100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
abstract anatomy $3.22
Add to cart

Other

abstract anatomy

 1458 views  9 purchases
  • Course
  • Institution

Boek: Pearson, Martini, fundamentals of anatomy en physiology, ninth edition

Preview 5 out of 42  pages

  • February 27, 2012
  • 42
  • 2011/2012
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Weefsel:
Hitstologie is de leer van het weefsel.

Molecuulcelweefselorgaanorgaansysteemorganisme

Weefsel: cellen die gelijk zijn qua structuur en een gemeenschappelijke of
gerelateerde functie hebben.

Verschillende weefsels:
Epitheel weefsel
Bindweefsel
Spierweefsel
Zenuwweefsel

Epitheel weefsel:
Dit weefsel is onder te verdelen in:
Oppervlakte epitheel (bedekt interne en externe oppervlakte en holte. Functie:
bescherming, permiabilitieit, gevoel).
Glandulair epitheel (zijn structuren die een klierfunctie hebben. Functie: secretie.

De epitheel cellen zitten erg dicht op elkaar (goed voor bescherming).
De organellen en andere cytoplasmatische delen zijn anders verdeeld tussen het
epitheele weefsels (polariteit).
Epitheel weefsel is avasculair. Basal lamina verbind het epitheel met onderliggend
weefsel. Het epitheel weefsel aan debuitenkant wordt vaker vervangen dan andere
cellen.

Bindweefsel:
Is nooit in direct contact met de buitenwereld.

Bouw:
Grondsubstantie en vezels (matrix) en cellen.
Grondsubstantie: interstitiele vloeistof (vloeistof tussen cellen. Water, mineralen en
zouten). Proteoglycanen (binden watermoleculen). Glycoproteine (bind aan suiker).
Vezels: collageen, elastine en reticulair.

Bindweefsel is onder te verdelen in:
Bindweefsel in engere zin
Steunbindweefsel
Vloeibaarbindweefsel

Bindweefsel in engere zin:
Losmazig:
1. Areolair: alle vezels met willekeurig verloop (lage dichtheid). Fibroblasten,
macrofagen, witte bloedcellen, vetcellen en mestcellen. Functie: bescherming,
transport, opslag, vocht vasthouden en verbinding.

2. Adipeus: goed doorbloed (hoge dichtheid). Vetcellen. Fuctie: opslag, isolatie,
schokdemping en steun.

,3. Reticulair: reticulaire vezels (lage dichtheid). Fibroblasten en gespecialiseerde
funcionele cellen. Functie: vangnet voor bijvoorbeeld bloedcellen en levercellen.

Dicht en vezelig:
4: Regulair: vooral collagene vezels, maar ook elastine vezels (geordend).
Fibroblasten. Functie: steun tegen trekbelasting in specifieke richting en verbinding.

5: Irregulair: vooral collagene vezels, maar ook elasine vezels (ongeordend).
Fibroblasten. Functie: stuen tegen trekbelasting in alle richtingen en verbinding.

6: Elastisch: vooral elastine vezels maar ook collagene bundels. Fibroblasten.
Functie: elastishce verbinding en stabilisering.


Steunbindweefsel: bot en kraakbeen.

Vloeibaarbindweefsel: bloed.

Bindweefsel in en rond organen en orgaansystemen:

Huid en fascii: epidermis (epitheel), dermis (areolair, irregulair en elastisch) en
subcutis (areolair en adipeus).
Fuctie: opslag, isolatie, verbinding, steun en bescherming.

Spier en pees: pezen (regulair), aponeurose (regulair), bindweefselhoezen
(irregulair), bursae (irregulair en adipeus), retinaculae (irregulair), vet (adipeus).
Functie: isolatie en treksteun.

Bot en kraakbeen: bot en kraakbeen.
Functie: verbinding en steun.

Gewrichten: banden en ligamenten (regulair), kapsel (irregulair) en synoviaal
membraan (areaolair en eptiheel).
Functie: trekvast, bescherming, steun en verbinding.

Bloedvaten en zenuwen: bindweefselhoezen (irregulair), hartzakje (irregulair en
areolair), hersenvliezen (areolair en irregulair) en bloed (vloeibaar bindweefsel).
Functie: verbinding, transport, bescherming en steun.

Weefselbeschadiging en herstel:
Regeneratievermogen: het vermogen om te herstellen.

Inflamatie: mestcellen en macrofagen maken ontstekingsvrij.
Organisatie en herstel van bloedvoorziening.
Regeneratie en fibrose.

Glad spierweefsel en regulair weefsel herstelt matig. Zenuwweefsel herstelt niet of
nauwelijks.

,Botweefsel:
Onderverdeling van de botten:
1: lange botten.
2: platte botten.
3: sutural botten.
4: korte botten.
5: sesamoid botten.
6: irregeluaire botten.

Bouw pijpbeen:




Elke uiteinde heeft Epifyse (roodbeenmerg).
Tussen de epifyse en de diafyse ligt de metafyse.
In het midden zit de diafyse (geelbeenmerg).
De buitenkant van het bot is fibreus en zorgt voor bescherming. In de binnenlaag
vind groei plaats van het bot.

