Deze samenvatting bevat de theorie voor het vak Jaarrekening 2.1. (Word-document!) Onderstaande hoofdstukken zijn behandeld. - H1 Externe verslaggeving - H3 Verslaggevingsprincipes van de boekhoudkundige waarde- en winstbepaling - H4 Regelgevers en toezichthouders - H5 Regelgeving: materiële en fo...
Doelstellingen van een organisatie:
Behalen winst
Verkrijgen van bepaalde marktpositie
Leveren van bijdrage aan het maatschappelijke verantwoordelijkheden, bijv. werkgelegenheid
en zorg voor schoon milieu
Belanghebbenden van een organisatie:
leiding en haar overige werknemers * afnemers en leveranciers
aandeelhouders (eigenaren organisatie) * Fiscus
banken en beleggers * Vakbonden
CONSUMENT = geen belanghebbende!!
Interne informatieverschaffing/management accounting: gericht op de informatiebehoefte van de
leiding voor het nemen van beslissingen en het beheersen van het bedrijfsproces.
Externe informatieverschaffing/financial accounting: gericht op de informatiebehoefte van derden
voor hun oordeelsvorming en/of besluitvorming ten aanzien van de organisatie.
-> inzicht geven in vermogen en resultaat onderneming -> verantwoording -> informatie
Intern Extern
Wettelijke voorschriften Nee Ja
Mate informatieverschaffing Doorlopend Periodiek
Detaillering informatie gedetailleerd Globaal
Tijdstip berichtgeving Vrij snel Later
Mogelijke neiging creative accounting Nee Ja
Snelheid boven Accuraatheid boven
accuraatheid snelheid
Fiscale jaarrekening: Deze is bedoeld voor de Fiscus! Bij de fiscale jaarrekening wordt het liefst zo’n
laag mogelijke winst gezien; bij de interne en de externe jaarrekening het liefst een zo’n hoog
mogelijke winst.
Externe verslaggeving: inzicht geven in het vermogen en het resultaat van de onderneming.
Het kapstokartikel: art 362
De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden
beschouwd, een zodanig inzicht, dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het
vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de
solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon.
Voorzieningen -> VREEMD VERMOGEN (apart vermeld)
1
,De winst over een bepaalde periode kan op twee manieren worden berekend:
-Vanuit de resultatenrekening, als het verschil tussen opbrengsten en kosten
-Vanuit de balans, via de vermogensvergelijking (EV eind – EV begin – kapitaalstortingen (bv.
Opbrengst aandelenemissie) + kapitaalonttrekkingen (bv. Het uitkeren van dividend))
De kernfunctie van de jaarrekening ligt op het vlak van de vermogens- en winstbepaling.
Rentabiliteit: als het resultaat wordt gerelateerd aan het vermogen waarmee resultaat is gehaald.
Solvabiliteit: de mate waarin de onderneming in staat is aan haar verplichtingen jegens de
schuldeisers te voldoen. Hoe groter het ev, des te beter de solvabiliteit.
����� �������� / ������ �������� (deze moet tenminste ⅓ of ¼ zijn)
Achterstelde lening: Een lening waarbij wordt afgelost als aan ander verplichtingen is gedaan.
Liquiditeit (de mate waarin onderneming in staat is aan lopende betalingsverplichtingen te voldoen)
Current ratio = ��������� ������ / ����������� �������ℎ������ (deze moet minimaal 1,5 a 2 zijn)
Hoge current ratio = te veel voorraad of te veel geld.
De verslaggeving evolueert mee met de ondernemingen zijn positie in de samenleving:
* Bezitsmodel, hierbij is geen sprake van scheiding tussen leiding en eigendom. Doel is het vergroten
van het kapitaal van de ondernemer. De ondernemer en de fiscus zijn de voornaamste
belanghebbenden. -> bijv. directeur, enige aandeelhouder, eenmanszaak
* Het klassieke of gesloten model. Hierbij is er een scheiding tussen leiding en eigendom. Eigendom is
in de handen van aandeelhouders. Je hebt twee partijen namelijk de kapitaalverschaffer en de
kapitaalbeheerder. -> De belangrijkste functie is verantwoording afleggen aan de aandeelhouders.
* Het moderne of openmodel. Hierbij ziet men de onderneming als een coalitie van meerdere
belanghebbenden zoals kapitaalbeheerders, kapitaalverschaffers, vakbonden, werknemers,
potentiële beleggers en de overheid. De jaarrekening heeft hiernaast een verantwoordingsfunctie
ook een beslissingsondersteunende functie en een informatiefunctie.
