Bank en financiewezen: inleiding tot financiële modellen (D0H18A)
All documents for this subject (5)
2
reviews
By: jensdecree • 6 months ago
By: maudschruers • 8 months ago
Seller
Follow
jakobiengoffin
Reviews received
Content preview
Samenvatting: Bank- en financiewezen
Opmerking: op het examen rond je tussendoor niet af, behalve:
1) Interestvoeten
2) Annuïteitsfactoren:
3) Duration
Deze uitzondering rond je steeds af op 4 cijfers na de komma, voordat je er mee verder werkt!
H1: De bankbalans
Het vertrekpunt van de cursus is de bank, meer bepaald de bankbalans….
De bank oefent verschillende taken uit:
1) Intermediatiefunctie: fondsen aantrekken van spaarders om kredieten te verlenen aan
ontleners (= hoofdtaak)
2) Buitenbalansactiviteiten: alle andere functies naast de intermediatiefunctie, bv.
beleggingsadvies, vermogensbeheer, … (< resultatenrekeningen)
Voordeel: deze activiteiten vallen niet onder de wettelijke eigenvermogensvereisten!
Bank-based economy: het faillissement van een bank gaat een veel grotere impact hebben op de
maatschappij dan het faillissement van bv. een industrieel bedrijf
Market-based economy: door aandelen op de markt te verkopen, kunnen bedrijven geld verkrijgen
De bankbalans:
De vereenvoudigde voorstelling van de bankbalans ( = aggregeerde bankbalans):
Belangrijk om te onthouden:
Deposito’s → passiva
Kredieten → activa
Toelichting van de actiefposten:
1) Vaste activa:
• Materiële (tastbaar): gebouwen, IT infrastructuur, kluizen, …
• Financiële: deelnemingen in andere ondernemingen
• Oprichtingskosten en immateriële vaste activa: know-how en reputatie!
Opmerking: voornamelijk de reputatie van een bank is van groot belang: vermijden van een bankrun
Als mensen vermoeden dat het slecht gaat met een bank, worden ze onzeker en gaan ze zoveel
mogelijk geld proberen af te halen en dit met velen tegelijk → faillissement
, 2) Effectenportefeuille = effecten* waarin de bank haar middelen belegd
• Overheidspapier: staatsbon, schatkistcertificaat & OLO
• Aandelen
• Obligaties
*Een effect = een verhandelbaar financieel instrument uitgegeven door vennootschappen of de
overheid dat een bewijs vertegenwoordigt van kapitaalinbreng of een lening
3) Kredieten = leningen uitgegeven door de bank
• Aan particulieren: bv. hypothecair krediet met onderpand, consumentenkrediet, …
• Aan bedrijven: bv. kaskrediet, investeringskrediet, …
• Aan overheden: bv. banklening
4) Kasgelden = cash of andere zeer liquide* instrumenten om te kunnen voldoen aan
onmiddellijke opvraging van deposito’s (minimum wettelijk bepaald)
*Een liquide instrument kan op zeer KT en zonder groot waardeverlies in cash worden omgezet
5) Interbankvorderingen = gelden die de bank tegoed heeft van andere financiële instellingen
(interbankennetwerk & interbankenmarkt)
Toelichting van de passiefposten:
1) Eigen vermogen = middelen die onvoorwaardelijk ter beschikking staan om verliezen op te
vangen
• Buffer om verschillende bankrisico’s op te vangen
• Wettelijk bepaalde eigenvermogensvereisten (< bankregulator)
2) Achtergestelde schulden = schulden die pas moeten worden terugbetaald na terugbetaling
van andere bankschulden (maar voor aandelen)
3) Deposito’s = gelden geplaatst bij bank door spaarders (particulieren, overheden & bedrijven)
• Zichtdeposito
• Termijndeposito
• Spaardeposito
• Vergoeding voor spaarders: interest
4) In schuldbewijzen belichaamde schulden = effecten uitgegeven door de bank (particulieren)
• Kasbon en kapitalisatiebon
• Obligatie
• Depositobewijs
5) Interbankschulden = gelden die bank verschuldigd is aan andere financiële instellingen
Opmerkingen bij de bankbalans:
De bankbalans verschilt op twee belangrijke punten van de balans van ondernemingen omwille van
de intermediatie-activiteit (= omzetten van spaarmiddelen van spaarders in leningen aan ontleners):
• AZ bankbalans: kredieten <-> AZ niet-financiële onderneming: investeringen in VA en
werkkapitaal
• PZ bankbalans: deposito’s <-> PZ niet-financiële onderneming: EV en schulden aan banken,