Periost is de buitenbekleding van het botweefsel en is vasculair en zit om de diafyse.
Perichondrium is de beklding van het kraakbeen en zit om de epifyse.

Spongineusbot, compactbot, hyalien kraakbeen en perichondrium.
Endosteum, compactbot en periost.

Het kraakbeen:
Kraakbeen is avasculair

Cellen:
Chondroblasten en chondrocyten.

Matrix:
Grondsubstanite: chondroitienesulfaat
Vezels:

,Er bestaat fibreus kraakbeen (een paar ogen) (tussen de wervels) en hyalien
kraakbeen (meerdere ogen bij elkaar) ( tussen pijpbeenderen).
Wanneer het hyalien kraakbeen verdwijnt of afneemt kunnen de botten tegen elkaar
komen en gaan slijten.

Het bot:
Botweefsel is wel vasculair.
Cellen:
Osteoblasten, osteocyten en osteoclasten.

Matrix:
Grondsubstantie:
Vezels:

De matrix is onderverdeeld in:
Osteoid (organisch, is er sterk en flexibel):
Colagene vezels en glycosaminoglycanen.

Hydroxyapatiet (anorganisch, is hard maar onflexibel):
Calciumfosfaten, natrium, magnesium en carbonaten.

Er zijn twee type verbening:
Echondraal: vooral de pijpbeenderen en wervels. Het bot groeit vanuit hyalien
kraakbeen. Via het bloed en het interstitieel vocht komen de voorlopers van de
osteoblasten en de osteocyten in het kraakbeenweefsel terecht. Zij beginnen
calciumfosfaatkristallen te produceren en zorgen er dus voor dat het kraakbeen
omgezet wordt tot botweefsel.
De enchondrale verbening start midden in het te vervangen kraakbeen. Deze
verbeningskern wordt de primaire verbeningskern genoemd. Later ontstaat er ook
een secundaire verbeningskern aan de uiteinden van het bot. Rond de geboorte start
de verbening in de secundaire verbeningskernen. Deze bevinden zich in de uiteinden
van het been, voorbij de groeischijven. Van hieruit gaat de verbening in alle
richtingen. De verbening stopt vlak voor het gewrichtskraakbeen/ de groeischijven.

Intrmembraneus: vooral de schedelbotten (platte botten). Het bot groeit vanuit
fibreuze membranen. 1: mesenchymal cellen komen samen en veranderen in
osteoblasten en beginnen het ossificatieproces. Doormiddel van spicules (verdere
uitbreiding) komt het ossificatieproces nu ook buiten het ossificatie centrum. 2: na
een tijdje komen de spicules bijelkaar en sluiten daarmee bloedvaten in. ( de cellen
hebben veel zuurstof nodig). 3: Uiteindelijk bestat het alleen maar uit sponsineus bot.
Door remoddelering rond de bloedvaten kunnen er osteonen ontstaan die typisch zijn
voor compact bot. Wanneer de groei vermindert, wordt het weefsel rond het bot
georganiseert in een fibreus laagje periosteum. De osteoblasten aan de buitenkant
worden minder actief.

Groei van het kraakbeen kan op 2 manieren:
1: appostitioneel (vanuit het perichondrium).
2: interstitieel (vanuit lacanae).

, Postnatale groei:
Breedtegroei: appositionele groei vanuit periost. Nieuwe laagjes kraakbeen worden
toegevoegd aan de reeds bestaande. De osteoblasten aan de buitenkant vervangen
osteoblasten aan de binnekant.

Lengtegroei: dit gebeurt in de uiteindes van de botten. Lengtegroei vindt plaats aan
de uiteinden van onze lange botten, de
pijpbeenderen. Daar zitten groeischijven van kraakbeen.
Deze verbenen aan de uiteinden, terwijl er tegelijkertijd nieuw kraakbeen wordt
gevormd.

Botremodellering vind altijd plaats, het hele leven door. Het vervangt de matrix maar
kan het bot onveranderd laten, de vorm veranderen, de interne architectuur en de
minerale structuur. In dit proces worden oude mineralen uit het bot gehaald en
nieuwe er in gezet.

Groeihormonen:
1: Oestrogeen.
2: Testosteron.
3: Voeding.

Effect van groeihormoon:
Eiwitsynthese gaat omhoog.
Koolhydraat afbraak wordt vermindert en opname glucose wordt vermindert.
Gluconeogenese
Vetmetabolisme gaat omhoog.
De lengtegroei van het bot neemt toe.
Mineralisatie van het bot neemt toe.
Spierhypertrofie.

Te lage calcium:
PTH zorgt ervoor dat de darmen calcium absorberen en dat de nieren geen calcium
uitscheiden. Daarnaast zorgen de osteoclasten er voor dat calcium uit het bot wordt
gehaald.

Wanneer er stress plaats in het bot, dan sturen de mineralen elektrische signalen
waar de osteoblasten opafkomen.

Osteoporose is botontkalking, en zorgt voor fracturen vooral in wervels, heupen en
polsen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MartijnvanDorp1992. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.22  9x  sold
  • (0)
Add to cart
Added