Om de informatie functie en verantwoordingsfunctie goed te kunnen vervullen dient de jaarrekening
te voldoen aan 4 kwaliteitseisen: -> 4 x de R
• Begrijpelijkheid; Te begrijpen voor een financieel-economisch geschoolde lezer.
• Relevantie; De jaarrekening moet nuttige cijfers weergeven waar de gebruiker iets mee kan.
• Betrouwbaarheid; De gebruiker moet er vanuit kunnen gaan dat de cijfers een betrouwbaar
beeld geven van de financiële positie van de onderneming.
• Vergelijkbaarheid; De cijfers moeten vergelijkbaar zijn door cijfers van opeenvolgende jaren
naast elkaar te leggen. Dit heet tijdsvergelijking .Of door de cijfers te vergelijken met de cijfers
van een vergelijkbare onderneming in dezelfde periode. Dit heet bedrijfsvergelijking.
2
,Creativeaccounting
- Winstegalisatie: de winst wordt over het jaar geëgaliseerd. Voordeel: beleggers hechten waarde aan
een stabiele winst.
-Taking abath-strategie: het verlies nóg groter maken, zodat het volgend jaar positiever lijkt.
- winststuring: neutrale benaming voor creative accounting
- earnings management: de ondernemer heeft de mogelijkheid om bepaalde
verslaggevingsalternatieven door te voeren die de winst beïnvloeden om specifieke doelstellingen te
behalen.
Windowdressing: net voor balansdatum kortlopende schulden aflossen.
Deductie: vorm van normatief onderzoek waarbij aanwijzingen aan de praktijk worden gegeven.
Inductie: vorm van beschrijvend onderzoek die de praktijk probeert te verklaren en te voorspellen.
3
, H3 Verslaggevingsprincipes van de boekhoudkundige waarde-
en winstbepaling
Verslaggevingsprincipes:
Accountancyprincipes:
Toerekening: opbrengsten en kosten moeten aan de juiste periode worden toegerekend.
Het kasstelsel wordt vervangen door het transactiestelsel, in de balans komen
overloopposten om het perioderesultaat zo goed mogelijk af te grenzen.
dynamische waardebepaling: waardering in het kader van juiste winstbepaling
statische waardebepaling: balans een juist beeld te geven van het vermogen.
monisten: de balans kan maar één functie vervullen; vermogensbepalend óf winstbepalend.
dualisten: achten het wel mogelijk dat een balans beide functies tegelijk vervult.
Realisatieprincipe: winsten zijn op verkopen gerealiseerd als verkoop en levering hebben
plaatsgevonden. -> opbrengsten
economisch eigendom: risico van waardeveranderingen van het verkochte goed definitief is
overgegaan op de koper.
uitzonderingen:
1. Langlopende werken, eigenlijk pas winst nemen bij opleveren. Tegenwoordig is het
verantwoord dat je bij langlopende werken al winst mag nemen voordat het werk is
opgeleverd.
2. effecten, bij waardering tegen aanschafprijs komen de belegginsprestaties van
onderneming niet uit de verf. Waardering op beurswaarde geeft een juister beeld.
3. valutaresultaten, indien onderneming een vordering of schuld heeft die luidt in
vreemde valuta, zou bij voordelige koersveranderingen volgens realisatieprincipe
winstneming uitgesteld dienen te worden tot de vordering of schuld is afgewikkeld. Het
realisatieprincipe wordt buitenspel gezet en ongerealiseerde winsten worden in resultaat
opgenomen.
Matchingprincipe / causaliteitsbeginsel: kosten worden toegerekend aan periode waarin de
daaruit voorvloeiende opbrengsten ontstaan.
Product matching: uitgaven worden toegerekend aan producten en geactiveerd
onder de voorraden.
Period matching: uitgaven worden geactiveerd op de balans maar niet onder de
voorraden. De geactiveerde uitgaven worden via afschrijvingen toegerekend aan
perioden waaraan uitgaven dienstbaar zijn.
Product- en period matching zijn allebei toepassingen van het matchingbeginsel, waarbij
productmatching de uitgaven toerekent aan de producten en deze activeert onder de voorraden, en
period matching de uitgaven ook activeert, echter niet onder de voorraden. Vervolgens worden deze
uitgaven via afschrijvingen toegerekend aan de periode waaraan de uitgaven dienstbaar zijn.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Econoompje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.