zeggen dat je de koning zou helpen wanneer hij je nodig
had. Wanneer de krijgslieden een gebied veroverd hadden beloonde Clovis hen met de buit
gemaakte goederen. Ook op administratief gebied had hij hulp nodig, ook deze mensen werden
vazallen genoemd en ook zij werden onderhouden in ruil voor eed van trouw: in ruil voor buit of
levensonderhoud waren zij de koning verplicht bij te staan met ‘’raad en daad’’
Na de dood van Clovis werd het land verdeeld onder zijn zoons. Het koningschap was erfelijk maar
kon elk moment worden betwist. Uiteindelijk kwam de macht in handen van Karel Martel. Hij moest
vaak strijd leveren en hiervoor had hij ruiters nodig. Hij beloonde hen met een stuk land, land was
heel waardevol in de middeleeuwen omdat het je een vast inkomen gaf, hiervoor in ruil moest de
ridder eed van trouw afleggen. Wanneer de leenman overleed kwam het stuk land weer in handen
van de leenheer. Voor de leenheer had het leenstelsel als voordeel dat hij altijd steun had van zijn
leenmanen en zij er ook op toe zagen dat de wetten en regels werden nageleefd. Voor de leenman
had het als voordeel dat hij altijd inkomen had.
Onder Karel de Grote werd het leenstelsel verder uitgebouwd. Hij verdeelde het land in ongeveer 400
graafschappen, de graven waren verantwoordelijk voor deze gebieden. De graven werden
gecontroleerd door zendgraven. Er waren ook nog Markgraven die de grensgebieden moesten
verdedigen tegen invallen.
Nadat Karel de Grote de paus twee keer had bijgestaan werd hij in 800 uitgeroepen tot keizer.
Hierdoor werd Karel beschouwd als opvolger van de West-Romeinse keizers.
Er waren ook nadelen aan het leenstelsel. Wanneer de leenman zou komen te overlijden wilde hij zijn
land overdragen aan zijn zoon. De koning kwam voor een keuze te staan: het toelaten dat het gebied
erfelijk werd met als gevolg dat hij de controle verloor of niet toestaan en het vervolgens tot een
conflict laten komen. Grote keizers zoals Karel de Grote konden hun leenmannen goed onder controle
houden maar onder zijn opvolgers ging het mis en werden de leenmannen steeds machtiger. De
leenmannen ging ook weer soort achterleenmannen benoemen die wel eed van trouw aan de
leenman aflegden maar niet aan de koning, de leenheer.
Vanuit zee werd de macht van de Frankische vorsten ook bedreigd. Noormannen hadden in hun eigen
gebied niet genoeg geld en voedsel, daarom gingen ze op plundertochten in het welvarende
Frankische rijk. Opvolgers van Karel de Grote lieten de Noormannen hun land binnen in hoop dat ze
bondgenoten werden i.p.v. vijanden. Noorman Rollo slaagde erin om een gebied in leen te krijgen.
Officieel was Rollo leenman maar in praktijk deed hij precies wat hij zelf wilde.
, §3.2
De steden in het Romeinse rijk waren voornamelijk agratrisch-urbane samenlevingen. Dat wil zeggen
dat de meeste mensen van de landbouw leven maar er ook mensen in kleine steden leven die leven
van handel en nijverheid.
Door Germaanse invallen werden villa’s onbewoond en daalde de voedselproductie. Veel mensen
verlieten daarom de stad en gingen op het plattenland wonen. Veel boeren konden alleen nog blijven
bestaan als ze zich onder bescherming van een grootgrondbezitter stellen. Hierdoor raakte ze wel hun
vrijheid en eigen akkers kwijt. Er was een agrarisch-autarkische samenleving ontstaan, die vooral
gericht was op voedselproductie.
Vrijen waren vrije boeren die werkte op eigen grond of op gebied van de landheer. De pacht hiervoor
betaalde ze met een deel van de opbrengst( in producten). Een vrije had ook plichten zoals de
heervaart. De heervaart gaf de verplichting dat je de heer moest steunen op het slagveld. Dit
betekende ook dat je je land lang achter moest laten. Daarom gaven veel vrije hun status op en
werden horigen onder de bescherming van een lokale heer. In ruil daarvoor gaven zij de lokale heer
een deel van de oogst en bewerkte zijn akkers. De slaven die werden vrijgelaten werden ook tot
horigheid benoemt. Het voordeel was hiervan dat slaven harder zouden werken nu ze ook zelf
opbrengst mochten houden en ook pacht moesten betalen.
In Noord-Europa bestond een landgoed vaak uit 2 dele: vroonland en hoevenland. Het vroonland was
het deel dat door de edelman zelf word beheerd. Het centrum hiervan was het vroonhof, hier stond
het kasteel. Het vroonland werd onderhouden door de horigen. De rest van het domein was
hoevenland en was verdeeld over verschillende boerderijen. Deze hoeven konden gepacht worden
door vrijen en horigen, die hun pacht dan betaald met een deel van de oogst. Doordat er bijna geen
handel was, was het belangrijk dat je zelfvoorzienend kon leven, in een autarkie, dit wilde zeggen dat
je alleen afhankelijk was van je eigen domein en niet van de buitenwereld. Er waren ook boeren die
zich specialiseerden in alles wat er in een kleine gemeenschap nodig was. Dit systeem van kleine
boerengemeenschappen die leven en werken op het grondgebied van een heer noem je het
hofstelsel.
Niet alle handel was weggevallen. Dorestad lag in een splitsing van twee rivieren en dat is een
gunstige plek om handel te drijven. Dit trok dan ook veel ambachtslieden aan, zij maakte
gebruiksvoorwerpen en sieraden van de aangevoerde materialen. Dorestad was een belangrijke
handelsplaats. Omdat de bevolking ook moest worden gevoed, werden er boeren aangetrokken
zodat ook de landbouw kon opbloeien. Het belang van Dorestad als economisch centrum blijkt vooral
uit het bezit van de munt . omdat Dorestad zo welvarend was, was het ook aantrekkelijk voor de
Noormannen die het dan ook verschillende keren overvallen heeft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pimmeesters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.