leveranciers en/of beleggers
,H2: Kennismaking met methoden van interestberekening & diverse financiële
producten
Inleiding:
De grootte van de interestvergoeding I is afhankelijk van meerdere factoren:
• De grootte van het uitgeleende kapitaal V0: I is meestal evenredig met de grootte van V0
• De interestvoet i = de interestvergoeding per kapitaaleenheid en per beleggingsperiode
• Aantal beleggingsperioden n: hoe langer de beleggingsduur, hoe groter de rentevergoeding
➢ Kan gekozen worden als een jaar, een semester, een trimester, …
➢ De interestvoet neemt dezelfde ‘tijdsduur’ aan
• De wijze van interestberekening:
➢ Enkelvoudige interestberekening: de interest wordt niet herbelegd
➢ Samengestelde interestberekening: de interest wordt herbelegd
Geld heeft een tijdswaarde: 1 euro nu ≠ 1 euro in de toekomst (men verkiest 1 euro nu)
1) Inflatie: de belegger wil vergoed worden voor stijgende prijzen (koopkrachtverlies)
2) Reële interest: de belegger wil vergoed worden voor zijn voorlopige ontzegging van
consumptie en opbrengsten op alternatieve investeringen (‘gemiste kansen’)
Rentevoet = som van reële interest + de inflatiefactor → (nominale) interestvoet is meestal positief
De actuele waarde V0 & slotwaarde Vn:
Actuele waarde V0 → actualiseren
Hoeveel moet iemand vandaag beleggen aan een interestvoet i om na n perioden een bedrag Vn te
bekomen?
Slotwaarde Vn → oprenten
Als iemand vandaag een kapitaal V0 belegt aan een interestvoet i, hoeveel ontvangt die persoon na n
perioden?
Deze berekeningen zijn verschillend voor enkelvoudige en samengestelde interestberekening!
, Enkelvoudige interestberekening:
Berekening van de slotwaarde van een kapitaal:
Enkelvoudige interestberekening: de verworven interest wordt niet herbelegd!
De interest per periode = V0 · i
→ De slotwaarde na n perioden: Vn = V0 · (1 + i · n)
Berekening van de actuele waarde van een kapitaal:
Enkelvoudige interestberekening: de verworven interest wordt niet herbelegd!
𝑉𝑛
→ De actuele waarde van een n perioden belegging: V0 =
1+ i ·n
Praktijkvoorbeelden:
In principe geldt enkelvoudige interestberekening voor financiële instrumenten met looptijd < 1j. !
1) Zichtdeposito
= overeenkomst waarbij afgehaalde en gestorte bedragen op dezelfde rekening worden
geboekt zodat alleen het saldo bij afsluiting van de rekening opeisbaar wordt (nettobedrag)
➢ Afgesloten in kader van kredietfaciliteit: mag in het rood gaan MAAR hoge kosten
➢ Rekening-courant → bedrijven
➢ Persoonlijke zichtrekening → particulieren
➢ Elke zichtrekening heeft een uniek IBAN-nummer: BExx xxxx xxxx xxxx
➢ Betaalinstrument (<-> spaardeposito)
2) Termijndeposito
= rekening met vaste termijn → hogere rentevoet door garantie van bedrag voor die termijn
➢ Rentevoet voor hele duur van de belegging wordt bij aanvang vastgelegd
➢ Renteverrekening gebeurt jaarlijks of enkel op de vervaldag
➢ 30% RV te betalen op verworven interest: inetto = ibruto · (1 – RV)
3) Spaardeposito
= spaargelden die zonder een bepaalde termijn worden geplaatst ( dadelijk opvraagbaar)
➢ Gereglementeerde spaardeposito:
o Tegoeden vallen onder het depositogarantiestelsel: max. €100 000 per
rekening per bank gegarandeerd
o Eerste €980 is vrijgesteld van 15% RV: bronheffing OF eigen
verantwoordelijkheid bij totaal bedrag van meerdere banken > €980
o Minimale maximale rente ligt wettelijk vast:
1. Basisrente = rente verworden ongeacht de spaartermijn
2. Getrouwheidspremie = enkel verworven voor bedragen die 12
opeenvolgende maanden op de rekening blijven staan
➢ Hoogrentende spaardeposito:
o Geen schijf vrijgesteld van 30% RV → hogere basisrente
o Er is enkel een basisrente waarvan de hoogte niet wettelijk bepaald is
o Tegoeden vallen onder het depositogarantiestelsel: max. €100 000 per
rekening per bank gegarandeerd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jakobiengoffin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.44. You're not tied to anything after your purchase.